Nederland in vacantiestemming VRIJDAG 20 AUGUSTUS 1905 ..Officieel orgaan van de Muatschappij tot bevordering van land enTainbouw en Veeteelt in Zeeland Inventarisatie schade wateroverlast Frankering tag abonnement: Terneuzen SS* J«Mg«n« Mo. mi IEDEREEN is met vacantie. Den Haag is uitgestorven, er zal zelfs twee weken geen kabinetszitting zijn, wat na de oorlog nog nooit is voorgekomen. Minister Vondeling heeft zijn begroting klaar en nu kunnen alle Ministers en hun ambtenaren rustig op vacantie gaan. Het wordt ieder jaar duidelijker dat de maatschappij zich steeds meer aan de industriële productie aanpast. Een produc tie die gerust veertien dagen stil kan worden gezet. In land- en tuinbouw daarentegen heerst in deze periode meestal de ^-ootste bedrijvigheid van het hele jaar. Met de zon in de hoogste stand groeien de gewassen het best en vooral die vruchten die droog geoogst moeten worden, moeten in deze tijd worden binnengehaald. Nog nooit is echter zo dui delijk gebleken dat de produktie-omstandigheden in land- en tuinbouw fundamenteel van de indus triële productie afwijken. Een wateroverlast, zoals sinds mensenheugenis niet is voorgekomen, doet ons weer eens duidelijk be seffen dat de natuur nog steeds niet getemd is. Volgens de gemiddelden over Nederland mogen er dan wel geen records gebroken zijn, behalve dan dat van de regenval in de maanden maart tot en met Juli, dit geldt echter slechts als een gemiddelde en plaatselijk zijn de uitslagen van het normale een voudig enorm. Daarbij komt nog dat wij wat de grote rivieren betreft niet met regenval in eigen land te maken hebben maar met die in het gehele stroomgebied van deze rivieren. De uiterwaarden hebben dan ook gedurende de gehele periode maart tot en met juli afwisselend onder en boven water gestaan zo dat deze practisch geen voedsel voor het vee hebben opgeleverd. Wat dit precies wil zeggen kan alleen maar worden uitgelegd wanneer men zelf gaat kijken. Maar de verzuchting van de boer die nog juist het gras voor hooi had kunnen maaien „en was het nu maar weggedreven" spreken boekdelen. Het is daarom buitengewoon jammer dat de Ministers van Landbouw en- Financiën de toe stand in de riviergebieden niet eens zelf zijn wezen opnemen. Misschien waren zij dan nog wel zodanig onder de indruk gekomen van. alle misère die er nu al heerst en die nog weer voor de dag komt als het land weer droog valt, dat zij er nog wel iets op zouden hebben verzonnen, zelfs al hadden zij de begrotingsbesprekingen al afge sloten. Onder de huidige omstandigheden een afge sloten begrotingsbespreking konden de ambtena ren van het Ministerie van Landbouw, die namens de Minister Gelderland en Overijssel bezochten, ook niet anders doen dan de boot afhouden. Het mocht voor de Minister van Landbouw natuurlijk geen geld kosten. Bovendien mocht er natuurlijk geen extra werk gevraagd worden, want heel Nederland moet toch met vacantie. Bij een calamiteit van deze omvang doet zich altijd de vraag voor of wij hier met normale oogstrisico te maken hebben. Dat is n.l. heel belangrijk, want normaal oogstrisico is voor de ondernemer, dus voor boer en tuinder. Nor maal oogstrisico wordt door de L. E. I. in de kost prijzen ingecalculeerd en de overheid kan zich er dan op beroepen dat aan normale oogstrisico nooit een claim op bijzondere maatregelen kan worden ontleend. Maar wanneer is een ramp nu eigenlijk niet meer normaal? Bij de dijkdoorbraken op 1 febru ari 1953 was er niemand die dit niet als een enorme ramp bekeek. Voor de individuele boer is het echter precies hetzelfde of hij alleen of tegelijk met een hele oogst collega's met zijn land onder water gaat, waarbij ook nog verschil moet worden gemaakt of dat onder water gaan regel matig voorkomt of dat het een uiterste zeldzaam heid is. Dat alles maakt verschil en het blijft altijd een zeer subjectief voordeel of men iets als een ramp wil aanmerken. Vandaar ook het eigen aanschou wen door de hoogst verantwoordelijke personen zo belangrijk is. Hier komt nog bij, dat men geneigd is te den ken dat uiterwaarden en boezem-gronden regel matig onder wat r behoren te lopen, maar het subtiele verschil is, dat dit inderdaad in de win ter en het vroege voorjaar het geval is, maar niet in de zomer. Velen zien dit over het hoofd. Ik geloof dat er niet aan getwijfeld hoeft te wor den dat 1965 als een jaar met rampzalig water overlast zal blijven voortleven. Verder ben ik van ïening dat er ook nog ver schil van mening kan bestaan, zelfs al wil men deze enorme waterhoeveelheid tot de normale risico's rekenen, over het feit of de overheid deze wel heeft ingecalculeerd ij zijn prijsvaststelling. Ik zou willen beweren dat dit bij de melkprijs niet het geval is geweest. Wanneer wij de verwachte inkomens van de boeren in de diverse melkgebieden nog eens op slaan, dan kan, dunkt mij, iedereen die kan reke nen meteen zien dat hieruit calamiteiten als dit jaar niet kunnen worden bestreden. Naar mijn mening was dit bij het voorstel van het Landbouwschap al twijfelachtig, maar de Minister is daar nog 2 cent onder gebleven. Naar mijn mening een duidelijke reden om nu de fout te herstellen of andere, betere maatregelen te nemen. Volgens de berichten hebben de ambtenaren van het departement vooral gewezen op de moge lijkheid van de zelfstandigen-regeling van de Bij standswet. Volgens het A. N. P. zou dit door de gewestelijke organisaties zijn afgewezen. Dit heeft mij heel erg verwonderd- Het bleek dan ook een misverstand te zijn. De gewestelijke organisaties vonden de regeling van de Bijstandswet wel goed om in de directe be hoefte aan geld te voorzien, maar zij vonden deze regeling hoogst onvoldoende. Natuurlijk hebben zij ook gewezen op de psy chologische bezwaren tegen de Bijstandswet. Ik begrijp heel goed dat men nog steeds denkt dat de Bijstandswet een vervolg is op de Armenwet. Dat is natuurlijk ook zo, maar het is daarom wel heel iets anders. Vooral de zelfstandigen regeling die in deze wet is gebracht, is er speci aal ingebracht om de zelfstandige, die met een eigen bedrijf al in moeilijkheden komt als hij geen geld meer in de portemonnaie heeft, ook al heeft hij nog voldoende bezittingen, te kunnen helpen. Juist omdat verkoop van eigendommen, die tot de bedrijfsuitrusting behoren, het bestaan als zelf standige in de toekomst op het spel zet, heeft de wet speciale mogelijkheden geopend. Bij de water overlast in 1954 en 1956 werd door de Minister van Landbouw via de plaatselijke bureauhouder de mogelijkheid van extra crediet geopend. Hiervan is toen. op vrij ruime schaal gebruik gemaakt. Het duurde echter tot januari vóór net geld uiteindelijk beschikbaar was. Op het ogenblik bestaat de mogelijkheid dat binnen een maand precies gelijke voorschotten, en misschien zelfs wel grotere (ook renteloos) of als gift ineens kunnen worden verkregen via de Bijstandswet. Men moet zich echter hiervoor niet bij de districts-bureauhouder, maar op de ge meente-secretarie melden. Het geld wordt echter in precies dezelfde vorm, ronde guldens en papie ren tientjes en honderdjes gegeven. Nu onze samenleving modernere methoden van hulpverlening heeft mogelijk gemaakt lijkt het mij niet juist hiervan geen gebruik te willen maken. Ik moest onwillekeurig denken aan „de hoofdi ge boer" van de grote dichter Staring, toen ik van deze afwijzing hoorde. Het zal U duidelijk zijn, dat wanneer ik de middelen van de Bij standswet niet afwijs, dit geenszins wil zeggen dat ik deze voldoende vind voor de oplossing van de huidige moeilijkheden. Alleen voor het helpen van mensen in accute liquiditeits-moeilijkheden is deze hulp geschikt. De overheid verwaarloost haar taak. Ik weet wel dat er mensen zijn die menen dat er te veel boeren zijn, die de moeilijke positie, waarin velen nu verkeren, zien als een welkome hulp om er een hele hoop kwijt te raken. Ik meen echter dat dit een volkomen a-sociale en in de huidige maatschappij onverantwoorde opvatting is. De overheid heeft in meerdere of mindere mate toch steeds begrip getoond, dat het tot haar taak behoort mee te werken aan de aanpassing van de structuur van de landbouw. De koude sa nering is eigenlijk door iedereen afgewezen en dit betekent dan ook dat voor noodgevallen daar voor geëigende maatregelen moeten worden ge troffen. Ook in deze gebieden liggen zeker levensvat bare bedrijven. Deze kunnen het waarschijnlijk wel zonder de Bijstandswet doen, maar zullen toch om voort te gaan een steun in de rug niet kunnen missen. Beter was het geweest en het is nog niet te laat om dit te herstellen, althans wat de melk betreft om te zorgen dat de in komenspositie van de boer ruimer zou zijn. Ook kunnen de ?waar getroffen gebieden de uiterwaarden en daarmee gelijk te stellen ge bieden geholpen worden door een toeslag per hectare ondergelopen land. Voor dit laatste is ech ter een inventarisatie van de getroffenen nood zakelijk. De Minister van Landbouw heeft dit op vragen van het Eerste Kamerlid Geuze afgewezen. De Minister wil wèl een globaal totaaloverzicht van de schade aan de Kamer voorleggen,maar hij wil dit niet pér onderneming doen. Een reden van deze afwijzing wordt niet opge geven. Vermoedelijk zal dit wel zijn, omdat met inventarisatie verwachtingen worden gewekt die wegens gebrek aan middelen toch niet kunnen worden gehonoreerd en inventarisatie is dan na tuurlijk monnikenwerk. Het motief dat dit alles ook kan via de bijstandsregeling gaat m.i. hele maal niet op. De Bijstandswet kan alleen diegenen helpen die ^in liquiditeitsmoeilijkheden komen, die dus ge brek aan contant geld krijgen om hun levens onderhoud te financieren en het bedrijf voort te zetten. Het criterium voor deze hulp is dus niét de geleden schade, maar de moeilijkheden waar in het bedrijf verkeert. Diegene die zich zelf kan redden moet dus de schade maar zelf dragen, al is zijn schade ook groter dan die van zijn buur man die in moeilijkheden is gekomen. Dit is een systeem dat wij tot nog toe in onze landbouwpolitiek hebben vermeden. Het afschui ven op de bijstandsregeling is dan ook geen landbouwpolitiek meer. Wij hadden van de hui dige Minister van Landbouw toch meer verwacht, maar het geld loopt blijkbaar gemakkelijker over het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maat schappelijk Werk. Ir. C. S. KNOTTNERUS Het Dagelijks Bestuur van het Kon. Ned. Landbouw-Comité heeft kennisgenomen van de besprekingen in het Dagelijks Bestuur van het Landbouwschap over de hulp aan de door wa teroverlast gedupeerde boeren en tuinders. Het onderschrijft ten volle het verzoek van het Landbouwschap aan de Minister van Land bouw en Visserij om alsnog over te gaan tot individuele inventarisatie van de bedrijven die aanzienlijke schade hebben ondervonden. Daar het voor een zo juist mogelijke vast stelling van de schade noodzakelijk is zo spoe dig mogelijk over de nodige gegevens te be schikken, meent het K. N. L. C. dat in afwach ting van een spoedige definitieve beslissing van de Minister deze inventarisatie op korte ter mijn door het Landbouwschap zelf of in zijn opdracht dient plaats te vinden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 1