KIEMREMMINGSMIDDELEN Landbouwschap bespreekt situatie in de E. E. G. l M m tsmm ISMi m EHKOHHi -li ill! ifgP liilBiglBHfl 871 MOGELIJKHEDEN BIJ DE BEWARING VAN AARDAPPELEN PATROON VAN HET GEZINSVERBRUIK VRIJDAG 10 SEPTEMBER 19 5 AANVANKELIJK werden kiemremmingsmiddelen gezien als aanvullende mogelijkheid voor lucht- gekoelde bewaarplaatsen. De laatste jaren is er in de praktijk een ontwikkeling in de richting van minder intensief koelen te constateren. Hierdoor vindt de bewaring plaats bij een wat hogere temperatuur en daarom dient men vroegtijdig kiemremmingsmiddelen toe. Men voert hiervoor de volgende motieven aan: 1. Minder gewichtsverlies en lager stroomverbruik, omdat minder wordt geventileerd. 2. Minder kans op blauw in de aardappelen, omdat deze bij een hogere temperatuur worden bewaard. 3. Vereenvoudiging van de bediening van de bewaarplaatsen, omdat niet zo nauwkeurig behoeft te worden geventileerd. Aldus de R.L.C. Dordrecht in „Bedrijfsvoorlichting". l.P.C. - Chl. I.P.C. hebben in de praktijk bewezen zeer doeltreffende kiemremmingsmiddelen te zijn met een lange werkingsduur. Alleen als de aard appelen erg vochtig zijn en het middel niet goed over de partij is verdeeld, laat de kiemremmende werking te wensen over. Uit proeven op praktijk schaal in de N.O.P. en te Numansdorp is gebleken, dat, wanneer het middel goed is verdeeld over droge aardappelen, er vanaf het rooien tot juni/juli van het volgende jaar geen kieming van betekenis optreedt; zelfs bij een bewaartemperatuur van 710° C. De maximale toegestane hoeveelheid is 2 kg I.P.C.Chl. I.P.C. poeder met 1 actieve stof per ton aardappelen. Uit proeven te Numansdorp is gebleken dat cel len, die direct na het rooien over de band werden behandeld, een betere kiemremming gaven dan cellen, waarbij het poeder door de aardappelen ge blazen wordt. Ook was het resultaat beter dan dat van de cellen waar het middel als een zeer fijn verdeelde vloeistof met behulp van interne venti latie door de aardappelen werd geblazen. Het z.g. „Herder Gas" is I.P.C.—Chl. I.P.C. in opgeloste toestand. De oplossing bevat 20 actieve stof en wordt zeer fijn verdeeld en onder hoge druk in de aardappelen gebracht, op het tijdstip dat de ogen beginnen te werken. Het resutlaat van de proeven met dit middel kan als volgt worden sa mengevat: 4. 5. De kleur van de aardappel blijft behouden. Bij het klaarmaken der partijen geen hinder van stof. De resultaten in geventileerde bewaarruimten waren over het algemeen goed. Brj niet geventileerde ruimten liepen de resul taten uiteen van goed tot onvoldoende. In kuilen is het resultaat beslist onvoldoende. Bij het direct over de band poederen van aard appelen werden de volgende nare bijverschijnselen gevonden: 1. Meestal treedt huidirritatie op rode blaasjes op de aardappelen. 2. Er is kans op uitbreiding van pukkelschurft. 3. De lenticellen kunnen worden vergroot, dit geeft snelle uitdroging. WAT IS HIERVAN DE PRAKTISCHE WAARDE? De beschadiging van de aardappelen is meestal zó oppervlakkig dat dit bij normaal schillen wordt verwijderd. Worden de aardappelen niet gewassen en/of klein verpakt dan is dit niet van belang. Wanneer daar entegen het produkt wel wordt gewassen, kan dit tot nare gevolgen leiden. Bij het nieuwe Swing-fog-systeem van CEBECO wordt het middel, hier weer I.P.C.Chl. I.P.C., in de verbrandingskamer van een straalmotor zeer fijn verneveld en daarna met behulp van intern luchtcirculatie-systeem door de aardappelen ge blazen. Met dit systeem zijn nog niet voldoende ervaringen opgedaan om tot een bindende uit spraak te komen. De proeven zullen worden voort gezet. DU-SPREX Dit door Phiilps-Duphar als rookkaars in de handel gebrachte middel heeft als werkzaam be standdeel dichlobenil. Is alleen te gebruiken met interne luchtcirculatie. Bij proeven van het I.B.V.L., waarbij kuilen met Bintje en Eigenheimer werden behandeld met het zelfde middel, maar in de vorm van korrels, was de werking van het middel zeer effectief. Een vol gende proef met de rookkaars, waarbij 4 rassen werden behandeld, bracht echter een nare compli catie met zich. Bij het ruimen van de partijen werd bij het ras Eigenheimer in zó sterke mate interne spruiting waargenomen dat de partij alleen nog geschikt was voor veevoer. Daar geen controle-partijen waren aangelegd, kan niet worden aangetoond dat dit door het kiemremmingsmiddel was veroorzaakt. Volgens de laatste berichten trad bij een volledig gecontroleerde proef in Numansdorp met Eigen heimers in november 1964 reeds een verkleuring van de vaatbundel op bij een gróót percentage ^r knollen. Deze verkleuring ging over in necrose. Bij het ruimen van de cel was 2/3 deel alleen nog ge schikt voor veevoer. De partij werd bij 7 a 8° C be waard. Bij een enquête in de praktijk bleek bij 16 van de 18 cellen geen en bij 2 cellen een lichte aantas ting (2 en 4%) der knollen te zijn opgetreden. De bewaartemperatuur was hier aanzienlijk lager. Het is dus wel zaak. voorzichtig met het toepassen van deze methode te zijn. AN de hand van een nota van de werkgroep Integratie heeft het bestuur van het Landbouwschap in zijn openbare vergadering van 1 september 1965 de situatie in de E. E. G. besproken. Het bestuur onderschreef de conclusies waartoe deze nota leidt en besloot de nota onder de aandacht van de minister van Land bouw te brengen. Het Landbouwschap acht het van groot belang voor de verdere ontplooiing van de E. E. G„ dat de huidige impasse spoedig wordt opgelost. Daarbij zal echter niet getornd mogen worden aan de supra-nationale principes van het E. E. G.-verdrag. Ook acht het Landbouwschap een sterke positie van de Europese Commissie van zeer grote betekenis. Wat de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie betreft acht het Land bouwschap de gelijktijdige totstandkoming van een vrije markt voor landbouw- produkten en voor industrieprodukten een belangrijk uitgangspunt. Het voorstel dat deze vrije markt op 1 juli 1967 tot stand zal komen, verdient ondersteuning. Bij verschillende punten van het memorandum waarin de Europese Commissie haar nieuwe voorstellen heeft neergelegd, plaatst het Landbouwschap kritische kanttekeningen. Het Landbouwschap acht de prioriteit die aan de inwerkingtreding van een concurrentiebeleid voor de landbouw wordt gegeven te gering. Ten einde spoedig met dit beleid een aanvang te kunnen maken, zal zo spoedig mogelijk de reeds in april toegezegde inventarisatie van nationale steunmaatregelen gepubli ceerd moeten worden. Bovendien zullen de vaststelling en invoering van de kriteria voor het concurrentiebeleid de hoogste prioriteit moeten hebben en niet, zoals de commissie voorstelt, eerst uiterlijk 1 juli 1967 moeten plaatsvinden. Het Landbouwschap wijst erop, dat het verband dat gelegd wordt tussen de financiering van het beleid voor granen en veredelingsprodukten en het tot stand komen van de aanvullends verordening voor groenten en fruit en van de verorde ning voor plantaardige vetten in strijd is met de besluiten van de Raad van Minis ters in december 1964. Ten onrechte ook wordt de totstandkoming van een volledige E. E. G.-financie- ring in 1967 van de zuivel afhankelijk gemaakt van de aanvaarding van regelingen voor andere produkten. Met het oog op de financiële tegemoetkomingen aan Italië die ook worden voor gesteld, vraagt het Landbouwschap zich af of het beroep op de financiële solidari teit tussen de lid-staten, zoals dat door Italië wordt gedaan bij de discussie over de aanvaarding van de aanvullende verordening voor groenten en fruit, nog wel gerechtvaardigd is. In het zogenaamde „essentiële" deel van het landbouwprogramma wordt een spoedige totstandkoming van een definitieve zetmeelregeling gemist. Het Landbouwschap is verder van mening, dat het zeker moet zijn, dat de vrij waringsclausules, waarop de lid-staten gedurende de overgangsperiode een beroep kunnen doen, op 1 juli 1967 bij het verwezenlijken van een vrije markt zullen verdwenen zijn. Ten slotte vestigt het Landbouwschap er de aandacht op, dat handelsakkoorden met derde landen waarbij Iandbouwprdukten zijn betrokken moeten ingepast wor den in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het Landbouwschap vindt het in dit verband noodzakelijk, dat de gemeenschap partij is bij handelsakkoorden waar mede E. E. G. -gelden en met name restituties gemoeid zijn. DE LANDBOUW IN DE EUROPESE GEMEENSCHAP |d 1 kist) Rfl L_:i 8 lüi Hui», Beloitingen, S«, WrfK, V.ÜMo, Meubilair, Buijbowfefcpra Apparaten, QndtrhwdsroifMtle» Frankrijk 1962 39,A België V Luxemburg 39,3 pill J /fa* ibji 14! 1 Nederland Dultaland (B R) Europese Gemeenschap Verenigd Koninkrijk 41,0 Verenigde Staten 26,2. U.S^S.R. WONVOOR DE UO: STATEN - I5EO ALGEMEEN STATISTISCH 1UUTM- Uitgaande van het gemiddelde voor de. gehele Gemeenschap, ziet men, dat de uitgaven voor voedings- en genotmiddelen in Italië, in verhouding tot de andere uitgaven, hoger zijn dan in de andere lan den. Daarentegen zijn de uitgaven voor meubilair, huishoudelijke ap paraten en onderhoudsmiddelen er belangrijk lager. Voor deze cate gorie uitgaven staat Nederland aan het hoofd; hetzelfde geldt voor de uitgaven voor kleding. Het percentage uitgaven voor persoonlijke en medische verzorging, vervoer en verkeer is in Frankrijk hoger dan in de andere landen (bijn« 17 maar het bereikt nog lang niet het peil van de Verenigde Sta ten (22,4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 15