Intrigerend en irriterend VRIJDAG 26 NOVEMBER 1965 53e Jaargang No. 2807 Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouw en Veeteelt in Zeeland Ons commentaar Algemene Vergadering Zeeuwse Landbouw Mij Frankering bij abonnement: Terneuzen De nieuwe structuur van de land- en tuinbouw trekt de aan dacht. Dat kunnen we gerust zo stellen en verwonderlijk is het niet. De agrarische sector heeft immers in een betrekkelijk korte reeks van jaren een wel zeer veranderd gezicht gekregen. De techniek heeft die in belangrijke mate op haar geweten. De mechanisatie immers en in wisselwerking daarmede het teruglopen van het aantal werkers in onze sector heeft gezorgd voor de omwenteling van arbeidsintensief naar kapitaalinten sief. Eigenlijk zouden we moeten schrijven over de nieuwe St. Nicolaas die zich af begint te tekenen want we weten allemaal dat we er nog niet zijn. De ontwikkelingen, we zien het om ons heen, zijn nog gaande. Het betreft de mechanisatie, de ar- beidsbezetting, de extensivering of intensivering. Het houdt het bedrijfsleven bezig deze ontwikkelingen niet alleen in de letter lijke betekenis ten aanzien van de omwisselingen die gezocht worden voor de vele problemen die zich hierbij voordoen maar ook in de gedachten als men zich afvraagt hoe het gezicht van land- en tuinbouw over 10, 20 of 30 jaar zal zijn en welke be slissingen men daar nu voor moet nemen. Het irriteert niet alleen de bedrijfsgenoten. Alle deskundigen, economen, socio logen enz. als eenling of in commissieverband schijnen uiter mate geboeid door wat er gaande is en houden zich veelvuldig bezig met wat de huidige ontwikkeling voor de toekomst kan betekenen. We worden overspoeld door toekomstvoorspellingen en we schijnen niet meer te knipperen met de ogen als we de cijfers zien. Maar toch is dat, dachten we, maar schijn. Men wordt verontrust of men gelooft het wel. Er is dan ook vaak een gelatenheid te constateren als men weer hoort of leest dat we met 100 000 boeren minder toe kunnen en dat de bedrijfs- grootte maar met 10 of 20 ha moet stijgen. Want op déze pun ten, het aantal boeren èn de bedrijfsgrootte, heeft men zich nu geworpen. De andere cijfers over mechanisatie, arbeidsbezetting e.d. acht men bevredigend. Maar de geneesheren en ook kwak zalvers hebben allen een hoopgevende diagnose voor de zieke: er zijn er teveel en op te kleine bedrijven. Het aantal sprekers en commissies dat zich op dit terrein beweegt schijnt eindeloos. De heer Maris op het Landhuishoud- kundig Congres, de commissie nieuwe bedrijfssystemen over de melkveehouderij, de heer Constandse op het K. N. LC. congres zijn een paar van de recente voorbeelden waarvan de toespraken met koppen in de krant zijn gekomen. Er verschijnen ook goede verslagen van dergelijke toespraken en rapporten waaruit blijkt dat de sprekers en commissies niet zo eenzijdig zijn als de koppen wel doen vermoeden. Maar het. wordt wel eens wat te veel en de koppen blijven hangen en niet alleen bij ons Het is dan ook niet verwonderlijk dat men wel eens geprik keld wordt hierdoor of dat er een gelatenheid ontstaat. Het zijn kennelijk koude en harde cijfers die gepubliceerd worden en de indruk wordt wel eens gevestigd dat het niet om de men sen gaat die er achter schuil gaan. Bovendien gaat men wel eens te veel voorbij aan de aanpassingen die in de land- en tuin bouw in de laatste jaren reeds hebben plaatsgevonden. Men be steedt wel eens te weinig aandacht aan de cijferreeksen die wel een ontwikkeling te zien geven en die de vergelijking met andere sectoren zeer goed kunnen doorstaan. Laat men maar eens kijken naar de stijging van de brutoproduktie door de arbeids- produktiviteit en dat is niet van zelf gegaan. En is het verloop van de rentabiliteit daarmee evenredig? Het eenzijdig wijzen op het bedrijfsgrootteprobleem doet bovendien voorkomen of men er in de eigen kring van land- en tuinbouw klakkeloos aan voorbijgaat. Of men niet ziet wat de harde economische ontwikkeling meebrengt. We wezen er hierboven al op dat het tegendeel het geval is. De volledige medewerking van de georganiseerde landbouw aan het Saneringsfonds is hier een bewijs van. Maar ook in meer positieve zin zoekt het bedrijfsleven zeive naar grotere bedrijfseconomische eenheden. De cijfers over de grotere een heden melkkoeien, varkens enz. per bedrijf tonen dit. Laten we in dit verband ook de steeds groeiende bedrijfssamenwerking niet vergeten. We schreven bedrijfseconomische eenheid en dat is wat anders dan bedrijfsgrootte. Wel zal ons inziens in een aantal gevallen een goede bedrijfseconomische eenheid beteke nen een grotere bedrijfsomvang maar niet in alle. Men ziet als men dat wel zou willen beweren voorbij aan de praktijk, aan de ondernemer en aan de mogelijkheden die ook de intensive ring en specialisatie biedt. Het eenzijdig praten over bedrijfs- vergroting allèèn gaat voorbij aan de mogelijkheden die ook de bedrijven met een kleinere oppervlakte hebben. Men zie maar eens in de tuinbouwsector. Men zie ook maar eens, en dat is dan een ander uiterste, naar de vormen van part time landbouw die misschien gaat toenemen. Het zal afhan gen van de ondernemer en de goede ondernemer zal zeker zijn passende vorm wel vinden, dat heeft het recente verleden wel geleerd. De praktijk kan dan wel eens een andere uitkomst geven dan de theorie leert. Intrigerend is het probleem van de bedrijfseconomische eenheden inderdaad voor de onderzoekers maar ook ten volle voor het bedrijfsleven zelf. Irriterend is op DONDERDAG 9 DECEMBER 1965 te 14.00 uur in „De Prins van Oranje" te Goes. Agenda: 1. Opening en welkomstwoord. 2. Notulen van de vergadering van 1 juli 1965. 3. Mededelingen en ingekomen stukken. 4. Begroting en contributievaststelling voor het jaar 1966. 5. Statutenwijziging. 6. Rondvraag. 7. Afscheidsrede van de Algemeen Voorzitter. Pauze 8. Rede door de Vice-Voorzitter der Maatschappij ter gelegenheid van het af scheid van Ir. M. A Geuze als Algemeen Voorzitter. 9. Aanbieding van het boekwerk „Van nabij en verre", hetwelk door de Z. L. M. wordt uitgegeven ter gelegenheid van het aftreden van de Algemeen Voor zitter. 10. Verdere toespraken. 11. Sluiting. Het Hoofdbestuur der Z. L. M., M. A. GEUZE, voorzitter. J. PRINS, secretaris. Onderhoud van de drainreeksen is belangrijk. Op de pagina's 1090 en 1091 is over dit onderhoud een artikel opgenomen van de Prov. Directie Zeeland der Cultuurtechnische dienst. De foto geeft de spuitkop weer van een hogedrukspuit te gebruiken bij de reiniging van een drain. (Foto Kon. Ned. Heide Mij.) wel eens de wijze waarop een en ander aandacht trekt. Laten de ondernemers in land- en tuinbouw zich hierdoor niet laten afhouden om in alle rust te blijven spreken over de problemen die met de structuur van onze landbouw samenhangen. Wel blijven we wachten op een serie rapporten over de invloed van de computer. We zijn ook wel eens benieuwd hoeveel ambtenaren (100.000 of 200.000) er hierdoor overbodig wor den Pr 4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 1