Een
suikerpraatje
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouw en Veeteelt in Zeeland
VRIJDAG 15 OKTOBER 1965
53e Jaargang No. 2801
Frankerin2 bii abonnement: Terneuzem
De bietenoogst is onder gunstige om
standigheden begonnen en het is te ho
pen, dat de campagne dit jaar vlot kan
verlopen. Na zon zomert je zou dit een
meevaller zijn, die goed van pas zou ko
men.
Zoals bekend is er een groot areaal te
verwerken van meer dan 90.000 ha en een
ieder is benieuwd naar opbrengsten en sui
kergehalte. Dat het zo'n gunstig jaar zal
worden als het vorige vak niet te verwach
ten, maar wie weet valt het toch nog mee.
In de memorie van toelichting op de land
bouwbegroting 1966 staat de volgende in
teressante ti bel over de produktie en de
consumptie in de laatste jaren:
suiker-
suiker-
prod.
cons.
areaal
x 1000
x 1000
over
garantieprijs
in ha
ton
ton
schot
te kort
suikerbieten
1960/61
92700
652
478
174
54,—
1961/62
84800
537
491
46
51,50
1962/63
77400
421
518
97
ƒ52.—
1963/64
69500
385
528
143
54
1964/65
79100
590
ca. 530
ca. 60
ƒ65,—
Uit deze cijfers blijkt, dat de produktie de laatste vijf jaar het verbruik ongeveer
gedekt heeft, dat de weei somstandigheden van grote invloed zijn op de suiker-
produktie en dat op de prijsvaststelling snel door de bietentelers gereageerd wordt.
Zo is de uitzaai dit jaar weer opgelopen tot 92.000 ha, hetzelfde areaal als in I960.
Tevens blijkt, dat het verbruik in Nederland geleidelijk aan stijgt, hetgeen meer
verband houdt met de groei van onze bevolking dan met een groter verbruik Der
hoofd.
Daar er in het verband van de E. E. G. nog geen regeling bestaat voor de suiker
en de suikerbieten, kan de regering het eigen suikerbeleid blijven voeren tot het
ogenblik, waarop een dergelijk reglement door de Raad van Ministers wordt aan
vaard. Inmiddels liggen er al wel voorstellen van de Europese Commissie ter tafel,
maar deze hebben het beslissende stadium niet gepasserd. Het werk aan een ver
dere voortgang van de E. E. G. ligt voorlopig door de Franse houding stil en het
is moeilijk te overzien, wanneer dit hervat kan worden. Velen menen, dat dit niet
het geval zal zijn vóór de Franse presidentsverkiezingen, die op 5 december zullen
plaatsvinden.
Men weet, dat de moeilijkheden tussen de vijf landen en Frankrijk vooral in het
politieke vlak liggen. De crisis, die op 30 juni jongstleden is uitgebroken rondom
de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, kan slechts opgelost
worden, wanneer er juist over de politieke kanten van de samenwerking in Europa
een gesprek heeft plaats gehad en een uitweg gevonden wordt. Meer en meer ver
wacht men, dat de zes regeringen dit gesprek wel willen, maar de Franse presi
dent voelt er waarschijnlijk weinig voor dat de loop van de besprekingen in het
binnenland gebruikt wordt als verkiezingsmiddel tegen hem. Daar tegenover staat
weer, dat als hij herkozen is zijn positie natuurlijk sterker is tegenover de vijf
anderen.
Hoe dit allemaal ook uitloopt, de kans lijkt ons groot, dat wanneer de zes rege
ringen tot een voor hen aanvaardbare politieke oplossing komen, de nog hangende
landbouwvraagstukken, die veel meer een technisch en economisch aspect hebben
dan een politiek, in versneld tempo zullen worden aangepakt. De meest urgente
problemen, die dan hun beslag moeten krijgen zijn een regeling van de financiering
van het gemeenschappelijke landbouwbeleid, het aanvaarden van een E. E. G.
regeling voor de suiker en suikerbieten en de plantaardige oliën en vetten en het
vaststellen van gemeenschappelijke prijzen voor de melk, het rundvlees en de
suiker.
Met de suiker zijn wij dan weer op ons uitgangspunt terug. Het regelen van dit
produkt levert namelijk grote, zo niet onoverkomelijke moeilijkheden op. De we
Gretig graven de grijpers in de lading. De bietencampagne draait op volle toeren.
reldmarktprijs is door het opnieuw ontstaan van een overproduktie, gedaald tot
een ongekend laag niveau. Wanneer de E. E. G. in haar geheel dus overschotten
produceert, moeten die met grote verliezen op de wereldmarkt worden afgezet,
wanneer men tenminste aan de suikerbietentelers in de gemeenschap een red»
lijke, eventueel kostendekkende prijs wil betalen. Zou men dit laatste niet doen,
dan verdwijnt in tal van delen deze teelt, wat niet alleen voor de boeren een ge
we'.dig nadeel zou opleveren, maar ook voor de suikerindustrie. Deze laatste heeft
in de meeste van de E. E G.-landen via grote investeringen zich aan de moderne
methoden van verwerking aangepast en aan het in eigen land de laatste jaren «e
teelde areaal.
Het mooiste zou het natuurlijk zijn als er in de E. E. G. ongeveer net zoveel
su.ker zou worden vx>rtgebracht als er verbruikt wordt, waarbij wij dan de moei
lijkheden, die er met de andere suikerproducerende landen in de wereld zouden
ontstaan, maar buiten beschouwing laten.
Overigens zij hier vermeld, dat wij dat wel kunnen doen, maar dat deze genoem
de moeilijkheid er voor onze regeringen wel degelijk inzit. Wij denken maar even
aan de aan de gang zijnde besprekingen over de suikerhandel in de Kennedy-ronde
en in de Internationale Suikerraad, om nog maar te zwijgen van de belangen van
vele onderontwikkelde landen.
Er zijn twee meningen in omloop, hoe de suikerkwestie in E. E. G.-verband te
regelen. De ene wil de produktie van suikerbieten regelen door de prijsvaststelling.
Heel eenvoudig voorgesteld: Wordt er teveel geproduceerd, dan verlaagt men
de richt- of garantieprijs. Is er te weinig, dan verhoogt men de prijs.
Een grote moeilijkheid bij deze oplossing vormt het feit, dat de huidige prijzen
in de zes E. E. G.- landen sterk uiteenlopen. Italië, Duitsland, Nederland en België
kennen een veel hogere prijs dan Frankrijk. Deze prijzen hebben nu al geleid tor
een zelfvoorziening. Stelt men de gemeenschappelijke prijs op de lage Franse prijs
dan loopt de uitzaai in de andere landen sterk terug, hetgeen voor deze niet aan
vaardbaar is. Stelt men de prijs aanzienlijk hoger vast, dus meer in de nabijheid
van de Duitse of ae Nederlandse, dan vreest men een sterke uitbreiding van de
bietenteelt in Frankrijk met als gevolg een overproduktie in de E. E. G., die zeer
veel geld gaat kosten.
De tweede mening en wel de Italiaanse en Duitse is, dat men de bietenteelt moet
contingenteren en dan per land. Maar dan bevriest men de huidige situatie, ont
staat er geen gemeenschappelijke markt en komt de bietenteelt op den duur niet
daar, waar zij het voordeligst kan worden bedreven. De strijd om de hoogte van
het contingent zal zwaar zijn "en de vraag is ook, op welke basis men de contin
genten moet vaststellen. Er komt nog bij, dat een dergelijk systeem, dat geheel in
tegenspraak is met de letter en de geest van het E. E. G.-verdrag, wel eens een
precedent voor andere produkten zou kunnen zijn.
Wij hebben hier enkele van de problemen aan de orde gesteld, die rond
E. E. G.-regeling voor suiker en suikerbieten spelen. Het is duidelijk dat een oplos
sing zeker voor het Zuid-Westelijk deel van ons land van groot belang is, waar
bij er met nadruk op gewezen moet worden, dat èn voor de opgebouwde coöpera
tieve suikerindustrie, èn voor de bedrijfsvoering èn voor het inkomen van onze boe
ren een behoorlijk areaal in een kostendekkende prijs veilig gesteld moeten wor
den.