Zeeuwse Landbouw- 959 Veehouderij en voederwinning Voederbieten Grondbewerking Wintertarwe Snijmais VRIJDAG 9 OKTOBER 19 6 5 d oktober Snijmais moet men niet oogsten voor de korrels deegrijp zijn. Geef hiervan aan melkvee echter niet te grote hoeveelheden tegelijk, want dit heeft een nadelige invloed op de melkgift. Het grootste gedeelte zal daarom ingekuild worden. Dit lukt meestal heel goed, omdat het een suikerrijk produkt is, mits men over het inkuilen niet te lange tijd doet en de kuil goed afdekt. Ook is prima kuilvoer te verkrijgen door bietekoppen en -bladeren goed gemengd met gras in te kuilen. Gras kan in deze tijd nog goed ingekuild worden door het te laten maaikneuzen en de helft van de normale toevoeging te gebruiken. Zonder toevoeging najaarsgras kuilen is riskant. Besluit men dit toch te doen dan beslist na een zonnige periode en een droog gewas. DE gemengde bedrijven krijgen het ook weer druk, met het binnenhalen van de laatste wintervoorraden. Van de bietekoppen en -blad kan een gedeelte vers vervoeder<3 worden. Om teleurstelling bij het bewaren van aardappelen te voorkomen is het noodzakelijk om uw thermometers en thermostaten te laten kontroleren. DE verbouw van dit produkt is de laatste jaren sterk teruggelopen, omdat het vooral in 't najaar erg arbeidsintensief is. In het buitenland (Dene marken en Duitsland) heeft men methoden ontwikkeld om 't handwerk zoveel mogelijk te verminderen door gebruik maken van kopschoffel, rooisleden en laadvork. In ons land vindt dit nog niet veel toepassing. Het verdient echter wel aanbeveling om eens te bezien, welke methoden hier ook toegepast kun nen worden. In het laatst van deze maand is het weer de tijd voor de oogsten. Doet men dit vroeger, dan is de bewaarbaarheid van de voederbieten minder, komt men later in het jaar, dan is de kans op nachtvorst te groot. pk>egd. Dit is een welkome aanvulling van het organische stofgehalte in fle grond. Per ha levert dit 5000 tot 6000 kg droge organische stof, d.w.z. even vee} als een heel goed geslaagd gewas stoppelklaver. ALS het droog is kan in deze tijd nog een grondbewerking worden uitge voerd. Kweek kan dan chemisch bestreden worden door een bespui- ting met TCA. Als het weer groeizaam is, (zolang er geen nachtvorst is ge weest) kan ook nog een bespuiting met Weedazol TL worden uitgevoerd. Later in het jaar kan kweekbestrijding het best gebeuren op de ploeg- snede met een TCA bevattend middel. Vooral langs slootkanten waar de kweek meestal vandaan komt, is dit een effektieve methode. In deze tijd is het ook van belang om de groenbemesters in de gaten te houden. Vooral als hiervoor Westerwolds raaigras is gebruikt, moet men kontroleren of dit niet in het zaad schiet. Als dit het geval is, en men is nog niet toe aan het wintervoorploegen, dan kan men het beste de zaadstengels afmaaien. Dit is maar een geringe moeite, terwijl er veel hinder in het volgende jaar door kan worden voor komen. Op de bedrijven op de zwaardere gronden wordt weer begonnen met het wintervoren. Doe dit niet als de grond beslist te nat is, dat kan het volgend voorjaar nog een ongunstige invloed hebben op het zaai- en pootbed. Denk vooral aan de grasgroenbemesters, deze moeten zeer zorgvuldig met be hulp van een voorschaar worden ondergeploegd. Half of helemaal niet onder- geploegd gras geeft het volgende jaar veel last. OKTOBER is bij uitstek de maand voor het inzaaien van wintertarwe. Zeker als we een strenge winter krijgen, zoals sommigen verwachten, is het gunstig dat het gewas stevig het koude jaargetijde kan ingaan. Enige tijd geleden is in een artikel in de rubriek „Wie schrijft, die blijft" met cijfers aangetoond, dat het rendement van wintertarwe gemiddeld gro ter is dan van zomertarwe. Dit geldt nog in grotere mate voor zomergerst. Uit dit oogpunt bezien, is het dus gunstig om op de oppervlakte die in het bouwplan voor granen is gereserveerd, zoveel mogelijk te gaan in de richting van de wintertarwe. Vanzelfsprekend moet ieder beoordelen, of dit ook voor zijn bedrijf geldt. Wie b.v. te kampen heeft met sterke slempgevoeligheid van de grond, kan wellicht beter zomertarwe verbouwen. De uitslagen van de rassenproeven van wintertarwe met een beschrijving van de eigenschappen zijn onlangs al gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de op brengsten per ha van de meest gangbare rassen niet ver uiteenlopen. Bij de keuze van een bepaald ras zal men dus moeten letten op nevenfaktoren (die echter wel zeer belangrijk zijn) zoals: stadium, stevigheid van stro, gevoe ligheid van korreluitval en schot, ziekteresistentie enz. an een maisbek geeft in een staand gewas »ste verliezen. IYE oogst hiervan zal dit jaar niet vroeg zijn. Om de grootst mogelijke hoeveelheid aan voederwaarden te oogsten, moet men wachten, tot de korrels deegrijp zijn, d.w.z. als men een korrel samenknijpt tussen de vingers mag er geen vocht meer uitkomen. Bij kontrole hiervan moet men niet de kantrijen nemen, want deze zijn meestal iets eerder rijp. Het oogsten gebeurt met een maaikneuzer, voorzien van een maisbek en zelflossende wagens. In principe kan mais zowel in een silo, in een kuil als op de grond bewaard worden. In de praktijk voldoet een rechthoekige kuil in de grond van 3 m breed en 1 m hoog het beste, mits men geen last van grondwater heeft. Het voordeel hiervan is, dat men er gemakkelijk met een trekker op kan, om het materiaal vast te rijden. Dit is heel belangrijk, omdat snijmais als het niet vast aangedrukt is, vlug gaat broeien. Daarom is het ook belang! uk dat de kuil niet te breed is, omdat dan bij het weghalen een zo klein n. gelijk gedeelte van de kuil aan de lucht wordt blootgesteld. De kuil na het vullen direkt goed afdekken met plastiek (0,1 mm dik) en een gronddek van minstens 40 cm. De kuil moet twee maanden zitten, voor ze open gemaakt mag worden. Voor een goed gewas is ongeveer 6070 m3 silo of kuilinhoud nodig per ha. ij

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 11