Nieuwe bedrijfsbeëindigingsregeling 11
1148
Bedrijfsbeëindiging tegen vergoeding van tien maal
de pachtwaarde van de grond
Bedrijfsbeëindigingsregeling I
VERLENGING VAN DE MOND
EN KLAUWZEERMAATREGELEN
IN HET ZUIDEN DES LANDS
WIJZIGING OP ONTWERP-ZAAIZAAD
Ev PLANTGOEDWET
BIJ TWEEDE KAMER INGEDIEND
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
HET Bestuur an de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw maakt thans
officieel bekend, dat met ingang van 1 januari 1966 aanvragen kunnen worden ingediend tot toe
kenning van een vergoeding voor beëindiging van landbouwbedrijven volgens de regeling II. Deze
nieuwe regeling is in tegenstelling tot de bekende bedrijfsbeëindigingsregeling I niet gebonden
aan leeftijds- of inkomensgrenzen en werkt op andere voorwaarden.
Deze regeling houdt namelijk in, dat een agrarisch ondernemer in aanmerking kan komen voor
een beëindigingsvergoeding van tien maal de geschatte pachtwaarde van alle tot zijn bedrijf beho-
rende gronden (zonder gebouwen). Bij het beëindigen van het bedrijf dient de eigenaar-gebruiker
dlan zijn grond te verkopen aan de Stichting Beheer Landbouwgronden. De eigenaar-verpachter kan zijn
pachtgrond eveneens aan de S.B.L. verkopen, maar hij kan in gevallen van structurele verbetering van
aïe landbouw de grond ook opnieuw verpachten.
Aanvragen kunnen worden ingediend op daarvoor bestemde formulieren die bij de Districtsbureau-
houders verkrijgbaar zijn. Het bestuur van het Fonds wil eventuele gegadigden er thans evenwel reeds
nadrukkelijk op wijzen, dat de afwikkeling van aanvragen geruime tijd zal vergen. De verkoop aan
ée S.B.L. zal namelijk wel onmiddellijk, nadat overeenstemming is bereikt tussen S.B.L. en verkoper,
iot stand kunnen komen doch de aanvaarding in gebruik zal in het algemeen door de S.B.L. eerst
irovenoogst (stoppelbloot) of, voor grasland, aan het begin van het weidescizoen. kunnen geschie
den Degenen, die een aanvrage indienen zijn er derhalve verantwoordelijk voor de tot het bedrijf
behorende eigendomsgronden in goede staat te houden tot rovenoogst.
De beëindigingsovereenkomst met het Fonds kan echter reeds gesleten worden zodra aan alle voor
waarden is voldaan, waaronder verkoop van de eigendomsgronden aan de S.B.L. en goedkeuring
van nieuwe pachters van pachtgronden door het Fonds. De vergoeding wordt uitbetaald in vijf jaar
lijkse termijnen.
ONS COMMENTAAR
ZOALS uit bovenstaande persbericht blijkt, wordt per 1 januari 1966 de beëindigingsregeling II
van kracht. De regeling I blijft (behoudens aanpassing van de uitkeringen aan de indexcijfers)
ongewijzigd gehandhaafd. We kunnen hier zonder meer stellen dat voor de pachters en dan vooral
voor diegenen die geen opvolgers hebben en op een bepaalde leeftijd zijn gekomen deze regeling zeer
aanlokkelijke kanten heeft.
Een voorbeeld mag het één en ander verduidelijken. Een landbouwer pacht een bedrijf van 10 ha.
Laten we aannemen dat de geschatte pachtwaarde van de grond 220,— ner ha is. Hij ontvangt nu
10 ha x 10 x 220,12.000,Dit bedrag wordt hem uitgekeerd in 5 jaarlijkse termijnen. Dus
ïn ons voorbeeld 4400,per jaar.
Het gaat hier om een vergoeding bij de beëindiging van het gehele bedrijf. De belasting zal hier
«lus het zijne van moeten hebben. De eerste 10.000,van de liquidatiewinst van een bedrijf is
belastingvrij. Van datgene dat boven dit bedrag ontvangen wordt zal belasting betaald moeten wor
den en wel een percentage dat ligt tussen de 20 en 40
Het is vanzelfsprekend dat de pachter zich in eerste instantie met de eigenaar-verpachter in verbin
ding dienst te stellen alvorens hij nadere stappen onderneemt. Het lijkt ons zonder meer on
mogelijk dat bij deze regeling, evenals bij regeling I, de bedrijfsgebouwen aan de agrarische bestem
ming kunnen worden onttrokken. De eigenaren-verpachters zullen hier niet mee akkoord gaan.
Opschuiving, dus verplaatsing, van oude naar nieuwere of betere gebouwen lijkt ons echter zeer wel
mogelijk. Hoe dit in de praktijk opgelost zal worden zal bij de uitvoering blijken. Van zeer grote
betekenis is het dat diegene die wenst te beëindigen dit voor zichzelf bekijkt. Er komen daarbij
enkele vragen om de hoek kijken, zoals
Q a. Wat is voor mij voordeliger: regeling I of II?
Regeling I is o.a. afhankelijk van leeftijd en inkomensgrenzen. Voldoet men hieraan dan wordt
het a.h.w. een berekening wat men het best kan doen.
Q b. Indien niet aan regeling I wordt voldaan wat zijn dan de consequenties voor mij als ik van
de regeling II gebruik maak?
c. Wat de eigenaren-gebruikers betreft doen zich nog andere vragen voor.
Waarom dient ook buiten de ruilverkavelingen de grond te worden verkocht aan de Stichting
Beheer Landbouwgronden? Zal dit naast verschillende praktische moeilijkheden geen enorme
verwarring geven van het administratieve apparaat.
MAAR anz. mening werkt regeling I goed: Daar mag namelijk de beëindiger verkopen aan iemand
in de buurt, als e. maar een structurele verbetering van de landbouw door ontstaat. Wel zijn
er enkele vragen waarop een antwoord gegeven zal moeten worden. Bijvoorbeeld worden de grotere
bedrijven die nu vrij gaan komen, buiten de ruilverkaveling gebruikt voor vergroting van bedrij
ven. uit de ruilverkaveling? In dat geval kunnen de vrijkomende gronden in de ruilverkavelingsge-
bieden dan weer dienstbaar worden gemaakt voor vergroting van te kleine bedrijvcu aldaar. Of gaat
men met het oog op de bedrijfsvergroting van de fruitteeltbedrijvcn in bijv. de ruilverkaveling
Kapelle-Wemeldinge aaneengesloten kavels toewijzen voor de stichting van nieuwe fruitteeltbedrij
vcn op bedrijven die vrij komen, zodat er meer ruimte komt in het verkavelingsgebied zelf?
Vragen die, indien nader uitgewerkt, bepaald perspectieven inhouden. Het bestuur van het fonds, de
provinciale adviescommissies en de landbouworganisaties zullen zich hieriver nog wel moeten be
raden. Voorzover een en ander zou gebeuren blijft o.i. de bedrijf, vergroting BUITEN de ruilverkave-
Ilingsgebieden gedeeltelijk achterwege. Echter ook hier zal de praktijk de beste leermeester worden.
MOG een vraag die in het financiële vlak ligt en van belang voor de eigenaar-„beëindiger" en voor
de koper-„blijver".
Het is nu eenmaal zo dat diegene die verkoopt een zo hóóg mogelijke prijs wil ontvangen en die
gene die koopt, indien hij verstandig is, een zo laag mogelijke prijs wii betalen.
Wat betaalt nu de S.B.L.? Deze instantie zal met beiden rekening houden, en met de prijs er dus
wel „tussen in" gaan zitten. Zij verkoopt de grond door voor dezelfde prijs waarvoor zij heeft gekocht.
Een voorbeeld zal hier wellicht het een en ander verduidelijken. Iemand heeft 10 ha eigendom,
wil zijn bedrijf beëindigen en komt niet voor regeling I in aanmerking.
Laten we aannemen dat op de vrije markt 10.000,— per ha wordt betaald. Dan ontvangt de beëin
diger een bedrag van 10 x 10.000 per ha. 100.000,—. Er zijn hier geen gebouwen bij betrokken,
dus belastingvrij
Beëindigt hij met regeling II en nemen we aan dat de grond door de S.B.L. wordt geschat op
f9000, per ha. Hij ontvangt dan 10 x ƒ9000,— 90.000,—Indien de pachtwaarde van de grond
wordt geschat op bijv. ƒ220,— per ha, bovendien nog een vergoeding van 10 x 10 x 220.—
ƒ22.000,—. Totaal dus ƒ90.000.— ƒ22.000,— ƒ112.000. Echter de f 22.000,— wordt uitbetaald over
5 jaar a 4400,— per jaar. Weer is het zo dat de eerste 10.000,— van de totale liquidatiewinst van
een bedrijf belastingvrij is.
De 22.000— is vergoeding en hiervan gaat dus terug naar vadertje Staat een belastingbedrag tus
sen de 20 a 40 van 12.000,—. De belasting ligt tussen de 2400,— en 4800,—. Persoonlijk zal ieder
dus moeten rekenen, wat voor hem het voordeligst is. Het is niet overbodig hier te stellen dat
voorlichting in deze zaken dringend noodzakelijk is. Vraag dus eerst eens advies. Ook op dit terrein
*al de Z. L. M. of U nu beeindiger of koper bent gaarne helpen. Dc heer J. Markusse is ook met de
voorlichting dienaangaande belast.
J. M.
HERZIENING MAANDELIJKSE
VERGOEDINGEN
I>E vergoeding aan een ondernemer, die zijn
landbouwbc Irijf beëindigt vóór het bereiken
van de 60-jarige leeftijd bedraagt tot en met de
maand, waarin hij de 65-jarige
per maand:
leeftijd bereikt,
a.
ƒ213,— (oud ƒ196,—)
50-jarige leeftijd;
indien
hij
beëindigt
op
b.
225,— (oud ƒ207,—)
51-jarige leeftijd;
indien
hij
beëindigt
op
c.
238,— (oud ƒ219,—)
52-jarige leeftijd;
indien
hij
beëindigt
op
d.
244,— (oud 225,—)
53-jarige leeftijd;
indien
hij
beëindigt
op
e.
264,— (oud 243,—)
54-jarige leeftijd;
indien
hij
beëindigt
op
f.
277,— (oud f 255,—)
55-jarige leeftijd;
indien
hij
beëindigt
op
g-
ƒ296,— (oud 273,—)
56-jarige leeftijd;
indien
hij
beëindigt
op
h.
329,— (oud 303,—)
57-jarige leeftijd.
indien
hij
beëindigt
op
i.
367,— (oud 338,—)
58-jarige leeftijd;
indien
hij
beëindigt
op
j-
425,— (oud 392,—)
59-jarige leeftijd.
indien
hij
beëindigt
op
T\E vergoeding aan een ondernemer, die zijn
landbouwbedrijf beëindigt na het bereiken
van de 65-jarige leeftijd, bedraagt tot en met de
maand waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt,
per maand 489,(oud ƒ451,
DE vergoeding aan een ondernemer, die zijn
landbouwbedrijf beëindigt na het bereiken
van de 65-jarige leeftijd en aan een ondernemer,
bedoeld in het eerste en tweede lid, die de 65-
jarige leeftijd heeft bereikt, bedraagt per maand
103,— (oud ƒ95,—).
Bovenstaade wijziging houdt in dat voor over
eenkomsten die worden afgesloten in 1966, doch
waarvan de ingangsdatum van de vergoeding ligt
in 1965 (b.v. 1 november of 1 december 1965) nog
tot 1 januari 1966 de oude vergoedingsbedragen
van kracht zijn.
Bij beschikking van de minister van Landbouw en
Visserij is het samenstel van mond- en klauwzeer-
maatregelen, geldende in het zuiden des lands, ver
lengd tot 15 januari 1966.
De regering heeft een vierde nota van wijzigingen
op het ontwerp Zaaizaad- en Plantgoedwet bij de
Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend.
De belangrijkste wijzigingen betreffen de licenties
waaromtrent thans het volgende stelsel wordt voor
gesteld:
- De kweker is verplicht de licenties te verlenen,
die in het belang van de voorziening van de markt
met teeltmateriaal tegen redelijke voorwaarden
noodzakelijk zijn. In verband hiermede is de ter
mijn van vijf jaar, gedurende welke de kweker een
absoluut monopolie zou kunnen uitoefenen, ver
vallen.
Bij het niet nakomen van deze verplichting kan
de Raad voor het Kwekersrecht op verzoek van
belanghebbenden dwanglicenties opleggen, waar
bij partijen eerst nog gelegenheid krijgen het eens
te worden.
De kweker kan een openbaar aanbod doen, op
grond waarvan ieder, die daarop inschrijft licen
tie verkrijgt. Dit openbaar aanbod is onherroepe
lijk.
In laatste instantie kan de Minister van Landbouw
en Visserij omwille van het algemeen belang een
dergelijk openbaar aanbod afdwingen.
Gewijzigd zijn voorts de bepalingen inzake de ge
wassen, waarbij de mogelijkheid tot verlening van
kwekersrecht zal openstaan en waarbij de duur van
het kwekersrecht wordt geregeld.