Oppervlakte van enkele tuinbouwgewassen mei 1965 771 Z.L.M.-voorzitter stelde vragen aan de minister ANTWOORD VAN MINISTER BIESHEUVEL Nieuwe medewerker op Afd. Tuinbouw der Z. L. M. NEDERLANDER VOORZITTER INTERNATIONALE TARWERAAD H Wist U dat ELKE OLVEH POLIS IS WINSTDELEND VRIJDAG 6 AUGUSTUS 1965 Ir. M. A. Geuze heeft op 29 juli j.l. in de Eerste Kamer der Staten-Generaal de volgende schriftelijke vragen aan de Minister van Landbouw en Visserij medegedeeld: 1. Is de Minister niet van mening, dat de lang aan houdende abnormaal ongunstige weersomstandig heden het gewenst maken, dat een overzicht wordt verkregen van de schade, welke deze in land- en tuinbouw teweegbrengt, ten einde: a. een overzicht te verkrijgen van de individuele en van de totale schade; b. een inzicht te verkrijgen van de vermoedelijke produktiepositie der verschillende getroffen teelten; c. de mogelijkheden tot hulpverlening waar nodig voor te bereiden? 2. Zo ja, is de Minister dan bereid ten spoedigste tot de noodzakelijke inventarisatie ter zake, met gebruikmaking van het de provinciale voedsel- Commissarissen ter beschikking staand apparaat, over te gaan en aan de Kamer mededeling van de resultaten dezer inventarisatie te doen? MINISTER Biesheuvel is van mening dat het thans nog niet mogelijk is een volledig inzicht te krijgen in de gevolgen van de lang durige regenval en de wateroverlast voor de op brengst van de verschillende gewassen. Echter kan thans wel reeds worden geconstateerd, dat in sommige gebieden aanzienlijke schade is ont staan en dat in sommige gebieden verschillende bedrijven in moeilijkheden verkeren. Deze situatie heeft zijn volledige aandacht. Dit deelt minister Biesheuvel mee in zijn ant woord op schriftelijke vragen van het lid van de Eerste Kamer, de heer Geuze. Aan alle gemeente besturen is ee nbrief gericht, waarin op de ernst van de situatie wordt gewezen, teneinde een snelle hulpverlening eft een juiste toepassing van de mogelijkheden van de Rijksgroepsregeling Zelf standigen te bevorderen. Aan de rijksland- en tuinbouwconsulenten is opgedragen aan de uit voering van deze regeling mede te werken. Zodra dat mogelijk is, zal de minister aan de Staten- Generaal een overzicht van de totale schade doen toekomen. De vragen van het lid van de Tweede Kamer, de heer Hoekstra heeft de minister op overeen komstige wijze beantwoord. Hij wijst erop dat de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen mogelijkheden biedt tot het geven van geldelijke bijstand in de kosten van levensonderhoud. Ook kunnen geld leningen worden verstrekt op voor het bedrijf pas sende voorwaarden voor het aanschaffen van be- drijfsbenodigdheden of het voldoen van dringende achuldén. - ALS tuinbouwmedewerker van het Sekretariaat der Zeeuwse Landbouw Maatschappij is be noemd de heer A. van Oosten te Emmeloord. De heer Van Oosten, die bekend staat als een des kundige op fruitteeltgebied, is in Zeeuwse tuinbouw- kring geen onbekende. Hij was reeds van 1942 tot 1956 in Zeeland werk zaam resp. bij de veiling te Kapelle-Biezelinge en bij de Rijkstuinbouwvoorlichtingsdienst. Nu is hij werkzaam in de N. O. P., waar hij als hoofdassistent A is verbonden aan de Rijkstuinbouw- voorlichtingsdienst. De heer Van Oosten zal op 15 oktober a.s. zijn werkzaamheden bij de Zeeuwse Landbouw Maat schappij aanvangen. De Internationale Tarweraad, het uitvoerende orgaan van de tot 1 augustus 1966 verlengde In ternationale Tarwe Overeenkomst, waarbij 41 lan den zijn aangesloten, heeft onlangs te Londen zijn 42ste bijeenkomst gehouden. In deze vergadering is de heer J. M. Stuurman, adjunct-directeur agrarische handel en industrie van het Ministerie van Landbouw en Visserij, voor het nieuwe zit tingsjaar benoemd tot voorzitter. ET Centraal Bureau voor de Statistiek heeft van de landbouwtelling, welke in mei j.l. is gehou den, de voorlopige uitkomsten gepubliceerd van en kele groentegewassen in de open grond en onder glas, alsmede van de zaai-uien en de vroege aardap pelen. GROENTEN OPEN GROND De oppervlakte sluitkool, welke in de afgelopen jaren steeds rond de 600 ha heeft geschommeld, is in 1965 gedaald tot nog geen 400 ha. De huidige aan plant vroege gele savooie kool omvat bijna 40 ha het geen een vermindering van 67 betekent t.o.v. 1964. Het areaal vroege rode kool is vrijwel gehalveerd en bedraagt thans 95 ha. De oppervlakte vroege witte kool is van 327 ha in mei 1964 gedaald tot 240 ha in mei 1965 (—27 Ook de belangstelling voor de teelt van witlof wortel blijkt aanzienlijk te zijn afgenomen, t.w. mei 1964: 2.405 ha en mei 1965: 1.820 ha (—24 Het areaal poot- en plantuien omvat dit jaar 560 ha 23 t.o.v. 1964). ZAAIUIEN De oppervlakte zaai-uien bedraagt rond 5.600 ha hetgeen 12 meer is dan verleden jaar. VROEGE AARDAPPELEN (incl. pootaardappelen) De met dit gewas beplante oppervlakte is aanzien lijk lager dan die van de afgelopen jaren, t.w. 7.370 ha 14 t.o.v. 1964). GROENTEN ONDER GLAS De oppervlakte komkommers onder staand glas blijkt in mei 1965 rond 680 ha te omvatten of te wel ruim 5 meer dan verleden jaar. Het betreft hier een uitbreiding van de komkommerteelt in verwarmde kassen. In de koude kassen is de aanplant zelfs ver der ingekrompen. De oppervlakte tomaten onder glas blijft nog voort durend toenemen; zij omvat namelijk in mei 1965 rond 3.420 ha, hetgeen 3 meer is dan in mei 1964. Ook deze uitbreiding kan geheel worden toegeschre ven aan de steeds omvangrijker wordende tomaten teelt onder verwarmd glas. LANDBOUWTELLING MEI 1965 (voorlopige uitkomsten) Enkele groentegewassen open grond en onder glas, zaai-uien en vroege aardappelen (ha gemeten maat): 1964 1965 Groenten open grond Vroege gele savooie Kool 114 38 Vroege rode kool 185 95 Vroege witte kool 327 239 Witlofwortel 2.405 1.822 Poot- en plantuien 454 560 Zaai-uien 5018 5 603 Vroege aardappelen (incl. pootaardappelen) 8.607 7.371 Groenten onder glas Komkommers staand glas 640,84 676,41 Verwarmd: vaste installatie 493.67 535.20 verplaatsbare installatie 27,18 30,02 Koud: 119,99 111,19 Tomaten 3.319,14 3.417,60 Verwarmd: vaste installatie 1.848,35 2.019,59 verplaatsbare installatie 201,92 196,51 Koud: 1.268,87 1,201.50 TK terugkomende van vakantie een briefje tussen mijn post vond van een lezer van ons blad, met het verzoek hem eens in te lichten over de wettelijke bepalingen betreffende buitengewone lasten en giften? Hem was n.l. verteld dat de nieuwe wettelijke bepalingen zodanig verschillen vertoonden met die onder het besluit Ink. Bel. 1941, dat van een geheel nieuwe situatie kan worden gesproken. Laat mij beginnen met toe te geven dat er inderdaad wel één en ander veranderd is, maar dat daar om nog niet van een soort revolutie sprake is. Over de bepalingen van het Besluit Ink. Bel 1941 schreef ik reeds vroeger in deze rubriek. Laat ik nu beginnen met op te merken dat er formeel inderdaad van een ingrijpende wijziging sprake is. Onder het Besluit Ink. Bel. 1941 kon men op grond van art. 51 de inspecteur verzoeken met buiten gewone lasten rekening te houden. Eenzelfde verzoek kon men doen op grond van art. 51a ten aan zien van giften. In de wet Ink. Bel. 1964 is dit nu veranderd, in die zin dat men nu bepaalde bedragen voor buiten gewone lasten en giften evenals kosten t.l.v. zijn inkomen mag brengen. Dit is de formele verande ring waarop we boven doelden. Wat nu de materiële inhoud van het besluit Ink. Bel. 1941 en de wet Ink. Bel. 1964 aangaat, kunnen we de volgende verschilpunten noemen. Onder het besluit Ink. Bel. 1941 werd in het eerste lid van art. 51 gesproken van buitengewone las ten, welke op het vermogen om belasting te betalen van de belastingplichtige „een aanmerkelijke in vloed hebben". In de verdere tekst van het art. werd dan een nadere precisering gegeven. Speciaal art. 51, lid 4 gaf nadere regelingen. Dit luidde: Van een aanmerkelijke invloed op het vermogen om belasting te betalen is eerst dan sprake in dien de buitengewone lasten meer bedragen dan zes ten honderd (6%) van het zuiver inkomen. Voor elk kind waarvoor aftrek op kinderaftrek bestaat, wordt het percentage van zes vermin derd met een half". Vergelijken we deze bepalingen nu met art. 46, 2e lid. Dit luidt: „De buitengewone lasten komen slechts in aanmerking, indien zij gezamen ijk meer bedragen dan 4 procent van het onzuiver inkomen, nadat dit is verminderd met de persoonlijke verplichtin gen. Het percentage wordt verminderd met een half voor het derde en elk volgend kind voor hetwelk de belastingplichtige kinderaftrek geniet, doch bedraagt niet minder dan één. Voor hei vaststellen van het aantal kinderen blijft art. 56, vijfde en zesde lid, buiten toepassing". Direct valt het volgende op: a. het grenspercentage is teruggebracht van ZES naar VIER; b. de vermindering van dit grenspercentage begint pas met het derde kind; c. het grenspercentage kan niet lager worden dan één; d. geen rekening wordt meer gehouden met twee- of drievoudig tellen van kinderen. In een volgend artikeltje willen wij met een paar voorbeelden de betekenis van bovenstaande nog nader toelichten. MEIJERS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 3