Achteruitgang
Proefvelden
Soorten groenbemesters
Zaaitijden klavers
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
Groenbemestingsgewas onder zom
JJET behoud van de bodemvruchtbaarheid is voor ieder landbouwbedrijf van
grote betekenis. Voor de instandhouding daarvan is organische stof nodig.
Het is daarom belangrijk dat uit het omvangrijke onderzoek lopende van 1959 t/m
1963 verslag wordt uitgebracht door de heer G. J. Bom over „De resultaten van een
onderzoek naar de teelt van een groenbemestingsgewas onder zomergerst". Uit dit
verslag blijkt dat het mogelijk is onder zomergerst een goed geslaagde groen-
bemester te telen om zodoende de voorraad organische stof in de bodem te ver
groten of op peil te houden.
70ALS bekend heeft in het Zuidwestelijk Klei-
gebied in de laatste 20 jaren een ontwikkeling
plaats die een steeds geringere aanvulling van de
bodem aan organische stof tot gevolg heeft. De paar
den zijn verdwenen en op de akkerbouwbedrijven
veelal ook het rundvee. Hierdoor missen deze bedrij
ven niet alleen de stalmest maar ook de bodemver-
beterende werking van de groenvoedergewassen.
De teelt van wikken of andere groenbemestingsge-
wassen is te gering van omvang om een tekort op te
vullen. Wel wordt in samenwerking met groenvoeder-
drogerijen luzerne verbouwd. Ook de teelt van gras
zaad en het onderploegen van bieteblad leveren een
bijdrage.
Een organische-stof-balans van een akkerbouw
gebied leert echter dat al deze maatregelen, hoe be
langrijk deze voor een bepaald bedrijf gezien ook
mogen zijn, in het algemeen onvoldoende blijken. Wat
van een werkelijke aanvullende betekenis zou kun-"
nen zijn, namelijk de verbouw van een groenbemes
tingsgewas onder de granen, was wegens de vele mis
lukkingen tot een zeer geringe oppervlakte terugge
lopen.
Daarnaast zijn de machines toegenomen. Toege
nomen in aantal maar ook in grootte en in prijs. Om
een zo rendabel mogelijk gebruik van het in deze ma
chines geïnvesteerde kapitaal te krijgen, heeft mgn
het aantal werkuren van de machines vergroot door
ze ook geschikt te maken voor het werk op te natte
gronden, of op gronden waarvan de struktuur al zover
bedorven is, dat aanpassen hierop al nodig was.
De wens dat grotere capaciteit zou leiden tot het
enkel benutten van de goede momenten, is slechts
voor een klein aantal bedrijven en dan nog slechts ten
dele uitvoerbaar gebleken.
De vele mislukkingen met groenbemestingsgewas-
sen onder dekvrucht waarvan klavers het grootste
deel uitmaakten waren er de oorzaak van dat deze
teelt vrijwel niet meer voorkwam. De zware dek-
vruchten als gevolg van de hoge stikstofgiften, die
op hun beurt weer mogelijk waren door het minder
afhankelijk zijn van een staand gewas bij het maai-
dorsen, gaven de eerste stoot. Het laat zaaien van de
klaver, het later maaien van de dekvrucht en de al
gemeen toegepaste chemische onkruidbestrijding zorg
den er tenslotte voor, dat de onderteelt weinig kan
sen kreeg.
Op een zevental proefvelden werd in de jaren '59
t/m '63 proeven genomen met verschillende soorten
groenbemesters met als dekvrucht zomergerst waarbij
de objecten waren de soort groenbemester en de zaai
tijden van de klavers. De proeven werden uitgevoerd
©p bedrijven met een moderne arbeidsorganisatie en
mechanisatie, met toepassing van de normale chemi
Bredase Putjes.
sche onkruidbestrijding en uitgaande van een maxi
male opbrengst van de dekvrucht (stikstofgiften).
VERGELEKEN WERDEN
Soort groenbemestersRode klaver, hopperucs
klaver, witte klaver, luzerne, Westerwolds raai-
gras en op enkele proeven ook Zweedse bastaard
klaver en Italiaans raaigras.
Zaaitijden van de klavers bij drie ontwikkelings
stadia van de zomergerstgelijk met het zaaien
van de gerst, volgens praktijkervaring vroeg en
vrij laat.
Rijenzaai en breedwerpige zaai van de groenbe
mesters.
Chemische onkruidbestrijding DNOC en MCPA,
op enkele proeven ook Ivosit en MCPB.
Elk onkruidbestrijdingsmiddel op twee" tijdstip
pen gespoten volgens praktijkei varing vroeg en
vrij laat.
WERDEN de klaversoorten gelijk met de zomer-
gerst gezaaid, zo werd steeds een goede tot
zeer goede groenbemester verkregen, zelfs bij
zware dekvruchten. Een belangrijke waarneming
bij deze zaaitijd die in de figuren niet tot uiting
komt was het gevaar voor het te hoog opgroei
en van rode klaver en luzerne in de zomergerst.
Dit geldt zeker voor een lichte tot middenzware
dekvrucht. Opbrengstverlaging door vrucht- en
voedsel-konkurrentie, maar vooral verlifizen en
moeilijk werken bij de oogst zijn hiervan het ge
volg. Zware gewassen die door regen niet tijdig
gemaaidorst worden en sterk gaan legeren, kun
nen ook wel nadeel ondervinden van de andere
klaversoorten. Toch weegt dit risiko in het alge
meen niet op tegen het gevaar van het te hoog
opgroeien van rode klaver en luzerne.
Een tweede belangrijke eigenschap van de groen-
bemestingsgewassen is de gevoeligheid voor be
rijden. Zelfs onder goede omstandigheden voor
het oogstwerk blijven sporen van maaidorser,
trekkers, wagens, stropers, etc. niet uit. Deze
sporen beslaan wel 50 van het oppervlak. Er
bestaan bij de klaversoorten grote verschillen in
reaktie op dit berijden. Zo bleek bij dit onderzoek
dat witte klaver (Ladino) het berijden het best ver
draagt. Hopperups is duidelijk gevoeliger dan rode
klaver. I uzerne verdraagt
de wieldruk slecht; de ge
voeligheid van luzerne
op dit punt is de beper
kende fjiktor voor de ge
schiktheid van de zomer
gerst als dekvrucht voor
deze klaver. Zomergerst
geeft de luzerne een
goede start, maar de on
vermijdelijke bodemdruk
door oogstmachines zul
len het gewas meestal te
veel beschadigen. In jaren
met droge grond bij de
oogst zal dit bezwaar
niet gelden; droge grond
tijdens de oogst komt
echter niet veel voor. De
grassoorten zijn goed be
stand tegen de sporen
van de machines.
Westerwoldsraaigras
gezaaid tegen 6 kg zaai
zaad per ha gelijk met de
zomergerst, zaait zichzelf
uit en geeft een mooie ge
sloten stand. Een gift van
5075 kg N per ha zo
spoedig mogelijk na het
vrijkomen is nodig. Om
een hernieuwde zaadvor
ming van de oude planten
te voorkomen en hierdoor
een bron van onkruid in
het volgend jaar af te
sluiten, is een keer maai
en in begin oktober ge
wenst.
Mededeling No. 1
Rijkslandbouw-
consulenten in het
Z. W. kleigebied
Een goed geslaagde onde
Op de proeven zijn ook meer bladvormende selek-
ties beproefd. Deze geven zeer goede resultaten,
doch hernieuwde zaadvorming van de moeder
planten blijft bestaan.
Italiaans raaigras gezaaid tegen 30 kg zaaizaad
in de eerste dagen van juni, gaf op twee proeven
in 1960 een goed resultaat.
DOOR een latere zaai van de ondervrucht krijgt
de zomergerst een voorsprong in de konkur-
rentiestrijd. Deze voorsprong is het sterkst ge
bleken op die proeven waar de bovenlaag van de
grond bij het zaaien van de klavers reeds veel
vocht had verloren. Blijft regen uit, dan heeft het
dieper wortelende gewas zomergerst nog wel vol
doende vocht, maar de klaver niet. In jaren met
een regelmatig vochtige grond in mei-juni was
vooral de ontwikkeling van de later gezaaide kla
ver beter. De zwaarte van het gewas schaduw-
effekt kan in deze tijd ook al van belang zijn,
maar het meest geldt dit effekt bij de verdere
ontwikkeling van de dekvrucht. Alle klaversoor
ten waren zeer gevoelig voor de tijd van zaaien.
De soorten reageren vrijwel gelijk bij een zaai
tijd tot bij het 2e bladstadium van de zomergerst.
Rode klaver biedt tot^het 4e bladstadium moge
lijkheden, nadien is er weinig rneer van te ver
wachten.
Hopperups klaver bereikt gemiddeld niet de stand
van de rode klaver en blijkt ook het meest gevoe
lig voor de zaaitijd. Voor dit soort bleek de grens
van slagen zo om het 3e bladstadium te liggen.
Witte klaver reageert gunstig. Ook hier kan het
4e bladstadium als maatstaf aangehouden worden.
Luzerne eveneens; ook bij dit soort treden de mis
lukkingen na het 4e bladstadium op.
Zweedse bastaard klaver werd slechts in een jaar
en dan nog maar op twee proeven beoordeeld.