KNLC
MAURITSPLEIN 23
Vergadering Hoofdbestuur
Oppervlakte tuinbouwgewassen
Mei
1965
1046
Algemene Vergadering K. N. L. C.
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
QP 2 november j.l. kwam het hoofdbestuur van het
Kon. Ned. Landbouw-Comité in zijn tweemaande
lijkse vergadering bijeen. Het waren niet zo zeer afge
ronde en definitieve besluiten en standpunten, die deze
vergadering belangrijk maakten. Maar wel de uiterst nut
tige gedachtenwisseling over enkele dringende vraagstuk
ken van organisatie en zelfwerkzaamheid van de Neder
landse land- en tuinbouw. Aan het begin van de bijeen
komst werd het overlijden van de heer H. L. Dedden te
Wolvega herdacht. Deze was als voorzitter van de Friese
Maatschappij van Landbouw indertijd in die hoedanigheid
ook hoofdbestuurslid van het Landbouw-comité. Van 1953
tot 1956 was hij lid van het dagelijks bestuur en onder
voorzitter van het K. N. L. C.
illiiiiiii
Op dinsdag 23 november a.s. vindt in het gebouw „De Katholieke
Kring", Kerkstraat 1 te Roosendaal (N-Br.) de jaarlijkse algemene
vergadering plaats van het Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité.
Des morgens om 10.30 uur vindt het besloten gedeelte van deze
vergadering plaats.
De middagvergadering die een openbaar karakter heeft begint om
kwart voor twee. Na de openingsrede van de voorzitter van het K. N.
L. C., Ir. C. S. Knottnerus, brengt de jury „Landbou w-comité-prijs"
verslag uit van zijn bevindingen. Daarna zal deze prijs worden uitge
reikt.
Op deze middagvergadering zal verder Zijne Excellentie de Staats
secretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de heer
C. Egas spreken over het onderwerp „Landbouw en Recreatie als
harmonische elementen van het moderne Platteland".
Hierna vindt een gedachtenwisseling plaats over dit onderwerp.
Gaarne wekken wij onze leden in zuid-west Nederland op om
het middaggedeelte van deze algemene vergadering bij te wonen.
Zoals U weet vindt de algemene vergadering van het Lanbouw-
Comité jaarlijks plaats in verschillende streken van ons land, juist
ook om de leden meer bekend te maken met het werk van het K. N.
L. C.
Wij verwachten U dan ook gaarne op dinsdag 23 november om
kwart voor twee in het gebouw „De Katholieke Kring", Kerkstraat
1 te Roosendaal.
Organisatie van de landbouw
IN grote trekken beoordeelde het
hoofdbestuur de ontwerp-be-
groting van het landbouwschap voor
1966: Het verenigde zich ermee, dat
door verdergaande bezuinigingen ge
tracht wordt binnen de huidige fi
nanciële mogelijkheden de grote
kostenstijgingen op te vangen. Voor
al in de post subsidies heeft men die
per het mes moeten zetten. Zo is bij
voorbeeld de bijdrage aan het L.E.I.
verder verlaagd tot 1 min. Het
hoofdbestuur vond het een juiste
ontwikkeling, dat de pariteit (gelijk
heid) tussen landbouwbedrijfsleven
en overheid als grondslag voor de.
financiering van het L.E.I. is verla
ten. Ook in het belang .van het land-
bouw-economisch onderzoek zelf
kan nu met het L.E.I. worden ge
gaan in de richting van een finan
ciële en organisatorische status, die
de meeste andere instituten voor
landbouwkundig onderzoek reeds
lang hebben.
Aan de hand van het beeld van
de Landbouwschapsbegroting be
raadde het hoofdbestuur zich over
de financiering van dit publiekrech
telijk lichaam in de toekomst. Nauw
verband hiermee houdt de vraag wat
het werkterrein van het Landbouw
schap straks zal zijn. Als naar
wordt gehoopt de gemeenschappe
lijke landbouwpolitiek voortschrijdt,
zal er een wat andere taakverdeling
tussen het Landbouwschap en de
centrale landbouworganisaties moe
ten komen. Dit vraagstuk is al enige
tijd onderwerp van diepgaande stu
die.
Niet alleen naar de kant van het
Landbouwschap en het overheidsbe
leid hebben de landbouworganisaties
een verantwoordelijkheid, ook naar
de kant van afzet van de land- en
tuinbouwproduktie. In dit opzicht
verheugde het hoofdbestuur zich er
over, dat binnenkort de Nationale
Raad voor Land- en Tuinbouw (sa
menwerkingsorgaan van centrale
landbouworganisaties en coöperatie
ve instellingen) van start zal gaan.
Het hoofdbestuur voorzag, dat in
de nabije toekomst het vraagstuk van
de organisatie van land- en tuin
bouw de grootste aandacht van de
centrale en gewestelijke landbouw
organisaties zal vragen.
Contractproduktie
IJET hoofdbestuur nam met grote
belangstelling kennis van de
inhoud van het rapport over de con
tractproduktie en de daaraan voor
de coöperaties verbonden problemen.
Dit rapport van een commissie van
de Nat. Coöp. Raad en de 3 C. L. O.
werd een nuttige bijdrage geacht
voor het gesprek over een steeds be
langrijker wordend vraagstuk. Met
dit rapport als grondslag zullen naar
het oordeel van het hoofdbestuur in
het komende winterseizoen alle ge
ledingen van de landbouworganisa
ties zich daarover moeten beraden.
Bij dit beraad zal men zich niet moe
ten beperken tot de vraag of en hoe
coöperaties contractproduktie zullen
invoeren, zoals in het genoemde rap
port eigenlijk gebeurt. Men kan er
beter vanuit gaan, dat in de maat
schappelijke ontwikkeling noodwen
dig een uitbreiding van contractuele
bindingen ligt besloten. Dan komt
men te staan voor een vraag een bre
dere strekking, n.l. deze, hoe de
land- en tuinbouwondernemer zelf
en zijn (coöperatieve) organisatie
zich daaraan op de juiste wijze kun
nen en moeten aanpassen.
Over een half jaar zou het hoofd
bestuur zich aan de hand van de re
sultaten van het overleg in eigen
kring nog eens over dit vraagstuk
willen beraden.
Concentratie zuivelindustrie
DEN ander rapport, dat het
hoofdbestuur besprak was dat
van de F. N. Z. over de concentratie
in de coöperatieve zuivelindustrie.
Het hoofdbestuur verenigde zich
met de conclusies van dit rapport,
waarvan de voornaamste zijn, dat tot
provinciale of verdergaande samen
smelting van de coöperatieve zuivel
industrie en tot nationale concentra
tie bij de afzet moet worden geko
men. Naar de mening van het
hoofdbestuur zal nu op de grondslag
van het F. N. Z.-rapport vooral in de
verschillende provincies en gewesten
diepgaand overleg moeten plaats
hebben tussen de betrokken zuivel-
en landbouworganisaties. De F. N. Z.
heeft zich namens zijn aangesloten
bonden daartoe reeds bereid ver
klaard. Er zal een doelbewuste ge
zamenlijke activiteit nodig zijn om
de in het rapport neergelegde ge
dachten tot werkelijkheid te brengen.
E. E. G. crisis
IIET hoofdbestuur wijdde uitvoe-
rig aandacht aan de crisis,
waarin zich thans de E. E. G. be
vindt. Het sprak de hoop uit dat de
in het jongste E. E. G.-ministers-
overleg te Brussel gebleken een
stemmigheid zal leiden tot een op
lossing zonder dat het E. E. G.-ver-
drag en de daarop gebaseerde werk
wijze aangetast zal worden. Het ver
heugde zich over de eensgezindheid
van de landbouworganisaties van de
zes landen ten aanzien van het be
lang van spoedige voortzetting van
het gemeenschappelijke landbouw
beleid.
Mochten onverhoopt in Brussel niet
of niet tijdig de prijsbeslissingen voor
de komende periode kunnen worden
genomen zal de Nederlandse over
heid overeenkomstig de haar dan
weer toevallende verantwoordelijk
heid voor de Nederlandse landbouw
moeten handelen.
IIET C. B. S. heeft de definitieve uitkomsten
van de Landbouwtelling met 1965 gepubli
ceerd met betrekking tot de oppervlakte tuin
bouwgewassen.
Groenten onder glas. De totale oppervlakte
groenten onder glas is verder toegenomen en wel
van 4.898 ha in mei 1964 tot 5.114 ha in mei 1965
(-1- 4 Deze toeneming kan worden toegeschre
ven aan de areaaluitbreiding van aardbeien (-f
17 meloenen 10 komkommers 7.%)
en tomaten (-f 4 De onderverdeling in staand-
en platglas alsmede in verwarmd en koud glas
geeft aan, dat de toeneming van de oppervlakte
groenten onder glas uitsluitend in de verwarmde
kassen heeft plaatsgehad en dat de oppervlakte
groenten onder platglas is gedaald tot nog geen
375 ha. In vergelijking met verleden jaar blijkt
het areaal „stook"-komkommers met 13 te zijn
gestegen en „stook"-tomaten met 10 Daaren
tegen is de oppervlakte „koude"-komkommers
onder staand- en platglas met 14 die van
„koude"-tomaten met 5 gedaald.
Fruit onder glas. Het steeds kleiner wordende
areaal fruit onder glas blijkt dit jaar nog maar
313 ha te omvatten 4 t.o.v. 1964). Hiervan
zijn 244 ha met druiven beplant tegen 257 ha
verleden jaar 5
Groenten o-pen grond, zaai-uien en vroege
aardappelen. In mei 1965 waren rond 37.800 ha
beplant met groenten in de open grond hetgeen
7.200 ha 16 lager is dan in mei 1964. De
oppervlakte aardbeien daalde 14 asperges 10
bloemkool 10% groen geoogste erwten 27 en
witlof wortels 21 Daarentegen was het areaal
poot- en plan tuien toegenomen met 31 en die
van zilveruitjes met 11 De oppervlakte zaai-
uien bleek uitgebreid te zijn van 5.018 ha in 1964
tot 5.636 in 1965 (-{- 12 Het areaal vroege-
aardappelen was dit jaar 7.509 ha of wel een da
ling van 13 t.o.v. 1964.
Fruit open grond. De totale oppervlakte pit-
en steenvruchten is ook dit jaar verder afge
nomen t.w. met rond 1.200 ha 2 t.o.v. 1964.
Zowel bij de appels, als bij de peren en de prui
men is de oppervlakte met ruim 2 gedaald, bij
de kersen zelfs met 5 Opvallend is de sterke
areaalinkrimping van de rode zowel als van de
zwarte bessen, waardoor de totale oppervlakte
klein fruit is gedaald van 3.554 ha in 1964 tot
2.890 ha in 1965 19