Onkruidbestrijding in graszaad \t 'n m Wijze van zaaien Onkruidbestrijding Stikstofgift VRIJDAG IC SEPTLML'ER I O f De resultaten geven de verwachting, dat deze soort normaal reageert en dus geen aanleiding geeft tot sterk afwijkende gedragingen. Westerwoldsraaigras gaf bij de ene toegepaste zaaitijd steeds goede resultaten. Ditzelfde geldt ook voor Italiaans raaigras, hoewel omtrent dit soort gezien de geringe ervaringen enige reserve moet worden voorbehouden. OF breedwerpig een gelijk resultaat kan geven aan rijenzaai aangenomen dat in beide gevallen licht wordt ingeëgd is afhankelijk ge bleken van de vochtvoorziening in de bovenlaag van de grond tijdens het zaaien en in de eerste weken daarna. Is voldoende vocht aanwezig, dan is het resultaat gelijkwaardig. Bij breedwerpig zaaien blijft een groter deel van het zaad onbedekt. Wellicht zal het met de machine gemiddeld gelijkmatiger en dieper vallende zaad in een bepaalde grenssituatie nog juist voldoende vocht vinden, daarentegen het breedwerpig gezaaide niet. aagde ondervrucht. PR is een duidelijk verband aangetoond tussen de soort groenbemester en de zaaitijd hier van, op het onkruidbestrijdingsmiddel en de zwaarte van de dekvrucht. Het slagen van een groenbemester wordt niet bepaald door één van deze faktoren afzonderlijk, doch door het juist afwegen van deze omstandigheden en het afstem men ervan op elkaar. Zo blijkt een goede ontwik keling en een goede weerstand van de klaver op het moment van spuiten van fundamentele be tekenis. Deze ontwikkeling is afhankelijk van de zaaitijd en in sommige jaren ook van de wijze van zaaien. Elke groenbemester reageert op zijn eigen wijze op een bepaald onkruidbestrijdingsmiddel. Som mige verdragen beter DNOC, andere beter groei stoffen. Rode klaver gezaaid gelijk met de zomergerst is gevoelig voor DNOC. De andere middelen daaren tegen gaven op geen enkele proef gedurende alle jaren van onderzoek aanleiding tot een onvol doende stand bij deze klaversoort. Wel trad bij een lichte dekvrucht een te hoge groei in de zo mergerst op. Wordt later gezaaid, dan neemt de kans op een misgewas toe. Hoewel gesteund door een gering aantal waarnemingen wijst het resultaat met Ivosit en MCPB op een minder sterke beschadi ging. Hopperups klaver biedt slechts in kombinatie met Ivosit of MCPB voldoende bedrijfszekerheid. Vooral DNOC op de vroegstgezaaide en MCPA bij latere zaai is funest. Reeds bij figuur 3 viel een mindere weerstand van deze klaver op. Deze weerstand blijkt met een DNOC of MCPA- bespuiting vrijwel gebroken. Dit bestempelt de hopperups klaver tot de meest gevoelige klaver soort. Het is het soort met de meeste mislukkin gen. Witte klaver geeft voorkeur aan de kleurstoffen, waarvan Ivosit nog het beste voldoet. Bij gebruik van deze middelen kan bij een zaai van de klaver in het 3e a 4e bladstadium van de zomergerst en bij een niet te zware dekvrucht een goed resul taat verkregen worden. Groeistoffen zijn schade lijker; waarvan MCPB bij vroege zaai het minst. Witte klaver verdraagt berijden het beste. Witte klaver groeit niet hoog in het gewas op, maar vormt in de herfst een mooigesloten groenbemes- tingsgewas. Luzerne reageert vrijwel gelijk aan de witte kla ver. Ook hier de voorkeur voor kleurstoffen en de sterke negatieve reaktie op MCPA, tenzij men de planten door een vroege zaai voldoende sterk heeft gemaakt. Luzerne is in kombinatie met DNOC in het 3e a 4e bladstadium met goed suk- ses te zaaien. Bij vroege zaai en dan vooral in een lichte dekvrucht groeit luzerne te hoog op. Luzerne overleeft in gemaakte sporen onvol doende. Westerwolds raaigras gezaaid gelijk, met de zo mergerst, heeft zich nadien nogmaals uitgezaaid. Steeds onder alle omstandigheden van zwaarte gewas of onkruidbestrijdingsmiddel, werd een goede tot zeer goede stand verkregen. Wester wolds raaigras vraagt spoedig na het ruimen van de dekvrucht een stikstofbemesting. DIJ een proef over de invloed van de stikstof- hoeveelheid (zwaarte dekvrucht) op het sla gen van de groenbemester bleek van de opbrengst zomergerst bij 30 kg N per ha 4950 kg per ha, bij 60 kg N per ha 5770 kg per ha en bij 90 kg N per ha 5290 kg per ha te zijn. Bij de hoogste gift trad vroeg legering op. Dit is niet verwonderlijk; een stikstofgift van 150 Van de geschatte optimale behoefte is hoog. Ook was bij dit objekt een op brengstverlaging te verwachten. Dergelijke grote hoeveelheden stikstof zullen de groenbemesters doen sneuvelen, hetgeen ook op de proeven in 1962 het geval was. Hieruit blijkt de grote invloed van een te over vloedige stikstofgift. Te veel stikstof doet het ge was legeren, schaadt de groenbemester in zijn ontwikkeling en verlaagt de opbrengst van de zomergerst. Alle voorzorgen voor het slagen van een klaver, zoals een juiste zaaitijd en een op de soort klaver afgestemde onkruidbestrijding, gaan voor een belangrijk deel of geheel te niet, door een onverantwoord grote stikstofbemesting. In de praktijk komen giften van 50 boven het op timum niet of zeer weinig voor. Wel bestaat al gemeen de neiging meer te strooien dan voor de hoogst te bereiken graanopbrengst nodig is, hier bij een risiko aanvaardend van plaatselijke lege ring en een ongelijke stand van de klaver. Het plaatselijk ontbreken van een grondbedekking in de herfst noodzaakt ook tot een mislukking van de groenbemester, omdat een grondbewerking van het perceel met het oog op de onkruidbe strijding dan niet kan uitblijven. Een lage stikstof bemesting (50 en bijgevolg schrale groei van de zomergerst, verbeterde de stand van de klaver in de herfst niet noemens waardig. Dit bevestigt de verwachting dat het voor een goede groenbemester niet nodig is op de normale (optimale) stikstofgift te bezuinigen. Alleen een teveel schaadt. Vanzelfsprekend konden wij, in onze vrij uitvoerige samenwerking van dit rapport niet volledig zijn. Be langstellenden die van de vele cijfers, grafieken enz. willen kennisnemen kunnen deze Mededeling no. II aanvragen bij de R. L. V. D. te Goes. BI. AP 31 augustus en 1 september werden door de Landbouwvoorlichtingsdienst respectievelijk te Axel, Oostburg en Goes een drietal bijeenkomsten belegd waarop de (chemische) onkruidbestrij ding in graszaad aan de orde werd gesteld. Medewerking werd hieraan verleend door een aantal verenigingen voor bedrijfsvoorlichting, de BOVAL en de firma's die graszaad kontrakteren. Uit het aantal bezoekers van totaal bijna 200 man, bleek wel dat een bespreking over dit onderwerp op het moment dat men er a.h.w. midden in zit, zeer op prijs wordt gesteld. Ir. H. J. de Bruin, de Rijkslandbouwkonsulent voor plantezièkten, en J. E. Wolfert, graszaaddes- kundige bij het P.A.W., beiden uit Wageningen, verzorgden hierbij als zeer terzake kundigen, de voor lichting. Zonder dat nu direkt gesproken kan worden van spektakulaire wijzigingen werden op deze bijeen komsten toch wel enkele punten toegelicht en onderstreept die de moeite waard zijn ook buiten de kring der bezoekers nog eens onder de aandacht van belanghebbenden gebracht te worden. Als uitgangspunten >werden duidelijk gesteld; a. Voor een optimale opbrengst moet het graszaad goed ontwikkeld de winter ingaan. b. Het doel van de (chemische) onkruidbestrijding moet dan ook zijn de korrentie van het on kruid zoveel mogelijk uit te schakelen op een wijze die het gras zelf zo weinig mogelijk remt. c. Het stx-even naar een volledige onkruiddoding zal in vele gevallen ten koste gaan van de ont wikkeling van het graszaad en dus van de opbrengst. d. De onkruidbestrijding moet vóór of in het begin van de winter afgerond worden. AM misverstand te voorkomen moet worden opgemerkt dat tijdens deze besprekingen vooral aandacht werd besteed aan de (langzaam groeiende) gazongrassen zoals veldbeemd en rood- zwenk, gezaaid onder dekvrucht. Engels raaigras gezaaid in september plaatst de teler in een heel andere situatie al blijft natuurlijk de eis dat, voor een optimale opbrengst, vóór de winter een be paalde ontwikkeling moet zijn bereikt. Met name een gewas als veldbeemdgras moet tussen het moment dat het van onder de dekvrucht komt en het tijdstip dat het de winter ingaat alle zeilen kunnen bijzetten. In de loop van augustus, maar vooral in september is elke storing van on gunstige invloed op het aantal uitlopers dat ge vormd wordt. En het aantal uitlopers bepaalt wee^ het aantal zaadstengels en daarmee tegelijk ook de hoogte van de kg-opbrengst aan zaad. Het graszaad dat van onder de dekvrucht komt moet in de eerste plaats een gift stikstof ontvan gen. Niet genoeg kan worden onderstreept dat het niet tijdig verstrekken van de N-gift de opbrengst onmiddellijk met honderden kilo's drukt. Maar daarnaast moet alles gedaan worden om de onkruidkonkurrentie uit te schakelen. Vooral niet meer maar ook niet minder. Zeker in een erw tenstoppel kunnen bepaalde vlakgroeiende onkrui den, zoals varkensgras, varkenskers, maar' al spoe dig ook muur en ereprijs de grasplantjes sterk in hun groei belemmeren. Bij aanwezigheid van een „zwad" van dit onkruid kan overwogen worden om te maaien. In vele gevallen zal dit maaien bij de vlak groeiende onkruid onvoldoende effekt opleveren. Kleurstoffen in de vorm van DNOC bieden hier echter de oplossing. Vrijwel algemeen kan wor den geadviseerd na het van onder de dekvrucht komen een behandeling met 610 kg DNOC 80 of 1016 kg DNOC 50 uit te voeren. Voor het gebruik van natriumarseniet is in graszaad geen ontheffing aangevraagd en dus ook niet ver leend. Na het in werking treden van de nieuwe Bestrijdingsmiddelenwet is men bij- gebruik van natriumarseniet voor dit doel dus strafbaar. Van daar ook het advies voor deze grote hoeveelheden DNOC. Dit „wegbranden" van het onkruid wordt door het gras uitstekend verdragen en levert dus alleen maar winst op. Onderschat de konkurrentie van het onkruid voor het jonge gras niet. Zelden zal men met deze vroege DNOC-behan- deling het onkruid voor de winter volledig de baas blijven. Praktisch altijd komen er wortelonkrui den voor of zal een nieuwe „laag" zaadonkruid een tweede behandeling noodzakelijk maken. Hei geval kan zich voordoen dat men kan volstaan met in de loop» van oktober nog een tweede handeling met DNOC uit te voeren. Meestal 9 echter ook kamille aanwezig en hiertegen is (Zie verder pag. 868)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 11