Eén-assige aanhangwagens
en de
huidige voorschriften
Minnelijke schikking bij
onteigening en inkomstenbelasting
713
GROND- EN PACHTZAKEN
DE weduwe ging om opheldering bij de belasting
inspecteur vragen. De inspecteur schreef, dat
hij bij de gemeente had geïnformeerd over de
90.000,aankoopprijs van de boerderij en dat de
koopsom door de gemeente als volgt was opge
bouwd:
VRIJDAG 16 JULI 1965
jJE E.V.O. heeft in een advies (no. 124) een aantal eisen opgesomd waaraan
de éénassige (tweewielige) aanhangwagens dienen te voldoen. Gezien het
veelvuldig gebruik dat land- en tuinbouwers van deze soort aanhangwagens
achter personenauto's enz. maken, lijkt het ons goed de belangrijkste gegevens
in het kort weer te geven. Bij Koninklijk Besluit (van 11 mei 1965) zijn n.l. een
aantal wijzigingen met betrekking tot de technische eisen van dit type aan
hangwagens vastgelegd.
MAXIMUMLENGTE
Bij de éénassige aanhangwagens mag de afstand
van de achterzijde tot de as niet meer bedragen
dan 3,50 m (was 2 m). Bovendien is bepaald dat de
as ongeveer in het midden onder het laadvlak moet
zijn aangebracht. Op grond hiervan is het laadvlak
dus gebonden aan een maximumlengte van 7 m,
waarbij de lengte van de trekstang dus buiten be
schouwing is gebleven. (De E.V.O. merkt hierbij op
dat in 1964 in een Benelux-overeenkomst is be
paald dat de totale lengte van tlSn-assige aan
hangwagens met inbegrip van trekstang zal worden
bepaald op 8 m. Te verwachten is dat eind 1965 deze
bepaling opgenomen zal worden in het W.v.R. U
kunt hier dus rekening mee houden bij eventuele
aankoop.)
REMINRICHTING - Geen reminrichting is vereist
voor één-assige aanhangwagens, waarvan de druk
van enig wiel niet meer bedraagt dan 375 kg. Alge
meen gesteld kan dus worden gezegd, dat bij een
totaal gewicht (eigen gewicht plus lading) van niet
meer dan 750 kg geen reminrichting op een één
assige aanhanger verplicht is voorgeschreven.
Indien de aanhanger totaal beladen meer dan 750
kg weegt, moet op de aanhanger een reminrichting
aanwezig zijn (tot 3500 kg totaal gewicht van de
aanhanger is dan een oplooprem toegestaan).
REGISTRATIEBEWIJS EN KEURING - Geen regi
stratiebewijs en dus ook geen keuring door de Rijks
dienst voor 't Wegverkeer is vereist voor één-assige
aanhangwagens waarvan de wieldruk niet meer be
draagt dan 375 kg en het totaal gewicht niet meer
dan het ledige gewicht van het trekkende motor
rijtuig bedraagt. (In alle andere gevallen wel.)
FABRIEF'SNUMMER/GEGEVENS - Like aanhanger
moet op een behoorlijk toegankelijke plaats én in
leesbare onuitwisbare tekens de aanduiding van de
bouwer van het onderstel en het fabrieksnummer
voeren.
KOPPELING - De aanhanger moet door een sterke
koppeling, welke niet kan lostrillen, zodanig aan het
motorrijtuig zijn verbonden, dat zijdelings uitwijken
wordt voorkomen.
SPATLAPPEN - De wielen moeten over de volle
breedte zijn afgeschermd, zodanig dat de afstand
van de onderzijde van de afscherming tot het weg
dek niet meer bedraagt dan 2/5 van de afstand van
de afscherming tot de achteras van de aanhanger,
gemeten in horizontale richting.
DRAAGVEREN - Elke aanhanger moet van goed
werkende draagveren zijn voorzien.
MAX. BREEDTE - 2,50 meter.
STOPLICHTEN. Verplicht zijn één of twee stoplich
ten, niet hoger dan 1.25 m en niet lager dan 40 cm
boven het wegdek.
VEEVERVOER - Indien de aanhanger voor het ver
voer van een of meer herkauwende dieren, één-
hoevige dieren of varkens wordt gebruikt, moet hij
voor veevervoer worden gekeurd en moet dan het
bord „Veevervoer" voeren.
KENTEKENPLAAT - Aan de achterzijde moet een
kentekenbewijs van het trekkend motorrijtuig zijn
aangebracht dat bij nacht verlicht kan worden.
ACHTERLICHTEN - Twee of vier rode achterlich
ten tot op een afstand van 300 m duidelijk zichtbaar.
Ten hoogste 1,25 meter boven het wegdek.
Niet meer dan 40 cm binnenwaarts.
LENGTE DRIEHOEKEN. Twee, aan de achterzijde
Niet meer dan 40 cm binnenwaarts. Niet hoger dan
1.25 m en niet lager dan 40 cm boven het. wegdek.
ZIJLICHTEN. - Niet verplicht voor één-assige aan
hangwagens met een wieldruk van minder dan 375
kg en welke niet breder zijn dan het trekkende
motorrijtuig. Indien breder, dan zijn zijlichten ver
plicht. Dan moeten deze aangebracht zijn. Aan de
voorzijde niet lager dan 60 cm en niet meer dan
15 cm binnenwaarts.
MOTORRIJTUIGENBELASTING - Voor het ge
bruik op de openbare weg is motorrijtuigenbelasting
verschuldigd, volgens het tarief van 9,per 100
kg eigen gewicht. Voor de aanhanger moet een
aparte belastingkaart zijn afgegeven of het gewicht
van de aanhanger moet zijn bijgeschreven op de
belastingkaart van de voorwagen.
INSCHRIJVINGSBEWIJS EIGEN VERVOER - Vol
gens het Uitvoeringsbesluit Autovervoer Goederen,
is geen inschrijvingsbewijs eigen vervoer vereist
voor het vervoer van goederen met een personen
auto en één door deze personenauto voortbewogen
één-assige aanhangwagen, mits de goederen behoren
bij de zich gelijktijdig in die personenauto bevin
dende personen.
JpF. wijze waarop een schadeloosstellingsrapport wordt op
gemaakt en de berekening van de schadeloosstelling
plaats vindt kan van bijzonder groot belang zijn voor de in
komstenbelasting van betrokkene. Dit blijkt weer eens uit
een bijdrage van de heer J. C. P. Sentel in het weekblad
HOBAHO van 18 juni. Daarin wordt een geval onder de loep
genomen, interessant voor onze lezers, omdat daaruit het
verschil blijkt dat bestaat indien gekocht (dan wel onteigend)
wordt door de gemeente en indien verkocht zou worden aan
een particulier. Wat was namelijk het geval?
JTN 1957 verkocht een weduwe haar boerderij groot
bijna 3 ha met een woonhuis en stal en schuren
aan Je gemeente voor 'n ronde som van 90.000,
dit vaste goed stond te boek voor22.459,
zodat zij eer. bedrijfswinst maakte van 67.541,
en waarvan ze meende, dat deze winst geheel onder
de landbouw vrij stelling van art. 6' (2) oude besluit
inkomstenbelasting zou vallen.
Verder had de weduwe een boerderij winst over 1957
van 5.689,Hoe verwonderd keek ze op toen ze
een aanslag inkomstenbelasting over 1957 kreeg van
44.689,Dus 39.000,— hoger dan zij had aange
geven.
I. 29.336 m'2 grond tegen plm. 1,70
per m'2 is j 49.965,50
II. overgenomen vruchtbomen 300,
III. vergoeding voor verplaatsing kip
penhokken 500,
IV. sloopwaarde van de gebouwen 3.000,
V. vergoeding verhuiskosten 1.000,
VI. bijdrage in de stichtingskosten van
een nieuwe boerderij 38.000,
VII. voor afronding 234,50
totaal j 90.000,
En zo schreef de inspecteur nu zie ik de posten
V. en VI., tezamen 39.000,als zuivere winst en
niet als opbrengst van onroerend goed, waarvan de
winst weliswaar vrij is van inkomstenbelasting en
vandaar dat ik uw aangegeven inkomen van
5.689 met 39.000,— heb verhoogd. De weduwe
antwoordde, dat het er toch niet toe deed hoe de
gemeente aan het cijferen is geweest. Zij had haar
boerderij verkocht voor 90.000,en wat ook uit
de verkoopakte bleek, waar staat dat de koopsom
bedraagt 90.000,zonder enige afzonderlijke ver
plichting. Daarin hebt u gelijk, zei de inspecteur,
maar ik zie "toch achter die eenvoudige akte die
berekening van de gemeente zweven en dan zie ik
de schadeloosstelling, welke wel belast is.
Nu kwam de zaak voor het Gerechtshof te Arn
hem en daar kreeg de weduwe gelijk. Zij had haar
boerderij aan de gemeente verkocht voor ƒ90.000,
en daarmede uit, zei het Hof. Het Hof was ook van
mening, dat de weduwe niets te maken had met de
waardeberekening vari de gemeente. Tot zover liep
het erg prettig voor de weduwe.
inspecteur ging in cassatie bij de Hoge Raad en
daar liep het mis. De Hoge Raad overwoog, dat
het algemcc bekend is, dat door de gemeente bij
een aankoop ter voorkoming van onteigening een
schadevergoeding wordt gegeven en dat het er niet
toe doet, dat die schadevergoeding in de verkoop
akte niet afzonderlijk genoemd wordt, maar in de
meterprijs i. verwerkt. De zaak werd nu terug
verwezen naar het Hof met de mededeling dat
onderzocht moest worden hoeveel schadevergoeding
de 90.000,bevatte.
Eenzelfde geval heeft zich pas weer voorgedaan,
waarbij ook werd bepaald, dat het Gerechtshof had
moeten onderzoeken hoeveel schadeloosstelling in
een koopprijs van ƒ65.000,was verwerkt.
JN beide gevallen hadden wij te maken, dat de ge
meente grond had kunnen onteigenen, maar om
een proces te voorkomen het onroerend goed voor
een bepaalde prijs gekocht had. Bjj onteigening
heeft de verkoper volgens de onteigeningswet recht
op schadevergoeding wegens het gemis van in de
toekomst te derven winsten.
Wanneer de gemeente nu eens niet koopt, maar
een particulier en die had 90.000,voor dat on
roerend goed betaald, had de koper dan ook een
schadeloosstelling ontvangen, welke als winst in de
inkomstenbelasting had gevallen? Voor zover ik nu
zie, had de verkoper uitsluitend de 90.000,als
verkoopprijs van zijn onroerend goed ontvangen en
was er van een schadeloosstelling geen sprake ge
weest. Ik las uit de stukken, dat de gemeente de
naakte grond wel voor 1,70 per m2 gekocht had,
maar ze weer verkocht had voor 18,Die
16,30 verschil is natuurlijk geen zuivere winst ge
weest voor de gemeente, maar dat neemt niet weg,
dat een bouwer toch wel meer had willen gevean
dan de naakte grondprijs van 1,70. En dan was e*
geen sprake van een schadeloosstelling. Het zit nog
al eigenaardig in elkaar, maar erg reëel is het nseL