Landbouwbegroting-1966 BUITENGEWOON OOGSTVERLOE VOOR BOERENZOONS EN LANDARBEIDERS IN MILITAIRE DIENST Soepele toepassing van regeling: verlof ook langer dan 7 dagen per maand 903 VRIJDAG 24 SEPTEMBER I9SS ("Vervolg van 1ste pag.} Om meer grond voor bedrijfsvergroting vrij te maken, heeft het bestuur van het Fonds naast de regeling voor de bedrijfsbeëindiging een tweede saneringsregeling vastgesteld, die voorziet in een bijdrage-ineens van tienmaal de pachtwaarde van de grond, die ter beschikking van de Stichting Be heer Landbouwgronden moet worden gesteld. In toenemende mate treft het bestuur van het Fonds regelingen voor de ontwikkeling van bedrijven, die hun plaats blijven behouden. Ook de financiering van bedrijfsverbeteringen in het algemeen blijft de aandacht vragen. Het Borgstellingsfonds voor de Landbouw, dat in het kader van de landbouwbe groting 1966 met 10 miljoen versterking van zijn financiële draagkracht heeft gekregen, zal de ac tiviteiten van de centrale boerenleenbanken zoveel mogelijk ondersteunen. STRUCTURELE HERVORMING De voornaamste elementen van het cultuurtech nische beleid, dat gericht is op de structurele her vorming en herinrichting van grote landelijke ge bieden, vormen ook voor de toekomst de ruilverka velingen en de afzonderlijke werken ter verbetering van de ontsluiting en de waterbeheersing. Voor beide soorten werken komt meer geld beschikbaar. Aangezien de modernisering van de landbouw een ingrijpende omvorming vraagt van de lande lijke gebieden, is overleg gaande tussen de Ministers van Landbouw en Visserij en van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid en Ruimtelijke Ordening over de onderlinge afstemming van het agrarisch structuur beleid en het ruimtelijke ordeningsbeleid. Minister Biesheuvel verwacht, dat over de resultaten van dit overleg mededelingen kunnen worden gedaan in de komende nieuwe nota inzake de nationale ruimte lijke ordening. MINISTER BIESHEUVEL ACHT KRACHTIGE VOORTZETTING VAN RUILVERKAVELINGEN ALLESZINS GEWETTIGD Het streven van de Regering tot versterking van de positie van de Nederlandse landbouw en visserij komt in de Rijksbegroting in het bijzonder in het structuurbeleid tot uitdrukking. De Regering ver wacht met haar structuurbeleid een bijdrage te kunnen leveren tot de aanpassing van de Neder landse landbouw en visserij aan de veranderingen die zich zowel nationaal als internationaal op het terrein van de produktie en afzet voltrekken. CULTUURTECHNISCHE WERKEN De ruilverkavelingen vormen met de werken tot verbetering van de ontsluiting en de waterbeheer sing de ruggegraat van het overheidsbeleid in de cultuurtechnische sfeer. Het primair doel is het scheppen van de gelegenheid voor de land- en tuin bouwbedrijven zich te ontwikkelen en volledig pro fijt te trekken van de technische en economische mogelijkheden. Het ruilvex-kavelingsprogramma ondergaat een verruiming. Ook landbouwgebieden, die de naam hadden van goede produktiegebieden, maar die als gevolg van de noodzakelijke mechanisatie en ratio nalisatie tegenwoordig achterblijven door veroude ring van de structuur en van de verkaveling zullen in het programma worden opgenomen. De doelgerichtheid van de ruilverkavelingen wordt breder. AP dringend verzoek van de drie Centrale Landbouw Organisaties en in overleg met «ijn ambtgenoot van Landbouw en Visserij heeft de Minister van Defensie bepaald, dat in verband met de weersomstandigheden der afgelopen we ken de voor oogst werkzaamheden getroffen ver lofregeling soepel dient te worden toegepast. De commandanten dienen aan militairen, op Wie bedoelde verlofregeling van toepassing is, desgevraagd onverwijld buitengewoon verlof bui ten bezwaar van 's rijks schatkist te verlenen, in dien de weersomstandigheden gunstig zijn voor óogstwerkzaamheden. In afwijking van de bestaande oogstverlofrege- ling kan uiterlijk tot 1 november 1965 oogstver- lof worden verleend voor langer dan zeven dagen per kalendermaand. Het reeds genoten oogstverlof komt in mindering op het thans te verlenen ver lof en het in de oogstverlofregeling genoemde maximum van een en twintig dagen mag niet wor den overschreden. Het verlof ordt niet verleend aan dienstplich tigen die nog geen twee maanden werkelijke dienst voor eerste oefening hebben vervuld, in het buitenland zijn geplaatst, dan wel voor her halingsoefeningen in dienst zijn. Ruilverkavelingen, die gelegen zijn in de buurt van grote, zich uitbreidende bevolkingscentra, vra gen bijzondere aandacht met het oog op de plano logische vormgeving van dergelijke gebieden. De aanpassingsmogelijkheden aan een toenemende in dustrialisatie en bevolkingsdichtheid moeten zeker gesteld worden. Wanneer een ruilverkaveling wordt uitgevoerd, kan daarvan geprofiteerd worden om tal van voorzieningen, die anders (nog) niet zouden kunnen worden gerealiseerd, in het kader van de ruilverkaveling tot stand te brengen. Het aspect van de sterk toegenomen behoefte aan voorzieningen voor de openlucht-recreatie staat ook in dit verband. In het kader van een ruilverkaveling is het moge lijk tegemoet te komen aan vele op dit gebied be staande wensen ten aanzien van aanpassing van wegtracé's, aanleg van picknick- en parkeerplaatsen, opneming in toeristische routes, aanleg van rijwiel paden, waterpartijen, visgelegenheid en dergelijke. TWINTIG MILJOEN GULDEN MEER VOOR DE UITVOERING VAN CULTUURTECHNISCHE WERKEN Op het gebied van de landbouwstructuur kreeg de Cultuurtechnische Dienst in de laatste jaren ruimere mogelijkheden tot ontplooiing van zijn ac tiviteiten. Zowel voor de ruil- en herverkavelingen als voor de gemeente- en waterschapswerken wordt thans 10 miljoen meer uitgetrokken dan in 1965. Hierdoor wordt in de begrotingsbedragen een uit ga venpeil bereikt dat bijna tweemaal zo hoog ligt als in 1961. (begrotingsbedragen) 1961 1962 1963 1964 1965 1966 99 107 115 140 165 185 Minister Biesheuvel spreekt in de memorie van toelichting bij de Landbouwbegroting 1966 zijn vreugde uit, dat voor de gemeente- en waterschaps werken. die in de begroting 1965 onveranderd op 35 miljoen waren geraamd, thans 45 miljoen kan worden uitgetrokken. De vraag naar verbete ring van de ontsluiting van agrarische gebieden en de waterbeheersing is zeer groot en is een gevolg van het inzicht, dat de externe produktiefactoren voor de landbouw van groot belang zijn om doel matig te kunnen werken. De tweede 10 miljoen verhoging is voor f 5 mil joen bestemd voor de rijksbijdrage in de ruilver kavelingen tot een totaal van 95 miljoen gulden, zodat ongeacht apparaatskosten voor de uit voering van werken 140 miljoen beschikbaar komt. De posten op de buitengewone dienst voor de ruilverkavelingsvoorschotten aan belanghebbenden is met 5 miljoen meer op 45 miljoen gebracht. Het netto-aankoopbedrag van de Stichting Beheer Landbouwgronden, dat in de vorige begroting van 6 miljoen op 34 miljoen was gekomen, is in de landbouwbegroting 1966 ongewijzigd gebleven. De steike groei van de ruilverkaveling bij over eenkomst heeft geleid tot een financiële regeling, die een betere planning mogelijk zal maken. Voortaan zal jaarlijks een bepaald percentage voorshands' als richtlijn vijf procent van de kredieten voor ruilverkaveling worden afgezonderd voor de ruil verkavelingen bij overeenkomst. Dergelijke over eenkomsten zullen niet worden voorbereid in ge bieden. waar binnen acht jaar stemming over een wettelijke ruilverkaveling wordt verwacht. Op deze wijze acht de Minister een evenwichtig beleid ge waarborgd, waarbij de bijzondere functie van de ruilverkaveling bij overeenkomst, n.l. een snelle en eenvoudige, relatief goedkope, doch veelal beperkte, op verkaveling gerichte verbetering van kleine af geronde gebieden, tot zijn recht kan komen. ONDERWIJS EN VOORLICHTING De basis voor de begeleidende activiteiten van de Overheid bij de structurele ontwikkeling van de landbouw vormen landbouwonderwijs en landbouw voorlichting. De uitgaven voor het landbouwonder wijs, dat de laatste jaren in sterke ontwikkeling in praktisch onderricht is, zullen naar raming in t966, met 17 miljoen meer, 97 miljoen bedragen. De landbouwvoorlichting met haar veelomvattende taak zal volgens de raming 6 miljoen méér kunnen be steden en vergt dan f 47 miljoen. NIEUWE BIJDRAGE VAN TWAALF MILJOEN GULDEN VOOR HET ONTWIKKELINGS- EN SANERINGSFONDS VOOR DE LANDBOUW HET FONDS HEEFT EEN BELANGRIJKE TAAK IN HET KADER VAN HET STRUCTUURBELEID In het jaar 1966 zullen de maatregelen van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Land bouw voor de sanering (bedrijfsbeëindiging) volledig doorwerken en voor een verdere uitbreiding van de activiteiten voor de ontwikkeling van landbouwbe drijven zal voldoende armslag nodig zijn. Zal aan het einde van het lopende begrotingsjaar ongeveer 5,5 miljoen van de aanvankelijk beschikbare 25 miljoen besteed zijn, er is een nieuwe bijdrage van 12 miljoen uitgetrokken voor 1966. Dit is be doeld, zegt de Minister van Landbouw en Visserij in de memorie van toelichting bij de Landbouwbe groting 1966, om duidelijk vast te stellen, dat aan een nieuwe krachtige impuls op de ontwikkeling van de landbouw, geen belemmeringen in de weg behoeven te staan. Tevens legt Minister Biesheuvel op deze wijze de nadruk op de belangrijke taak, dï« de bewindsman aan het fonds toekent in het kader van zijn structuurbeleid. Het peil van de maximaal aan te gane verplichtingen is verhoogd van 94 mil joen per 31 december 1965 tot 169 miljoen per 31 december 1966. SUBSIDIEBELEID De belangrijkste problematiek op het gebied van de ontwikkeling van landbouwbedrijven ligt overi gens bij de algemene uitgangspunten voor het be leid in de komende jaren. De Nederlandse landbouw is naar de mening van Minister Biesheuvel niet ge baat met een ongenuanceerd algemeen subsidiebe leid voor de ontwikkeling van de bedrijven. De ge- dachtenwisselingen, in het fondsbestuur, in het overleg van de Minister met het Landbouwschap en in E.E.G.-verband zijn hierover in volle gang. In ieder geval laten de geldmiddelen, die ter beschik king staan en komen, voldoende ruimte voor uit breiding van maatregelen, gericht op de ontwikke ling van landbouwbedrijven. BORGSTELLINGSFONDS VOOR DE LANDBOUW Teneinde een verantwoord evenwicht te behou den tussen de regelmatig toenemende verplichtingen van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw door verleende garanties en de financiële draagkracht van deze instelling, is in de ontwerp Landbouwbe groting een voorstel opgenomen de garantie voor het nakomen van deze verplichtingen te verhogen van 10 miljoen tot 20 miljoen. Daarnaast beschikt het fonds over een eigen kapitaal van ruim 37Ve miljoen; met deze Rijksgaranties zal de draagkracht derhalve stijgen tot ruim 57Va miljoen. Het totaal bedrag van de door het fonds op leningen gegeven borgtochten beloopt thans rond 200 miljoen. VERDERE DALING VERWACHT VAN HET TEKORT VAN HET LANDBOUW-EGALISATIEFONDS In de ontwerp-begroting 1966 is het tekort van het L.E.F. geraamd op 139 miljoen. De raming voor 1965 was 1(57 miljoen. Inmid dels is deze raming herzien tot 227 miljoen. De verhoging van de melkrichtprijs 1965/66 was bij de opstelling van de begroting niet meegerekend, wat voortkomt uit de gebruikelijke ramingsmethode. De afrekening met het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw over de jaren 1962/63 en 1963/64 tezamen levert voor Nederland een nadelig saldo van ƒ16 miljoen op. De afrekening over 1964/65 komt in de ontwerp begroting 1966 voor als een voordelig saldo van ongeveer hetzelfde bedrag. Deze omslag in het saldo komt voort uit de totstandkoming van de gemeen schappelijke financiering van de zuivelsektor sedert november 1964. Voorts is aangenomen, dat de E.E.G.-regeling voor oliën en vetten per 1 januari 1966 in werking zal treden, zodat in een garantieregeling voor bin nenlands koolzaad, die voor 10.000 ha met een ge middelde opbrengst van 2.500 kg per ha, voor een toeslag van ca. 301 per ton, 7,5 miljoen vraagt. De ingevolge E.Ê.G.-regeling met 25,tot 115, per ha verlaagde toeslag voor binnenlandse granen vraagt 32 miljoen. De toeslag voor de melkvee houder op de industriemelk is geraamd op 154 mil joen. Tenslotte is een aanzienlijk voordelig saldo van heffingen en restituties in de graansector in het geding, welk saldo met 373 miljoen 71 miljoen hoger wordt geraamd dan in het voorafgaande dienstjaar. Deze hogere raming wordt veroorzaakt door de stijging van de invoerheffing als gevolg van de per 1 juli 1965 gestegen drempelprijzen voor een aantal graansoorten. AGRARISCHE HANDEL EN INDUSTRIE PASSEN ZICH AAN BIJ DE EISEN VAN DE EUROPESE MARKT Gezien de betekenis van de export van de ver- edelingsprodukten zal krachtig worden gestreefd naar het behoud van de concurrentiepositie van onze nationale industrieën, zowel binnen de E.E.G. als op de markten van overige landen. Het verheugt de minister, dat het bedrijfsleven reeds de aanpas singen uitvoert, die de Europese markt eist: de snel voortschrijdende concentratie van bedrijven in de agrarische industriesector, het steeds toenemend aantal gevallen van technische en commerciële samenwerking tussen bedrijven, van gezamenlijk wetenschappelijk onderzoek en het hoge tempo van de eigen industriële expansie, alles met het doel beter het hoofd te kunnen bieden aan de concur rentie. PRODUCENTEN-GROEPERINGEN De vorming van groeperingen van producenten in de E.E.G., die met actieve steun van de nationale overheden streven naar concentratie van het aan bod, heeft onrust gebracht in de kringen van de particuliere handel. Minister Biesheuvel neemt hier tegenover niet bij voorbaat een afwijzend stand punt in. Het gaat om maatregelen, die op verant woorde wijze bijdragen tot verbetering van de commercialisatie van het landbouwprodukt. Wel dient gewaakt tegen concurrentievervalsing hetzij door kunstmatige bevoorrechting van bepaalde groepen boven andere, hetzij als gevolg van markt structuurpro jekten, welke met behulp van E.E.G.- en overheidssteun tot stand komen. Mededingings regels die een eerlijke en gezonde concurrentie waarborgen, moeten zeker gesteld worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 3