KNLC MAU RITS PLEIN 23 Miljoenennota en Landbouw Huishoudelijke voorlichting in beroering ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD iïV«i>VÖVj»V<iiiVii-ir£ÏX& BaMwawwwmwmfa K-aya.fflyoii'Mvy 35&S$SS$&:$®S: 'v;i*W>Y^iv'«ifi-W'i-r :;X;>^.^^^g;^^^.y;v^;:ff^^;y^;:;:;y;:^:fiy^.r;^W;:;y::;X:s::y;:::;: IN het vorige nummer van dit blad hebt U al veel kunnen lezen over de 1 nieuwe landbouwbegroting voor 1966. De dagbladen, radio en televisie hebben het hunne gedaan om de rijksbegrotng voor het volgende jaar de no- lige bekendheid te geven. Wij willen ons hier nu bepalen tot het kader, waar in het overheidsbeleid voor land- en tuinbouw blijkens de begrotingsstukken moeten zien. In do afgelopen jaren was het begrip prioriteit nogal in de mode. Twee jaar geleden werd aan de situatie in de landbouw een hoge prioriteit toegekend. Met de woningbouw en de belastingverlaging was de verbetering van die landbouwsituatie één van de voornaamste zorgen. Vorig jaar werd door criti ci van de landbouwbegroting de vraag gesteld of die hoge prioriteit nog wel bestond. Hoe is het op het moment gesteld met de land- en tuinbouw als „on derwerp van staatszorg"? I>E RIJKSBEGROTING 1066 De Miljoenennota, liever „miljar dennota" oftewel Nota over de toe stand van "s Rijks Financiën heeft wel stof tot discussie aan den volke gege ven. Niet in het minst natuurlijk door de aangekondigde belastingmaatrege len, die straks bemerkt en herkend zullen worden als prijsverhoging bij enkele ..genotvolle" artikelen en als de noviteit van het belastingspaar- briefje. De kabinetswisseling is uiter aard niet vreemd aan de andere „filo sofie" die de begroting draagt. De the orie van de laatste jaren was, dat de stijging van de rijksuitgaven niet m.ocht uitgaan boven de toeneming van t nationale inkomen. In de prak tijk viel dat wel eens iets anders uit, maar die richtlijn werd toch zo goed mogelijk aangehouden. De huidige re- gering-Cals stelt zonder al teveel om haal, dat die structurele norm, zoals die ook wel genoemd wordt, tijdelijk niet meer te handhaven is. De reden is kort aldus weer te geven: De pro- duktiviteitsverbetering heeft onze welvaart doen stijgen. We zitten nog steteds met een tekort aan (goede) woningen, we willen allemaal auto's en meer voortgezet onderwijs. Daarbij gevoegd dan nog de toeneming van de bevolking. Het gevolg is dat een forse aanpak van een aantal grote knel punten in onze nationale samenleving niet meer te ontgaan is. De uitgaven voor 1966 worden daarom ruim 3 vild. hoger geraamd dan oorspronke lijk voor 1965; 2,5 mld. daarvan gaan aaar in volgorde van grootte van meerkosten" onderwijs, salaris maatregelen, woning-wetvoorschot- ?en, verkeer en waterstaat en ontwik- telingshulp. De resterende verhoging vordt uitgesmeerd over de andere on- lerwerpen van staatszorg. Willen we nog het begrip prioriteit aanteren dan moeten we constateren, dat de land- en tuinbouw onder de eerste zorgenkinderen niet meer voor komt. Wat nog niet zeggen wil, dat de landbouwbegroting op zich dus zeer onbevredigend zou zijn. De spanning in onze volkshuishou ding als gevolg van de meer dan vol ledige werkgelegenheid is al groot ge noeg, zegt minister Vondeling; enige ontspanning kan geen kwaad. Maar hoe met deze begroting, die de over heidsinvesteringen dusdanig ver groot? De inkomsten van de staat kunnen daarvoor zorgen: de verho ging van de indirecte belastingen. De eenmaal afgesproken verlaging van loon- en inkomstenbelasting gaat door (tweede deel per 1 januari 1967), maar de verdere belastingverlaging wordt in de staatskas vanaf 1966 een tijdje voor Sijmen bewaard. I>E LANDBOUWBEGROTING 1966 In dit bestek zullen we over de landbouwbegroting zelf kort zijn. In het vorige nummer zijn hierover uit voerige mededelingen gedaan. Het totale begrotingscijfer is 50 min. hoger dan het oorspronkelijk voor 1965 geraamde bedrag (de werkelij ke uitkomsten voor 1965 liggen op een veel hoger niveau). Maar daarin zit ook de 30 min. lagere begro ting van het Landbouw-Egalisatie- fonds (overname door „Brussel" van een deel van de kosten van het zui velbeleid). Ze staat helemaal in het teken van het structuurbeleid. Dat wil zeggen het noodzakelijke beleid, dat op wat langere termijn zodanig uitwerkt, dat de onvermijdelijke aanpassingen zo vlot mogelijk kunnen verlopen. De versterking van de positie van de Ne derlandse landbouw, nationaal en in ternationaal, gaat ons ter harte. Inge stemd kan dus worden met de poging om 't tempo van uitvoering van ruil verkaveling en waterbeheersing te versnellen. Erkentelijkheid is op zijn plaats voor de veel grotere bedragen, die in onderzoek en voorlichting worden gestoken, alsmede voor de grotere aandacht, die afzetmarkten krijgen. Ook de verruiming van de middelen van het O. en S. fonds en het Borg stellingsfonds is niet te veronacht zamen. Maar de boer wil ook graag op korte termijn goed verder kunnen, vooral na de ongunst van het weer van 1965. Het is te begrijpen, dat de minister van Landbouw ten aanzien van het prijsbeleid geen voorspel lingen of toezeggingen kan doen. Dat is een zaak van Brussel en de daar nu optredende vertraging (waarmee overigens nauwelijks re kening kan worden gehouden in de begrotingstoelichting) is al schade lijk genoeg. Maar hoe staat het met de mogelijkheden om tot subsidiëring van verbeteringen op individuele be drijven te komen (zonder het gerich te voorbeeldkarakter) De minister zegt hierover alleen wat hij al eerder zei: Er zijn al vele mogelijkheden tot financieringshulp, ik verwacht van een algemeen subsidiebeleid natio naal en in de E. E. G., geen heil, maar overigens is het overleg hierover nog gaande. Het bestuur van het O. en S.-fonds gaat zich binnenkort ook beraden over de verder mogelijke „ontwikkelingsmaatregelen" in de naaste toekomst. AFKOELING TE VERWACHTEN De eerste en overheersende indruk, die men krijgt bij kennisneming van de begrotingsstukken 1966 is die van de grote invloed van de algemeen po litieke en sociaal-economische situa tie op land- en tuinbouw. Dit effect zal zich op vrij korte termijn doen voelen en het zal niet zo'n aange naam effect zijn. De landbouwbegro ting biedt ruimere mogelijkheden, maar dat geldt voor de lange ter mijn; structuurbeleid is werk van lange adem. Voor de nabije toekomst moeten wij hopen, dat het schip van de E. E. G. gauw weer los kömt. Ter- wille van het perspectief (of althans de grotere zekerheid) inzake het markt- en prijsbeleid dat wij in de Nederlandse landbouw zo hard nodig hebben. Vooral nu in dat verband een ernstige vertraging optreedt, moet de schuchterheid van minister Biesheu vel om andere tegemoetkomingen op korte termijn te verwezenlijken toch wel worden betreurd. Laat ons ho pen, dat de minister aangaande het subsidiebeleid voor de modernisering en aanpassing van individuele bedrij ven alsnog snel tot andere gedachten komt. Want ook het binnenlandse soci aal-economische klimaat zal voor land- en tuinbouw snel kunnen ver slechteren en tot maatregelen kun nen nopen, die in de (on)rentabili- teitssituatie verbetering brengen. Misschien dat de particuliere bester dingen worden afgeremd. Zeker is frï elk geval, dat de overheidsbestedin gen fors worden uitgebreid. En dat daardoor de spanning in onze volks huishouding verder toeneemt, wat zich zal uiten in een opwaartse druk op prijzen en lonen. Alle goede voor nemens terzake van het bewaren van evenwicht ten spijt. De stemmen van. gezaghebbende vakbondskringen zijn,- dunkt ons, niet mis te verstaan. In deze situatie zou het logisch zijn, dat de overheid ook de verantwoordelijk heid voor het loonbeleid zou blijven dragen. Maar juist in deze tijd worclt er door de vakcentrales en overheid gewerkt aan een verdere verlegging van deze verantwoordelijkheid naar contracterende partijen! Zeven organisaties van midden- en kleinbedrijf en land- en tuinbouw hebben de Staten-Generaal hun ver ontrusting over het regeringsbeleid laten blijken. Al vóór de derde dins dag, maar het pleidooi van deze sec toren voor een rechtvaardiger aan deel in de groei van de welvaart wordt nog klemmender. Het nog ongunsti ger kostenklimaat, dat nu voor de zelfstandige ondernemers dreigt, kan slechts hun inkomstenpositie verder aantasten. Om voor land- en tuinbouw een weerkundig beeld te gebruiken: Er •zal op den duur wel weer mild en zomers weer kunnen komen, maar eerst gaan we een kil seizoen tege- moet. STR. Enige wijzigingen in huishoudelijke voorlichting op het platteland, vormen zowel op het Ministerie van Landbouw als bij de 3 C.L.O. een punt van be spreking: Een accentverschuiving naar het economische vlak, Mogelijkheden om ook buiten streekverbeteringsgebieden individuele voor lichting te geven, De taak van de Stichting voor Huishoudelijke Voorlichting ten Plattelande in de groepsvoorlichting, Subsidiebeleid en de termijn waarbinnen veranderingen zich moeten vol trekken. Deze punten zijn alle in behandeling. Om eventuele onrust te vermijden willen wij graag opmerken: De 3 Centrale Landbouw Organisaties zullen huishoudconsulentes houden, die naast technische huishoudelijke voorlichting en in aansluiting hierop, eco nomische problemen gaan bespreken. In bestaande streekverbeteringsgebieden blijft de bestaande indeling voor lopig voortduren. Het is niet de bedoeling deze binnenkort te wijzigen. WAT IS HET GEVAL? In alle streekverbeteringsgebieden bestaan voorlichtingsplannen die zich uitstrekken over de komende jaren, tot het hele programma van intensie ve voorlichting is afgewerkt en de streekverbetering is beëindigd. De huishoudelijke voorlichting, uit gevoerd door huishoudconsulentes in dienst van de standsorganisaties neemt hierbij een belangrijke plaats in. De laatste jaren vindt een accent verschuiving plaats van het tech- nisch-huishoudelijke, naar het meer economisch-huishoudelijke terrein. Ook buiten streekverbeteringsgebie den bestaat een grote vraag naar raad en steun op dit gebied. NIEUWE OPZET In de nieuwe opzet nu, zal de huis- houdconsulente ook kunnen werken buiten streekverbeteringsgebieden, ook al zal zij zorgen deze niet te ver waarlozen. Haar taak zal liggen op het terrein van individuele voorlich ting op huishoudelijk gebied, waarbij zij steeds de gezinsfinanciën en de mogelijkheden van het bedrijf in het oog houdt. Goed samenspel met de econo misch-sociale voorlichters zal hierbij nuttig en noodzakelijk zijn. Voorlichting over de woning, wo ninginrichting en arbeidsrationalisa- tie hoort ook bij haar thuis. Zij blijft raad geven bij grote en kleine ver bouwingen, zelfs bij nieuwbouw, maar zal zich steeds gesteund weten door het Instituut voor Landbouw- huishoudkundig Onderzoek te Wage- ningen. CURSUSSEN De Stichting voor Huishoudelijke Voorlichting ten Plattelande zal hier* naast groepslessen geven op uitslui tend huishoud-technisch terrein, zo als koken, naaien, tuin verzorging; beter bewegen enz. In de streekverbeteringsgebieden valt het steeds op, dat deze cursus sen in aantal sterk stijgen door de stimulerende invloed van de huis houdconsulentes. Juist door hun ken nis van de streek weten zij waarvoor belangstelling bestaat en waaraan behoefte is. Zo kunnen zij met de provinciale commissie van de Stich ting en de leraressen komen tot een gerichte programmering. Het zou o.i. onjuist zijn wanneer ook de Stichtingslerares individuele voorlichting ging brengen. Immers juist bij het huishouden is het moeilijk technische en economi sche problemen te scheiden, en m.i. is het wenselijk de economisch-socia- le voorlichting bij de organisaties te laten bestaan. Nadere uitwerking en concrete ge gevens verwachten wij binnenkort. De besprekingen hierover zijn nu nog volop gaande. G. A. de L.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 6