1140 Afscheidsrede van de Voorzitter der Z. L. M. ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD (Vervolg van vorige pagina) werktuigencoöperaties en combinaties. Men krijgt 15 bijdrage tot een maximum van 7500 D.M. per jaar. In de jaren van 1958 tot 1963 werden voor dit doel 80,2 miljoen D.M. besteed en boven dien nog een 4,9 miljoen D.M. tot goedkoper snaken van de rechten. In het Groene Plan 1964 1965 stond voor deze sektor weer 25 miljoen D.M. ©p de begroting. Wanneer men zoiets constateert, dan dringt toch alles om tegen Minister Biesheuvel te zeggen, dat een positieve beslissing over de invoering van rentesubsidies in de agrarische sektor temeer Ui het huidige rentepeil niet lang mag uitblij ven en dat hij de waarheid gelieve te bedenken van het klassieke gezegde: „Terwijl de Senaat ver gadert gaat Saguntum verloren." DE Z. L. M. IK zou ook gaarne nog iets zeggen over Uw Maatschappij de Z. L. M. Ik heb mij er in de loop van 20 jaren misschien te veel mee geïden tificeerd, om een goed oordeel te kunnen geven. Het moment van afstand nemen is echter aange broken en dan durf ik toch wel te zeggen, dat ter wijl in de eerste eeuw van haar bestaan de Maat schappij ups en downs heeft moeten meemaken, de ontwikkeling na 1945 er parallel aan die van de Nederlandse economie één geweest is van voortdurende groei. Het ledenaantal steeg.van 4959 tot 6683. Bestaande aktiviteiten werden ver breed en uitgediept. Ik noem slechts een enkel voorbeeld en wijs dan op de afdeling Tuinbouw. Nieuwe aktiviteiten werden aangevat en met suc ces uitgebreid; ik wijs, al weer voorbeeldshalve, op de bedrijfseconomische afdeling van ons Boek- houdbureau, op de afdeling Verzekeringen, op het Pacht- en Taxatiebureau. Ook de samenwerking met de afdeling Zeeland van de Bond van Platte landsvrouwen met de Plattelandsjongerengemeen- schap Zeeland, met de Kerken en de Landarbei dersbonden werd geïntensiveerd. Tenslotte memo reren wij de grote hoeveelheid nieuwe scholen die konden worden gebouwd, het land- en tuinbouw - onderwijs dat aan honderden jongens en het land- bouwhuishoudonderwijs dat aan duizenden meis jes wordt gegeven. Dit alles is slechts mogelijk geweest omdat vele, in feite honderden bestuursleden op dorps-, kring en provinciaal niveau zich hebben willen geven, vaak belangeloos, voor een in wezen maatschap pelijke taak die zij n vrijwilligheid op zich namen binnen een kader dat hen aanspreekt en waarin zij zich thuis voelen. Ik ben die allen, en daarbij al orize leden die zoveel vertrouwen schonken, persoonlijk en mede uit naam van mijn vrouw zonder wie ik niet zoveel had kunnen doen als nu het geval geweest is, diep erkentelijk. Een kader vormt gij allen ook zelve, waar gij de voorkeur geeft, naar de Zeeuwse aard, de aard van tolerantie, aan datgene wat bindt boven dat wat scheidt. Bovendien wist gij U steeds de mede werking te verzekeren van eenvoortreffelijke en toegewijde schare van medewerkers op het sekre- tariaat, waarbij ik de 18-jarige samenwerking met mijn niet te genoeg te waarderen vriend Mr. Schlingemann in 't bijzonder naar voren wil halen zonder daarbij de anderen te vergeten. Laat ik duidelijk zijn. Wij zijn geen ideale club. Ik signa leer alweer slechts één punt. Het is ons de goe den niet te na gesproken onvoldoende gelukt de kleinlandbouwers te mobiliseren in v^el organisa torisch werk. Het beslag dat zijn arbeid op hem legt is echter groot, en dit beslag tekent zich ook steeds sterker af voor de bedrijfsleiders op de grotere bedrijven. NIET ALTIJD ZO EENVOUDIG GEWEEST WANNEER ik een ogenblik mijzelf ten tonele mag voeren, men heeft mij veel lof toege zwaaid de laatste tijd. Ik wil slechts herhalen wat ik eerder in Zierikzee heb gezegd: „Wanneer het goed geleken heeft, dan is het altijd nog zo een voudig niet geweest". Het is niet zonder fouten gegaan. Ik behoor niet tot de harde heel- of leer meesters. Ik heb getracht uit die fouten te leren. Misschien is dat wel gelukt. Mijn vrouw zal dat misschien het beste kunnen beoordelen. Doch ik hoop niet dat ik er geen meer zou mogen maken. In ieder geval zijn wij zeer erkentelijk en diep getroffen door de vele blijken van waardering en vriendschap die in de loop van 1965 ons reeds gewerden. Ook het afscheid op 3 december j.l. van het gezamenlijk personeel van de Z. L. M. en Boekhoudbureau heeft op mijn vrouw en mij een diepe indruk gemaakt. En nu wacht U mijn opvolger. Hij doet nog geen intree, maar mijn afscheid is toch tevens een handreiking. Hij moge een ander man lijken, van een andere herkomst, de opleiding is niet zo onge lijk: Wageningen, Z. L. M. en hij is reeds één van ons. Zo hebt ge hem reeds via het Hoofdbestuur «en groot vertrouwen geschonken. Tot U, vergadering, zeg ik: geeft Ir. Prins de kansen die gij mij gegeven hebt. En tot hem zeg xk: beheers de goede kansen beslist en stoutmoe dig en ga de kwade, die ieder in zijn leven ont moet, opzij. Het tegenwoordige, door het verleden bevrucht, baart de toekomst. Het zo ziende, weet ik dat ge Uw talenten niet begraven zult en be hoef ik er niet aan te twijfelen, Z. L. M.-ers, dat het goed zal zijn zijn voetspoor naar het onbe kende als gids te aanvaarden. TOEKOMST EN GROEI DE vraag is voorts; komt er nooit een eind aan cle expansie bij onze Maatschappij. Deze zorg hebben wij vroeger reeds meermalen erva ren. We hebben ons afgevraagd, toen de boeren uit de herverkaveling afvloeiden naar de N. O. P., zullen we bij de Z. L. M. nu niet achteruitgaan. We heben het ons afgevraagd toen de uitkoop regeling in de verkavelingen ging werken. We hebben het ons afgevraagd toen we overal door de struktuurver^ndering de getalssterkte der agrarische bedrijfshoofden zagen afnemen. Des alniettemin zijn we gegroeid. We vragen het ons af, in verband met de afvloeiing via het Sane ringsfonds, doch merken daarbij op dat een en ander geen teruggang in leden-ha's hoeft te be tekenen. We vragen het ons eveneens af, wanneer we de toekomst van onze provincie overdenken. Het is in zoverre met die toekomst een opmerke lijke zaak, dat men wel eens de indruk krijgt dat sommigen alleen in die toekomst leven en denken en de rest, d.w.z. het bestaande, lucht, c.q. onbe langrijk is. Het is van veel belang, dat Zeeland niet langer teruggaat in bevolking en dat er nieuwe bronnen zijn en nog zullen worden aan geboord om de welvaartsgroei in ons land en daar buiten mee te maken. Maar dat wil niet zeggen, dat ik het een aantrekkelijk idee zou vinden om een stuk Randstad te worden, daarvoor heb ik in die Randstad teveel tijd moeten doorbrengen. Een ieder moge daarover oordelen zo hij wil, ik zou wanneer men de keuze heeft, niet willen ruilen. En ik dacht ook niet dat iemand als de heer Ver burg, die ik overigens niet op één hoop gooi met de sommigen van daarnet, een Zeeuws dorp als tegenhanger van Hoogvliet zou willen zien uit dijen tot wat het Randstad-Hoogvliet nu geworden is. Dat hoeft ook niet, ik hoop dat wij de tijd en de kans krijgen het wat verstandiger te doen en om Zeeland het eigen gezicht, zij het getransfor meerd, herkenbaar en geliefd te doen behouden. Het is natuurlijk niet zo dat wij het heden wel kunnen verwaarlozen. Het huidige fundament het zal vooruitgeprojecteerd niet genoeg zijn -r— heeft statistisch niet zulke slechte resultaten op geleverd. Men kan dit terugvinden in de verge lijkende inkomensstatistieken vergelijking ten opzichte van andere provincies van het C.B.S. Het aanwezige potentieel in ere houden lijkt mij daarom niet alleen een verstandige zaak, het lijkt mij ook een zaak waar gezien de expansies die allerwegen zijn te konstateren, veelal niet direkt aan getwijfeld behoeft te worden, of met andere woorden gezegd, een zaak en daartoe behoren land- en tuinbouw die evengoed perspektief blijft bieden. Men moet zowel roeien met de rie men die men heeft, als de riemen niet overboord zetten, voor er èn nieuwe èn betere zijn, terwijl men zelfs dan nog goed doet de bruikbare in reserve te bewaren en bij de hand te houden. IN DE PERSOONLIJKE SFEER MOG een keer meer terugkerende tot de per- soonlijke sfeer denk ik aan mijn periodes bij het Landbouwcomité, o.a. een tijd als viee-voor- zitter, waar ik zeer veel geleerd heb van mijn oudere collega's en aan de zeven jaren als voor zitter var de Hoofuafdeling Akkerbouw van de Stichting van de Landbouw. Het is mij daarbij een voorrecht geweest in vele gevallen in het Provinciaal Bestuur van Zeeland een college te hebben ontmoet dat geen vertaling nodig had, wanneer wij de agrarische problematiek daar binnen droegen. Laat dat zo mogen blijven. In 't bijzonder zal ik nimmer vergeten de vele jaren, die ik met de helft van het college als voorzitters vergadering van de Herverkaveling Zeeland heb gefungeerd. Met het Departement van Landbouw zijn de kontakten toch teveel om op te noemenan ders en voor sommige sektoren incidenteier ver lopen. Dit laatste was zeker niet het geval bij de afdeling Onderwijs waar wij onze scholen be wijzen het op een zeer vruchtbare en inten sieve wijze mee hebben samengewerkt. Tenslotte is een oud-Directeur-Generaal van de Landbouw ons Erelid en is de verhouding tot het Departe ment er steeds een geweest waar andere Depar tementen in hun relatie's een voorbeeld aan kon den nemen. Dit slaat niet op het Ministerie van Onderwijs waar steeds de Inspectie voor een goed entrée zorgde. Het doet mij leed dat ik eenvoudig geen kans zie zovele andere goede contacten accent te geven. Als ik thans enkele noem sla ik evenzovelen of meer over. Dit geldt voor Rijksdiensten, van die voor de IJsselmeerpolders tot de Produktschappen toe. Ik denk 3rd er aan de R. L. V. D. in de Pro vincie en zeker aan Dr. Van Beekom, aan het P. V. C.-apparaat, aan alle onderwijs-mensen, aan de C. T. D. met zijn ingenieurs en zijn landmeters, aan Rijksdiensten in de provincie en hun Hoof den, Provinciale Diensten evenzeer. Gemeentebe stuurderen en zeer in 't bijzonder ook de collega's van de zusterorganisaties, landarbeidersbonden en het Landbouwschap. Tot deze laatste collega's moge ik slechts de wens uitspreken dat het be grip dat er tussen ons gegroeid is in het belang van een sterke boerenstand nog tot groter, tot grote resultaten moge leiden. Veel hebben wij samen onder ogen moeten zien en vaak is er niet tevergeefs gearbeid. Ik zal die gegroeide samen werking niet vergeten. ROMANTIEK? IK wil nog eindigen met een stuk overtuiging, misschien dat er onder U zijn die het roman tiek zouden noemen. Zij vergissen zich dan: men kan nuchter zijn te midden van eën ingewikkelde tijd, maar toch levensvolheid ervaren en willen uitdragen, zij het dan op die niet modernste wijze. U bent nogal cultuurachtig, zei de heer Willem de Buck mij deze zomer bij de viering van het 25- jarig bestaan van onze Chr. L. S. te Middelburg. En schreef de heer Van der Sluys van de Boer derij bij 't weggaan van Van der Ley in Gelder land: hij (v. d. Ley) is nog iemand van de gene ratie die een vers en een citaat niet schroomden. Ik ben vrees ik de laatste der Mohikanen in die categorie. In ieder geval ben ik het laatste restant van de na de 2e wereldoorlog in de toen aange treden rij van Voorzitters van de Maatschappij en van het K. N. L. C. En in het Z. L. M.-bestuur is het alleen J. W. Scheele die mij al die jaren vergezeld heeft, hoewel het met onze Vice-Voor- zitter de heer P. J. J. Dekker maar een dubbeltje scheelt. Een aantal Kringvoorzitters heb ik helpen weg brengen naar de laatste rustplaats, vaak niet oud, Scheelede Putter, de eerste Vice-Voorzitter, Hartog van Noord-Beveland, Haak van Kring Axel, Bram Groenewege, mijn naaste vriend. Maar hoe is het: Het warren van de tijd die om ons gaat Dat veel van hoop en schijn aan splinters slaat Wij boeten zwaar voor onze zonden Maar dansen voort in 'c wereld's maat. Is het dat soort lusteloze moedeloosheid, het welk aan ik zelf dichterlijk een keer uiting tracht te te geven, waaraan wij ons maar zullen over geven? Het Boek Openbaring zegt dat de lauwen uitgespuwd zullen worden. Er zijn veel dingen nodig, willen wij, U en ik en onze opvolgers, een evenwaardige maatschappelijke bijdrage blijven leveren. Onderwijs, voorlichting, financiën (geld en mest heeft een boer nooit genoeg), struktuur- verbetering, enfin laat ik het niet allemaal weer opsommen. Het is niet nodig in dit milieu. Maar het allernodigste, boven geleerd te zijn, boven vakman te zijn, is mens te zijn. Dat bedoel ik met levensvolheid. Alweer die Prediker zeide: Geniet het leven met de vrouw die gij liefhebt, al de dagen des ijdelen levens, die Hij U geeft onder de zon, al Uw ijdele dagen, want dat is Uw deel onder de leverden en bij het zwoegen, waar mee gij U aftobt onder de zon. Zelden ook is het zo goed gezegd als door die merkwaardige emigranten vrouw van een der Zuid- Hollandse eilanden, geworden tot Franse boerin, Wil den HollanderBronder, die één van die kan ten van de levensvolheid in ons beroep als volgt omschi'eef: „Het voldane gevoel je oogst "eilig en buiten het bereik van de natuur te weten. Het is een geluksgevoel dat je tot het mex-g doordringt en zo zuiver en ouur, dat het door God geschapen moet zijn." Zolang ons land nog niet onafzienbaar overdekt is door wat de Duitsers „eine'Leistungslandschaft" noemen, een prestatielandschap, zolang er grond bewerkt zal worden en daarop gewassen geteeld en diei-en gevoed zullen wox-den, zolang ligt er ook de naar de gang der seizoenen weerkerende taak op de plaats waar ieder gesteld is. Dat geloof, dat mij in moeilijke ogenblikken en perioden tussen '45 en '65 nooit heeft los gelaten, dat geloof dat berust op het bestaan van een scheppingsorde en een schepping die snakt naar Verlossing door haar Heer. dat ge loof dat niet uitgaat van vervreemding tussen mensen en natuur, dat geloof is en daarmede moge ik eindigen alweer niet op een mo derne manier, maar naai mijn mening sym bolisch begenadigd van Godswege weergege ven door de Zweed Sten Selander Ver weg gaat er een boer over zijn landen in vaste maat En 't leven stroomt hen uit de zware handen; het nieuwe zaad. Als tanks en vliegmachines en motoren lang zijn vergaan, gaat hij daar steeds nog langs de open voren dezelfde baan. Hij gaat daar steeds nog zo nu duizend jaren in eendre maat De aarde rust om nieuwe kracht te garen Hij zaait zijn zaad.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 12