Schouwen-Duiveland
en
Walcheren
721
PRODUKTIEVOORWAARDEN
********1*
BilIË
■i 1 i i
VRIJDAG 16 JULI 1965
meestal niet mogelijk. De hogere kosten door mechanisatie moeten dus worden
gecompenseerd door een hógere produktie. Op gezinsbedrijven vraagt een wijziging
in de arbeidsorganisatie door middel van mechanisatie dan ook meestal direct om
aanpassing van het produktieplan. Een intensivering van het produktieplan is dus
zowel vereist om de hogere kosten van de mechanisatie te compenseren, als wel
met het oog op het arbeidsinkomen.
AM meer inzicht te krijgen in de gewenste produktierichting en in het te behalen
arbeidsinkomen, zijn enkele begrotingen gemaakt op basis van de op de be»
drijven voorkomende produktietakken, waaruit het volgende kan worden geconclu
deerd.
Fen 15 ha bedrijf kan aan vader en zoon nauwelijks een inkomen geven dat
gelijk is aan de beloning die men buiten het eigen bedrijf zou kunnen verdienen.
In veel gevallen zal dit inkomen reeds lager zijn dan wat men in loondienst zou
ontvangen. Voor reservering en voor beloning van het ondernemerschap is weinig
of geen ruimte. In de toekomst zal bij kostenstijgingen en bij minder dan even
redige stijging van de opbrengstprijzen deze verhouding steeds ongunstiger kunnen
worden. Opname van veehouderij in het produktieplan is weinig aantrekkelijk,
omdat het inkomen weinig wordt verhoogd, terwijl wel aanmerkelijk meer uren
worden gewerkt. Wanneer het arbeidsaanbod tot één man wordt teruggebracht,
zijn de mogelijkheden voor een behoorlijk arbeidsinkomen per man veel groter.
AF hierbij gekozen wordt voor inschakeling van de loonwerker, of voor samen-
V werking tussen enkele bedrijven, zal afhangen van de aanwezige mogelijk
heden en van de instelling van de boer. Bij beide vormen is een red'elnk inkomen
mogelijk, waarbij de samenwerkingsvorm iets in het voordeel kan zijn. Samen
werking tussen een aantal bedrijven heeft als nevenvoordeel dat aan enkele
bezwaren van het eenmansbedrijf tegemoet wordt gekomen.
Hoewel het overschakelen op een eenmansbedrijf dus een oplossing biedt, is
dit vanuit sociaal gezichtspunt een ongewenste ontwikkeling en mag dit bedrijfs-
type zeker niet als ideaal worden gezien.
Joch moet worden verwacht dat het aantal eenmansbedrijven verder zal toe
nemen, hetzij door het ontbreken van een opvolger, of doordat de zoon een aantal
jaren buiten het bedrijf gaat werken. Op de vraag hoe op dit bedrijfstype in de
toekomst voor twee man een voldoende hoog inkomen is te behalen, is maar één
antwoord te geven, n.l. het aantrekken van andere produktietakken. De vraag
welke dit moeten zijn, wordt in deze publikatie niet beantwoord, omdat dit ant
woord afhankelijk is van veel factoren. Voor de boer is het echter belangrijk deze
vraag tijdig te stellen, speciaal met het oog op de gewenste "«leiding en het ver
zamelen van vakkennis door de zoon die later in het bedrijf wordt opgenomen.
Het is niet reëel om tuinbouw en fruitteelt als het middel tot gezondmaking van
alle bedrijven te zien. Voor Zeeland zullen echter, gezien de geografische ligging,
de grondsoort en de mogelijkheid om over zoet water te beschikken, in de toe
komst deze produktietakken op veel bedrijven goede mogelijkheden bieden.
Voor de toekomst verdient deze gezamenlijke exploitatie van werktuigen veel
aandacht.
AM de arbeidsefficiëntie te beoordelen is het arbeiösverbruik vergeleken met de
begrote arbeidsbehoefte. Hieruit blijkt dat een goede overeenstemming
slechts werd bereikt bij een behoorlijke produktie per man. Bij 1200 bewerkings
eenheden per volwaardige arbeidskracht blijken arbeidsbegroting en arbeidsver-
bruik vrij goed overeen te komen. Doordat op verschillende bedrijven twee man
aanwezig ziin is er niet altijd een goed evenwicht tussen arbeidsaanbod en arbeids
behoefte Dit leidt tot een hoger arbeidsverbruik dan volgens de begroting nodig
zou zijn. Vooral spreekt dit bij de veeverzorging in de winterperiode. Met behulp
van het beschikbare materiaal is verder nagegaan of deze extra bestede tijd ook
tot een redelijke verhoging van het saldo heeft geleid. Dit blijkt in het algemeen
niet het geval te zijn.
Een verdwijnend beeld.
De arbeidsproduktiviteit, uitgedrukt in het aantal bewerkingseenheden per uur,
is n de periode van het onderzoek met 17 gestegen. Deze arbeidsproduktiviteit
is het hoogst bij de akkerbouw. Bij de veehouderij kan deze nog worden verhoogd
door vereenvoudigde methoden bij voederwinning en veeverzorging. Met name
kan genoemd worden de vervanging van voederbieten door snijmais en een grotere
toepassing van het maaikneuzen van gras. Ook in de akkerbouwsector zal door
mechanisatie de produktie per uur nog belangrijk kunnen worden opgevoerd.
IÏIT het voorgaande blijkt, dat naar een hoger arbeidsinkomen per man wordt
gestreefd. Om dit te bereiken wordt de produktie per man uitgebreid. In dit
verhand zijn de volgende aspecten van betekenis. Het arbeidsverbruik behoort in
overeenstemming te blijven met de arbeidsbehoefte, terwijl de geringe bedrijfs-
grootte beperkingen stelt ten aanzien van zowel de uitbreiding van de produktie
als de verdergaande mechanisatie. Voor het individuele bedrijf worden de investe
ringen voor de mechanisatie gauw te hoog. Men kan trachten het investerings
bedrag op een redelijk niveau te handhaven door het inschakelen van de loon
werker en/of door het gezamenlijk gebruiken van werktuigen.
Ten aanzien van de bewerkingskosten heeft men op dit bedrijfstype de moeilijk
heid dat substitutie van arbeid door kapitaal niet kan plaatsvinden. Op bedrijven
mer betaald personeel is dit mogelijk door besparing op arbeidskosten. Op deze
bedrijven, waar de arbeid in hoofdzaak door de gezinsleden wordt verricht is dit
DE LANDBOUW IN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
MECHANISATIEORAAD - in 1962 lil g^b - 10 'rejikeri P.r 1.000 ha
QKKerlond [voorlopig cijfer,i
Frankrijk 45,6 6********
B°'oie 59,4 Po Po Po Po Po Po
Luxemburg 9f,0
Nederland 77,4
11!9 -Q
119,9
Italië 23,7
Europese Gemeenschep 84,e
VERBRUIK VAN CHEMISCHE MESTSTOFFEN |g! - 25 kg m«h»offen
(per ho,in cultuur gebrochie londbouwgrond - in 1962/63) (2)
Frankrijk 79,1
België 225,0
Luxemburg 128,8
Nederland 224,4
Duitsland (BB) 183,2
Italië 45,0
Europese Gemeenschap 98.9
AANTAL LANDBOUWBEDRIJVEN
PER CONSULENT
Frankrijk 864
België 3 42
Luxemburg 739
Nederland 104
Duitsland (BB) 938
100 londbouv/bedrljven
Ik
k
Italië 893 rAi A rA> iA> A
(»J MON MtG ÏANMOUWSTAT161HX 19t» N*. J (JJ, WON r HN lANP»Ol;WSTAIlSTttK l?«4 Mt ft
Het aantal trekkers per 1000 ha akkerland is een goede maatstaf
voor de mechanisatiegraad. In Duitsland is dit aantal trekkers veel
groter dan in de andere landen, bijna 120 tegen bijvoorbeeld 77 in
Nederland en bijna 24 in Italië. Frankrijk met 45,6 trekkers blijft ook
aanzienlijk beneden het gemiddelde voor de Gemeenschap (54,6).
België en Nederland hebben het grootste verbruik van chemische
meststoffen, vijf keer zo groot als in Italië.
Voor wat het aantal landbouwbedrijven per consulent betreft, hier
laat Nederland de andere landen van de Europese Gemeenschap ver
achter zich. De tekenipg is welsprekend genoeg.