Mogelijkheden en vooruitzichten van de varkenshouderij op Zeeuwse bedrijven 957 VRIJDAG 8 OKTOBER 19C5 ALGEMEEN QP het terrein van de varkenshouderij is de laatste 10 jaar een sterke ontwik keling waarneembaar naar meer varkens per bedrijf. Een groot aantal be drijven met kleine eenheden fok- en/of mestvarkens is afgevallen als gevolg van de duurder en schaarser wordende arbeid op de bedrijven. De volgende cijfers illustreren dit verloop in de provincie Zeeland. meitellingen 1955 1965 totaal aantal varkens -26699 27684 waarvan fokzeugen 4273 5303 aantal bedrijven 7118 3037 bedrijfsgemiddelde 3,7 9,1 BESLUIT Voor goede bedrijfsresultaten is een gunstige markt- notering primair. Bedacht moet echter worden, dat de individuele varkenshouder op het prijsverloop geen enkele invloed kan uitoefenen. Wel heeft de praktijk- mester de kosten van voortbrenging voor een be langrijk deel in de hand. Hierbij verdienen vooral aan dacht voederverbruik, groeivermogen, slachtkwaliteit en gezondheidstoestand. Deze eigenschappen zijn, ge paard met een goede huisvesting en een doelmatige voeding en verzorging, bepalend voor de bedrijfsresul taten. Het prijspeil is uiteraard belangrijk. De varkens houder handelt echter verstandiger, indien hij voor zijn bedrijf de op het rendement van invloed genoem-. de factoren primair stelt. Door deze bril gezien is er in Zeeland op meerdere bedrijven nog plaats en per spectief voor fok- en/of mesteenheden van 25 h 35 fokzeugen en/of 150 k 250 mestvarkens. De vermelde cijfers geven aan, dat het aantal varkenshouders gedurende deze 10 jarige periode sterk is afgenomen. Het totaal aantal varkens is vrijwel gelijk gebleven, waardoor het bedrijfsgemiddelde zich gunstiger heeft ontwikkeld. Dit bedrijfsgemiddelde heeft zich echter over deze jaren niet parallel ontwikkeld met het landelijk gemiddelde. Dit ligt momenteel met ongeveer 30 stuks per bedrijf aanzienlijk hoger. Hoewel op meerdere landbouwbedrijven in Zeeland de varkensfokkerij en -mesterij de laatste jaren in betekenis toeneemt, heeft de varkenshouderij in het algemeen nog een te gering effect op het bedrijfsinkomen. De varkensmester let op onze biggen! Vergroting van het inkomen uit de varkenshouderij is mogelijk, waarbij vooral een doelmatige bezetting, passend in het gehele bedrijfsplan, naast de verschil lende factoren, die bepalend zijn voor de bedrijfsresul taten, de aandacht verdienen. In het bijzonder op be drijven ter grootte van rond 10 ha past de varkens houderij als bron van inkomen in de vorm van fok kerij, mesterij of een combinatie hiervan. Het aantal bedrijven in deze grootte-klasse in Zeeland is aan zienlijk hoger dan in het algemeen wordt verwacht. Volgens de tellingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek over 1959 heeft 60 van het totaal aan tal landbouwbedrijven een oppervlakte van 10 ha of kleiner en 73 een oppervlakte van 15 ha of kleiner. MOGELIJKHEDEN 'Dé varkenshouderij kan vooral op die bedrijven, waar behoefte is aan inkomensvergroting een aanzien lijke bijdrage leveren iri het jaarlijks inkomen. De bij het rendementsonderzoek in Zeeland ver kregen resultaten over 1964 getuigen hiervan. Dit onderzoek strekte zich over 19 topbedrijven en 6 mestbedrijven uit. Gemiddelde resultaten: afokkerij: opbrengst aantal aantal prijs fok- gespeende in gld. arbeidsinkomen in zeugen biggen per big gulden per fokzeug 17,1 8,96 61,21 468,30 De voederwinstcijfers per 100,voederkosten be droegen respectievelijk voor de bedrijven met minder dan 10, 10 t/m 20 en meer dan 20 fokzeugen 176,49, 196,89 en 199,—. Opgemerkt moet worden, dat de resultaten betrek king hebben op goed geleide bedrijven en dat 1964 zich kenmerkte door een gunstig prijsverloop. In het algemeen kan worden gesteld, dat onder nor male omstandigheden een eenheid van 15 fokzeugen, plus de bijbehorende opfokzeugen per jaar een ar beidsinkomen kan geven, variërend van 3500,tot 5000,—. b.: mesterij: De deelnemende mestbedrijven zijn, afhankelijk van de omvang, ingedeeld in groepen van minder en meer dan 100 mestvarkens. aantal bedrijvën 3 3 aantal varkens per mest- periode 51,5 158,1 arbeids- 1 inkomen in guldens per mestvarken 22,94 16,59 opbrengst per f 100 voederkosten 135,33 128,80 Het hieruit af te leiden arbeidsinkomen per jaar bedroeg voor de bedrijven met een eenheid van ruim 50 mestvarkens (125 per jaar) ca. 2800,en voor de bedrijven met ongeveer 160 dieren (400 per jaar) 6600,—. De vermelde bedrijfsresultaten bevestigen de in dit onderwerp gedane uitspraak, dat de varkenshouderij op veel bedrijven kan dienen als een goede bron van inkomen. Het is denkbaar, dat de vermelde bedrijfsresultaten belangstelling wekken voor de varkenshouderij. Bij het opzetten van een varkenshouderij of uitbreiding is het echter noodzakelijk, eerst na te gaan of de varkenshouderij past in het bedrijfsplan. Ook moet rekening worden gehouden met de interesse voor de varkensfokkerij of -mesterij. Beide factoren moeten voor de uiteindelijke bedrijfsresultaten als uitgangs punt worden gezien. VOORUITZICHTEN Een concrete beantwoording van de toekomstige ontwikkeling, in het bijzonder met betrekking tot het prijsverloop, is niet mogelijk. Aan de hand van uit voerige berekeningen van het L. E. I. is het wel mo gelijk, een prognose te geven van de te verwachten prijsontwikkeling in de komende jaren. De L. E. I.-rapporten geven aan, dat de 'laatste ja ren de kostprijs gemiddeld vrijwel overeen kwam met de opbrengstprijs. Het arbeidsinkomen per afgeleverd mestvarken varieerde van f 15,tot 20,op de normaal goed geleide bedrijven. De verwachting is, dat de opbrengstprijs in de komende jaren gemiddeld hoger zal zijn dan de kostprijs. Hierbij móet wel re kening worden gehouden met uitéén lopende verschil len van periode tot periode. Verwacht wordt, dat de gemiddelde opbrengstprijs per kg geslacht gewicht binnen de E. E. G.-landen de eerstvolgende jaren zal oplopen tot ongeveer f 2,75. Uitgaande van deze gemiddelde opbrengstprijs per kg gesl. gew., een biggeprijs van 3,60 tot 3,90 per kg en een voederprijs van 40,is in de komende jaren een arbeidsinkomen te verwachten, variërend van 25,tot 30,per afgeleverd slachtvarken. Het te verwachten arbeidsinkomen per varken is gebaseerd op een gemiddelde voederconversie van 3,5 kg meel per kg kroei. Dit voederverbruik per kg groei varieert in de praktijkmesterij vrij sterk. Een lager of hoger voederverbruik van 0,3 kg meel per kg groei vermeerdert of verlaagt het voor de toekomst aange geven arbeidsinkomen met bijna ƒ10,per afge leverd varken. De vermelde afwijkingen in voederver bruik oefenen dus grote invloed uit op het saldo per dier en de uiteindelijke jaarresultaten. Bij de aanschaffing van uitgangsmateriaal voor de mesterij verdient daarom de herkomst van de op te leggen biggen meer dan gewone aandacht. De factoren voederbenutting en slachttype, die be palend zijn voor het saldo per varken, zijn erfelijk. Gezien de grote invloed van de erfelijk in het dier verankerde gebruiks- en slachtwaarde op het saldo per varken, is het voor optimale resultaten noodzakelijk, dat de mester geïnformeerd is omtrent de herkomst van de biggen. Selectiemesterij „Zuid-Nederland" te Someren. Op dit selectiebedrijf zullen in de naaste toekomst ook de Zeeuwse fokvarkens op gebruiks- en slachtwaarde worden getest. J. H. TER KEURS Hoofdass. Rijksveeteeltconsulent voor Zeeland.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 9