H. ENGLEBERT N.V.
Rassenverwarring bij wintertarwe
Enkele indrukken van de
HOL-U-BRA keuring
INGEZONDEN
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
\IOOR de 24 september te Etten gehouden centrale fokveedag bestond
vanuit Zeeland bijzondere belangstelling. Naast de grote inzendingen
van vrouwelijk fokvee uit Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Brabant deden
ditmaal ook een 30-tal fokkoeien uit Zeeland mee. In vergelijking met de
genoemde provincies is de rundveefokkerij in Zeeland van beperkte omvang.
Deze keuring is dan ook zeer waardevol om de stand van de fokkerij in
©nze provincie te toetsen.
Een goede organisatie, een uitstekend terrein en best weer droegen bij
tót een vlot verloop van de keuringen. Aangezien in zes ringen werd ge
keurd was het niet mogelijk alle verrichtingen van de jury's op de voet te
volgen. Wel bood het geheel gelegenheid een goede indruk te krijgen van de
kwaliteit, uniformiteit en type van het aangevoerde vee.
Direkt om 9 uur begonnen de keuringen van melkvaarzen en jongere
koeien, gevolgd door koeien van oudere leeftijd om tegen het einde van de
voormiddag zijn hoogtepunt te vinden in de keuring van de produktieklassen
en preferente stammoeders. Na de middag werden 8-tallen nakomelingen
van K.I.-stieren en 4-tallen nakomelingen van natuurlijk dekkende stieren
voorgebracht, gevolgd door een défilé van de met le prijzen bekroonde
groepen en individuele dieren.
Kampioenen werden niet aangewezen: Eensdeels is daar wel wat voor te
zeggen omdat dan de nadruk teveel valt op een van de beste fokdieren, maar
van de andere kant is een kampioenskeuring bijzonder attraktief omdat er
dan de gelegenheid is de topdieren tegelijk te vergelijken. Bij het défilé komt
dat minder goed tot zijn recht.
Enige Belgische fokkers, die we te Etten ontmoetten, uitten hun bewon
dering voor de grote mate van uniformiteit en beste kwaliteit van de meik
iekens bij de aanwezige koeien. Een enigszins critisch geluid lieten zij wel
horen ten aanzien van de plaatsing van sommige zeer fraaie en rastypische
dieren met niet al te veel maat. Hoewel in dit opzicht verandering aan de
gang is, is het beslist goed zeker in de provincie Zeeland op dit punt
bijzonder diligent te blijven.
Met 10 eerste prijzen, waaronder drie la prijzen, 19 tweede prijzen en
slechts 2 cferde prijzen toonde de Zeeuwse inzending aan dat de rundvee
fokkerij in onze provincie gedragen wordt door een aantal kundige fokkers.
In de klasse jongere preferente stammoeders behaalde Mieneke 3 (v. Rot-
terda Sikkema 89) van L. P. Brasser te Vrouwenpolder de la prijs. Deze
in Zeeland reeds zo bekende fokkoe behoort tot de beste dieren in Nederland.
Van de 7 in de diverse produktieklassen geplaatste Zeeuwse koeien be-
Adv.
IMPORTEUR:
Mineke 3, van L. P. Brasser, Vrouwenpolder,
behaalde in Effen een 1 a. prijs.
haalden er 3 eerste prijzen. Matje 4 (v. Piet Eduard Hollander) van D. M.
Rouw te Goes behaalde een lc prijs. Deze sterk gebouwde en goed ontwik
kelde melkkoe met beste melktekens stond, ondanks de recente geboorte
van een tweeling-kalf en een dagelijkse melkproduktie van ca. 30 kg, er
behoorlijk goed voor. Ondanks een iets schrale conditie verwierf de Rotterda
Sikkema 89-dochter Coba van A. L. Scheele te Axel de la prijs van de klasse
koeien, geboren na 1-9-1955, die tenminste 35.000 kg melk gaven. Bij de
jongste produktie-koeien verwierf Tosca 5 van de Belt (v. Sjoerd van 't Pavil
joen) van A. E. de Milliano te Oostburg de lE-prijs.
De resultaten bij de diverse klassen melkgevende koeien waren minder
goed dan bij de vorige rubrieken. Van de 15 deelnemende koeien verwier
ven alleen Corrie 3 van A. Poppe, Grijpskerke, en Dina 11 van G. Ingels te
Biervliet eerste prijzen n.l. resp. IE en lg. Voor 11 koeien was er een
eervolle 2e prijs, waaronder voor Geertje 1 van de Zanddijk van P. Buijze
te 's-Heer Abtskerke en Marijke 8 van L. P. Brasser, Vrouwenpolder, 2a prij
zen. Alle vier genoemde koeien zijn dochters van Rotterda Sikkema 89.
Sneeker 156 (v. Adema 561) van A. J. Dalebout, Ouwerkerk, kwam niet
verder dan 2E, daar deze luxe koe even meer ontwikkeling diende te be
zitten.
De 5 dieren voorgebracht in de klassen behorende tot de rubriek „droog
staande koeien" bezetten ook geen topplaatsen. Naast de drie 2e prijzen
verwierven De kleine Ery (v. Betje's Paul) van C. v. d. Houten, Kerkwerve,
en Annetje 32 (v. Ornea Adolf) van Js Vos, Koudekerke, resp. een ld en
1 E prijs.
In de rubrieken melkvaarzen dongen slechts twee Zeeuwse dieren mee
met resp. een 2b en ld prijs. Deze laatste prijs was voor de dochter van de
reeds genoemde Tosca 5 van de Belt, Belter Tosca 15 van A. E. de Milliano
te Oostburg (v. Jenne 362).
In een beste rubriek solide melkkoeien verwierf in de namiddag de groep
van 8 afstammelingen van Rotterda Sikkema 89 de la prijs. Een uniforme
collectie goed ontwikkelde koeien van klasse die een bijzonder goede in
druk maakte.
Als geheel is Etten een waardevolle tentoonstelling, waar de Zeeuwse in
zending een goede indruk maakte. De Zeeuwse fokkers zullen er inspiratie
uit putten om voor de aanwezige goede kern fokdieren sperma aan te wen
den van de allerbeste fokstieren die naast klasse, een goede produktiviteit
en melkbaarheid vererven, en die bovendien nakomelingen geven met
goede ontwikkeling en bespiering.
Nauwgezet volgen van de resultaten van keuringen voor preferentschap en
van de afstammelingenkeuringen met inachtname van de produktie-indexe»
of dochter/moeder vergelijkingen en de uitkomsten van het melkbaarheids-
onderzoek zijn hiervoor van toenemende betekenis. Dit betekent het gebruik
maken van de doorgaans oudere fokstieren waarvan voldoende gegevens
beschikbaar zijn.
C. DEN ENGELSEN.
AFD. LANDBOUW - VOORSCHOTEN - TELEFOON 01717-2 010
In de aflevering van 24 september van dit blad, verscheen een goed gedokumenteerd artikel over ie ras-
senkeuze bij wintertarwe, samengesteld door de Rijkslandbouwconsulenten in het zuidwestelijk kleigebied.
Er bestond alle reden, om aan te nemen, dat na deze publikatie er weinig reden meer zou zijn over dit
probleem nog verder te schrijven. Dit temeer waar ondertussen ook verschenen is, het bericht over rassen-
keuze bij wintertarwe voor 1965 van het Instituut voor Rassenoncferzoek van Landbouwgewassen, waar de
laatste gegevens over de kwaliteiten van de verschillende wintertarwes zijn samengevat. Het mag hier wel
gesteld worden, dat het tot biezondere voldoening strekt, dat de Rijkslandbouwconsulenten en het I. V. R O.
onafhankelijk van elkaar tot dezelfde kwalificering van onze tarwerassen zijn gekomen.
Dat er na dit alles toch nog reden is om op de ras-
senkeuze bij wintertarwe terug te komen, vindt zijn
oorzaak in het merkwaardig interessante artikel be
treffende Rassenkeuze en Bakkwaliteit in het nummer
van 1 oktober van dit blad.
De onaangename situatie doet zich namelijk voor,
dat in dit laatste artikel niet de verdiensten van de
verschillende tarwerassen in hun totaliteit bekeken
worden, maar dat hier slechts twee facetten onder de
loep genomen worden: namelijk de bakkwaliteit en
de schotresistentie.
Wat de eerste eigenschap, de bakwaarde, betreft,
hebben we te maken met een eigenschap, die zich,
wat Nederland betreft, nog geheel in de sfeer van
het onderzoek van verschillende Wageningse insti
tuten en van de verschillende kweekbedrijven be
vindt. Men kan er over twisten hoe groot het voor
deel voor de Nederlandse ekonomie is, dat een tarwe-
ras verbouwd wordt met een relatief broodvolume
van 107 in plaats van een ras met een broodvolume
van 100, over één ding kan men volkomen gerust zijn,
de landbouwer krijgt geen cent extra uitbetaald per
kg geoogste tarwe. Dit kan in de toekomst interes
sant worden als de kwekers er in slagen hoog produk-
tieve rassen te kweken met een relatief broodvolume
van 125 tot 150. Met de landbouw aan de hand van
zeer geringe verschillen in relatieve broodvolumes te
adviseren betreffende rassenkeuze is geen enkel boe-
renbelang gediend, integendeel hiermede worden zelfs
de voorstanders van betaling naar kwaliteit een
slechte dienst bewezen.
Anders staat het met de eigenschap schotresisten
tie. Dit is een probleem waaraan voor de praktijk wel
degelijk nü reeds financiële konsekwenties vastzit
ten. Het valt dan ook te betreuren, dat in het hier
voor genoemde artikel over dit onderwerp biezonder
tegenstrijdige gegevens worden gepubliceerd.
Zo wordt in de eerste tabel van dit artikel de schot
resistentie van het wintertarweras Manella goed tot
matig genoemd, in welke categorie ook het ras Ibis
volgens deze tabel thuishoort.
De schotresistentie van Flevina wordt als goed be
titeld en valt als zodanig in bovengenoemde tabel in
dezelfde categorie als de Felix.
De schrijver produceert dan een tweede tabel waar
in de kritieke warmtesom als maatgevend voor de
schotresistentie wordt weergegeven. Hij suggereert
hiermede, dat deze methode de enig officieel aan
vaarde is voor de bepaling van de schotresistentie.
Zeer zeker hebben wij door het werk van het Ne
derlands Graancentrum een zeer waardevol nieuw
hulpmiddel verkregen voor de bepaling van de schot
resistentie.
Wij zijn echter van mening, dat hier toch ook nog
andere faktoren een rol spelen, bijvoorbeeld het aar
type van het betreffende ras. In ieder geval zijn de
resultaten van de I. V. R. O. proefvelden en de prak
tijkervaringen die naast de warmtesom gegevens re
sulteren in een definitieve beoordeling in de rassen-
lijst niet volledig in overeenstemming met de ge
gevens uitsluitend uit de warmtesommen verkregen.
In het bericht over rassenkeuze door het laatste
instituut vorige week gepubliceerd, wordt betreffen
de de korreleigenschappen van de Manella gezegd:
„Iets gevoelig voor schot en tamelijk voor korrel-
uitval". Voor het ras Ibis luidt de omschrijving: „Wei
nig gevoelig voor korreluitval, iets voor schot"
Op zichzelf is het geen wonder, dat de konklusie
betreffende de rassenkeuze aan het eind van het ar
tikel over rassenkeuze en bakkwaliteit onjuist is. Het
is altijd onmogelijk om aan de hand van twee vrij
willekeurig genomen eigenschappen een gefundeerd
advies over rassenkeuze te geven. Een boer verbouwt
nu eenmaal geen bakwaarde, schotresistentie, ziekte
resistentie, strostevigheid of welke andere eigenschap
men ook maar op wil noemen.
In de praktijk wordt een tarweras uitgezaaid waar
in al deze eigenschappen in meerdere of mindere
mate aanwezig zijn, elk ras is op zichzelf een com
promis.
We beschikken op het ogenblik gelukkig in het
Nederlandse tarwesortiment over een aantal rassen
die een behoorlijk goede combinatie van eigenschap
pen in zich verenigen. Ongetwijfeld behoren hier ook
de rassen Manella en Flevina toe. Aan de hand van
bakkwaliteit en schotresistentie deze rassen nu ech
ter tot de toprassen van het jaar te verklaren is on
juist.
Een ervaren voorlichter weet dit en zal dan ook
alle eigenschappen van de rassen op hun gewicht
schatten alvorens hij een advies over rassenkeuze
uitbrengt. Het is daarom dan ook biezonder plezierig
dat de lezers van dit blad in het nummer van 24 sep
tember een dergelijk advies gekregen hebben van de
Rijkslandbouwconsulenten.
Ir D. J. GLAS.