Om het boerenbestaan KNLC Buitengewoon verlof voor oogstwerkzaamheden WIJ menen er goed aan te doen om te wijzen op de mogelijkheid die er voor dienstplichtigen bestaat om voor het verrichten van oogst werkzaamheden buitengewoon verlof te krijgen. 862 MAURITSPLEIN 23 ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD veranderingen in de structuur van de Nederlandse landbouw gaan steeds door. Regelmatig vinden ontwikkelingen plaats die daar invloed op uitoefenen en soms verschijnen de resultaten van interessante onder zoekingen om ons een beeld te geven welke veranderingen er zo al in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, terwijl zo i u en dan ook nog profe ten proberen te vertellen waar wij naar tóe gaan. Vooral dit laatste is na tuurlijk bijzonder belangrijk, wanneer dergelijke profetieën goed gefundeerd zijn. Specialisatie of niet? ALS een voorbeeld van interessan te onderzoekingen zou ik willen noemen het onderzoek naar de ont wikkeling van het gemengde bedrijf in Noord-Brabant. Deze studie is daarom merkwaardig en interessant omdat zij ten eerste bevestigt de al gemeen gangbare mening dat op de bedrijven met varkens of pluimvee alleen diegenen uitbreiden die reeds een behoorlijk aantal van deze dier soorten bezitten. Mensen met kleinere aantallen voe len steeds meer de neiging er maar mee op te houden. Het aantal bedrij ven met varkens neemt dus af, het aantal varkens per bedrijf neemt toe. Hetzelfde geldt voor slachtkuikens en legkippen. In de tweede plaats echter komt er een geheel nieuwe conclusie om de hoek kijken", namelijk dat de speciali satie en daarmee bedoelt men het afstoten* van onderdelen van het be drijf en uitbreiden van slechts één onderdeel zich niet voortzet. In tegendeel, de bedrijven die reeds een groot aantal legkippen houden gaan zich ook toeleggen op varkenshoude rij in grote aantallen. De traditie van het gemengde be drijf om meer poten onder de tafel te hebben schijnt weer duidelijk op te leven. Deze tendens nu kan tot gevolg hebben dat velen menen dat de pro paganda voor een specialisatie ge rust kan ophouden. Ik ben het daar helemaal niet mee eens. De omwenteling gaat door WANNEER men de resultaten van het onderzoek goed bekijkt dan is het duidelijk dat juist diegenen die al een bedrijfsonderdeel b.v. varkens houderij goed onder de knie hebben zich nog een tweede poot aanmeten, maar die maken zij dan ook weer even solied als de andere. Van een terugkeer tot de oude situatie is dus helemaal geen sprake. De omwente ling gaat door maar blijkt enigszins van richting te vèranderen. Het lijkt ook logisch dat iemand, die zich b.v. volledig in de legkippensector heeft ontwikkeld, tot de conclusie komt dat het in die ene sector langere tijd niet goed kan gaan. Nu zijn de prij zen van eieren weer goed maar een jaar geleden was het ook wel abomi nabel slecht. Het is helemaal niet on logisch dat zo iemand probeert er nog een teelt op na te houden die dan de dalen in de eiersector zou kunnen op vullen. Toch is het voor mij een vraag of deze ontwikkeling door zal blij ven gaan. Planning I\E huidige maatschappij organi- seert zich steeds meer en ik dacht ook wel steeds beter. Veel meer dan vroeger is de te verwachten pro- duktie en ook de te verwachten vraag bekend. Let wel: ik zeg niet dat zij volledig bekend zijn. Vergissingen komen nog veel voor en onverwach te ziekte en plagen zullen ook blij ven optreden, maar in vergelijking met vroeger weten wij er al veel meer van. Daardoor is ook de plannnig van de produktie iets wat veel dichter binnen het bereik ligt. De mening wint dan ook steeds meer veld dat men met plannnig verder komt dan met het oude principe van de vrije markt. Daar komt dan nog bij dat de vrije markt een vrije concur rentie veronderstelt en dat deze laat ste hoe langer hoe minder optreedt. In veel sectoren van de industriële produktie is concurrentie al iets ge worden uit de verleden tijd. Daar worden de prijzen beheerst door prijs afspraken tussen enkele grote con cerns. Concurrentie IN veel sectoren van de agrarische produktie kennen wij het con- currentieprincipe nog wel en er zijn ook sectoren waar het bijzonder moei lijk zal zijn om een beter systeem te vinden. Ik denk dan vooral aan de dagprodukten van de tuinbouw. Zo dra echter een produkt verwerkt moet worden en houdbaar is gedu rende langere tijd dan leidt de con currentie er toe of heeft er al toe ge leid dat bewaring en verwerking door enkele grote bedrijven gebeurt. De concurrentie tussen deze bedrij ven nu is bijzonder moeilijk te hand haven, vooral als ze gezamenlijk kans zien de plannnig van de produktie ook in de hand te houden. Dergelijke bedrijven zullen dus proberen invloed op de produktie uit te oefenen. Dat doen zij door zelf de produktie ter hand te nemen (een foutieve metho de die niet tot het gewenste doel leidt) of door het contracteren van de toelevering. Daarbij kan de invloed op de pro duktie zo groot worden dat buiten de contracten zelfs geen ruimte over blijft. Verticale ^integratie HET ziet er naar uit dat deze si tuatie in de slachtkippensector wordt benaderd en dat zij in de var kenssector gaat beginnen. Het is een verschijnsel dat men kan aanduiden met verticale integratie. Deze is in verschillende industriële sectoren al ver gevorderd, al proberen sommige regeringen o.a. die van U. S. A. tegen monopolisten en kartelafspraken streng op te treden. Ik geloof dat deze neiging tot verticale integratie zo sterk is dat deze moeilijk kan wor den gekeerd. Beter is het dan om te proberen als producent een zodanige positie in te nemen dat de verticale integratie geen moeilijkheden kan veroorzaken. Dit kan natuurlijk door als producent zelf de verwerking en de verkoop van produkten in de hand te nemen maar dan in een zo groot mogelijke bundeling zodat wij ons zelf niet beconcurreren. Het kan ook door producentenor ganisaties die het produkt in één hand nemen en het op deugdelijk contract aan de verwerkers afleve ren. In de melksector hebben wij een mooi voorbeeld van een goed geslaag de producentenorganisatie n.l. de Coöperatieve Melkcentrale (C. M. C.) maar in diezelfde melksector zou het wenselijk zijn dat wij naar het sy steem van zelf verwerken en afzet ten gingen. Er is een zo hoog percen tage melk in Nederland dat door co- operatieve fabrieken verwerkt wordt, dat de mogelijkheid tot uitsluiting van de onderlinge concurrentie dui delijk aanwezig is. Technische of economische opbrengst HET frappeert mij de laatste we ken dat er nog steeds mensen zijn die ménen, dat een grotere op brengst per hectare of per dier na tionaal economisch nog voordelig zou kunnen zijn. Dit vooral met het oog op de verdediging van het lage netto rendement per hectare van kleinere bedrijven. Dit mag zo zijn in een pe riode van werkloosheid als de over heid toch grote hoeveelheden geld uitgeeft waarvoor zij weinig terug krijgt. Maar in de huidige periode, waar in. wij buitenlandse arbeiders moe ten overhalen om in Nederland te werken geldt dit natuurlijk niet. Natuurlijk moeten wij bij beoorde ling van deze zaak duidelijk rekening houden met het feit dat landbouw- produktie een heel andere is dan fa brieksmatige. Wij kunnen niet zon der schade stoppen om later weer rustig te beginnen. De uitkomsten zijn van te voren veel moeilijker te ramen. Dat alles is ons natuurlijk bekend. Maar het enige wat telt ook voor producenten van landbouwprodukten is niet de hoeveelheid die men per ha maakt maar de kostprijs van het produkt of eigenlijk nog meer de winst die men van het produkt over houdt. Het gaat om de economische opbrengst. Groter worden, kleiner worden DE onderzoekers hebben ons me thoden geleerd die hogere op brengsten geven en dat was bijzon der interessant. De bedrijven werden daar als het ware groter van. Nu le ren zij ons ook methoden om arbeid te besparen en daar worden de be drijven als het ware kleiner van. Er zijn althans steeds minder mensen voor dezelfde hoeveelheid produkt nodig. Daar valt niet aan te ontko men. Ik stel voorop, dat in een vrij land niemand verboden mag worden wat hij graag doet, als hij tenminste daar mee de gemeenschap niet hindert. Als iemand dan ook lang wil werken voor weinig geld dan is dat geen reden om hem te zeggen dat hij dat niet mag. Dat moet hij zelf weten. Maar als die man in dezelfde tijd meer zou kunnen doen dan is het heel moeilijk te verdedigen dat hij dan toch ondanks zijn geringe prestaties meer inkomen zou moeten verdienen. Dat is m.i. alleen te verdedigen als er voor die man geen andere moge lijkheid is. Voor veel boeren is dit in derdaad helaas nog het geval. Betere mogelijkheden DE voorzitter van de A. N. A. B. de heer S. v. d. Ploeg ziet zo'n betere mogelijkheid voor de veehou derij bedrijven evenwel duidelijk voor zich. Hij wil veel grotere bedrijven waar voldoende emplooi is voor 4 a 5 werkers, die dan bovendien alle vrije tijd kunnen hebben, die een nor male handarbeider in Nederland in de meeste sectoren van onze economie ook heeft. Ik moet zeggen dat zo iets theoretisch niet eens tot de onmoge lijkheden behoort. Ik heb zelfs in de praktijk een bedrijf gezien in De nemarken waar 4 mensen 300 koeien molken en waarbij dan eigen lijk één niet aanwezig was omdat hij een vrije dag of een vrij weekend had. Maar dat bedrijf was al sinds onheugelijke tijden een groot bedrijf waarop vroeger ook al wel 300 koei en werden gehouden, zij het dan in veel kleinere koppels en met veel meer mensen. De boeren in de buurt van dat bedrijf zullen waarschijnlijk wel met jaloerse blik naar dit bedrijf kijken omdat het zijn melk zo gemak kelijk en zo goedkoop in de fabriek krijgt. Zij zijn niet in staat het na te doen, omdat voor die 300 koeien wel 10 a 12 bedrijven nodig zijn en maar 4 boeren om te melken. Wat moeten die andere 8 dan wel gaan doen? De werkelijkheid HIER zit m.i. de situatie van dit ogenblik. Het is geen kunst om theoretisch de meest goedkope wijze Van melkproduktie uit te rekenen. Het is al veel moeilijker, maar niet onmogelijk om deze methode ook in de praktijk te verwezenlijken als men maar opnieuw zou kunnen beginnen. Het is tot nog toe ondoenlijk geble ken om in het bestaande patroon van onze bedrijven te evolueren naar dat gene wat de geleerden met of zon der aanhalingstekens wenselijk vinden. Dat is eigenlijk het enige waarvoor de praktische boer belang stelling heeft. Wat moet hij doen om redelijk te kunnen bestaan in een welvarend Nederland. Het begint er steeds meer op te lij ken dat het antwoord van de over grote meerderheid van ons volk is: ophouden met boeren, ophouden met zelfstandig zijn en zo gauw mogelijk proberen op een of andere loonstaat te komen. Een oplossing die, hoe mooi ook versierd en hoe goed ook met zilver belegd, de boer niet aantrekkelijk vindt. Ir. C. S. KNOTTNERUS. Dit verlof kan door de korpscommandant worden verleend aan boeren- en tuinderszoons, aan land- en tuinarbeiders en aan werkers in loonbedrij ven, die voor eerste oefening in werkelijke dienst zijn. Dit buitengewoon verlof kan worden verleend voor het verrichten van oogstwerkzaamheden, dat wil zeggen voor werkzaamheden die direct te maken hebben met het bergen van de vruchten en gewassen. Voor andere werkzaamheden op agrarische bedrijven, zoals het schoon maken van sloten, mesten, ploegen, eggen, inzaaien enz. kan in dit verband geen buitengewoon verlof worden gegeven. Tijdig aanvragen AANVRAGEN moeten geschieden door de dienstplichtige zelf die hiervoor in aanmerking wil komen bij zijn commandant. Het -wordt aan geraden met het vragen van dit oogst- verlof niet tot op het laatste ogenblik te wachten. Het verlof wordt verleend voor ten hoogste zeven dagen per kalender maand tot een maximum van eenen twintig dagen per kalenderjaar. Er wordt bij het verlenen van dit ver lof rekening gehouden met de be drijfsomstandigheden en de weers omstandigheden. Ook wordt overwo gen dat meer effectief geholpen kan worden met toekenning van verlof voor perioden van enkele dagen waarin de weersomstandigheden voor de oogst gunstig zijn, dan met een verlof voor een van tevoren vastge stelde aaneengesloten langere perio de. Klein verlof voor zaken NAAST de bestaande mogelijkheid van één week oogstverlof per maand, bestaat er de mogelijkheid van klein verlof, voor zaken, dat aan sluitend op het oogstverlof kan wor den verleend. Dit verlof kan onder meer aan hen worden verleend voor wie een week oogstverlof onvoldoende is. De moge lijkheid van klein verlof voor zaken bestaat echter slechts voor hen, die reeds 12 maanden in militaire dienst zijn. Voor diegenen, die nog geen 12 maanden in dienst zijn, bestaat in bij zondere omstandigheden de moge lijkheid om aansluitend op het ge bruikelijke oogstverlof buitengewoon verlof te genieten. Deze verloven die nen via de gemeente te worden aan gevraagd. Er zijn nog een aantal andere za ken betreffende de militaire dienst van werkers in de land- en tuinbouw, waarop wij binnenkort terugkomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 6