Planologische ontwikkeling van Zeeuwsch-Vlaanderen
m
VRIJDAG 2 5 JUNI 1965
Wanneer we hier in kort bestek enkele hoofdlijnen van de
planologische ontwikkeling van Zeeuwsch-Vlaanderen belich
ten, dan zijn het de volgende aspecten die de meeste aandacht
vragen:
1. de industriële ontwikkeling van de kanaalzone;
2. de ontwikkeling van strand- eu oeverrecreatie;
3. de verkeersverbindingen in en naar Zeeuwsch-Vlaanderen.
De industriële ontwikkeling
IIET kanaal Gent-Terneuzen, na de samenvoeging van de zuidelijke en
de noordelijke Nederlanden vooral onder aandrang van Koning Wil
lem I tot stand gebracht, sindsdien enkele malen verruimd, wordt nu be
vaarbaar gemaakt voor zeeschepen van 50.000 ton d.w. Deze kanaalver
breding geeft aan de industriële ontwikkeling van het gebied een enorme
impuls waarvan uiteraard het grote centrum Gent het meest zal profiteren,
omdat deze stad beschikt over een uitgebreide technische outillage, een veel
zijdige dienstensector, vele toeleveringsbedrijven enz. Toch kunnen ook in
t Zeeuwsch-Vlaamse deel van de kanaalzone de groeimogelijkheden als zeer
gunstig beschouwd worden, enerzijds door de toenemende integratie met het
economisch „achterland" van de kanaalzone (België, Noord-Frankrijk),
anderzijds doör de verbetering van de infrastructuur van dit gebied (plannen
voor wegen, waterwegen, spoorwegen). Een minder sterk punt voor de
Zeeuwsch-Vlaamse kanaalzone vormt de verbinding met 't economisch cen
trum van Nederland, de Randstad.
Een vaste verbinding over de Westerschelde is ook in dit licht gezien on
misbaar. „Voorlopig" zal men het echter moeten stellen met een verbeterd
veer Kruiningen-Perkpolder.
De verdere industrialisatie van de kanaalzone vergt uiteraard een aanzien
lijke oppervlakte aan landbouwgronden, zowel voor havens en industrie
terreinen als voor woongebieden. Het grootste vraagstuk bij de industriële
groei van het gebied is dat van de aantrekking van de beroepsbevolking. De
natuurlijke aanwas van de beroepsbevolking in Zeeuwsch-Vlaanderen is voor
een enigszins belangrijke industriële groei beslist onvoldoende.
Slaagt men erin voldoende werkers van elders aan te trekken, dan wordt
een gemiddelde jaarlijkse groei met 2.500 inwoners per jaar, overeen
komend met een gemiddelde jaarlijkse behoefte van 25 ha voor industrie-
en haventerreinen en van 25 ha voor woongebieden niet onmogelijk
geacht.
De recreatie
DE openluchtrecreatie vertoont tegenwoordig vrijwel overal een opvallend
sterke groei. In het bijzonder geldt dit ten aanzien van de strand
recreatie. Het bezoek aan het strand en het verblijf in de naaste omgeving
van de stranden ondervindt een nog steeds enorm toenemende belangstelling.
De ruimte van de West Zeeuwsch-Vlaamse stranden laat 'n sterke uitbrei
ding van de strandrecreatie verwachten. De verhoudingen liggen nu reeds zó
dat een relatief hoog percentage (n.l. ongeveer de helft) van het strandbe-
aoek wordt gevormd door het dagbezoek. Voor de toekomst wordt een ver
dergaande verschuiving in de richting van het dagbezoek verwacht. Verre
weg de belangrijkste uitbreidingsmogelijkheden voor de strandrecreatie lig
Luchtfoto Slagboom.)
gen in de zuidelijke helft van de West Zeeuwsch-Vlaamse kust: bij Nieuw-
vliet, Cadzand en Retranchement. Voor uitbreiding van de accomodatie (zo
merwoningen, kampeerterreinen) liggen hier dan ook de gunstigste perspec
tieven. Een uitbreiding met 1.000 a 2.000 slaapplaatsen per jaar lijkt voorlopig
wel reëel. Dit zou een terreinbehoefte betekenen van 7 a 15 ha per jaar.
Van veel belang zal het voorts zijn bijkomende voorzieningen tot stand te
brengen zoals parkeerterreinen en voorzieningen ter verruiming van het
„recreatiepakket", waarvoor dan ook een zekere oppervlakte nodig zal zijn.
Naast de strandrecreatie zijn ook andere recreatievormen in ontwikkeling.
Een ieder kan constateren in welke omvang woningen en opstallen in het
agrarisch gebied worden ingericht tot „tweede woning" of zelfs voor het
permanente buiten-wonen van niet-agrariërs. Ook de dijkrecreatie en de
recreatie langs binnenwateren (Braakman) en kreken is volop in ontwikke
ling. Afgezien echter van kleinere parkeerterreinen en hier en daar een
zekere oppervlakte voor zomerwoningen of een kampeerterrein vergen deze
ontwikkelingen betrekkelijk weinig ruimte.
De verkeersverbindingen
DE ontwikkeling van het verkeer in het algemeen, welke nog wordt ge-
stimulerend door de economische groei in de kanaalzone en de groei
van de recreatie stelt hoge eisen aan de verkeersverbindingen. De ontwikke -
ling van de kanaalzone vereist bovendien op diverse punten een belangrijke
verbetering van de verbindingen. In grote mate wordt hierin voorzien door
verschillende plannen die reeds in uitvoering zijn of vrij spoedig in uitvoe
ring komen: de completering van de oost-westverbinding met een nieuwe
brug over het kanaal ten noorden van Sluiskil en de aanleg van een nieuwe
noord-zuidverbinding Terneuzen-Gent ten oosten van het kanaal naast de
bestaande, plaatselijk gewijzigde, noord-zuidverbinding westelijk van hefc
kanaal.
Bijzonder essentieel het werd reeds eerder opgemerkt voor de ont
wikkeling van de kanaalzone is een vaste verbinding over de Westerschelde.
De totstandkoming van deze verbinding èn de situering hiervan zijn van
verstrekkende betekenis voor de gehele ontsluitingsstructuur van Zeeuwsch-
Vlaanderen. Ook de stedebouwkundige vormgeving van het sterk groeiende
Terneuzen wordt hier ten zeerste door bepaald. Het gevaar dreigt hier, dat
onder de sterke drang der omstandigheden de planologie gedwongen zou
worden vooruit te lopen op de uitkomsten van het technisch onderzoek. De
situering van deze zo kostbare verbinding voorlopig wel geraamd op 309
a 400 miljoen zal echter in belangrijke, zo niet doorslaggevende mate
bepaald worden door de resultaten van het technisch onderzoek.
Samenvattend kunnen we zeker stellen dat in veel opzichten de
structuur van Zeeuwsch-Vlaanderen aan grote wijzigingen onderhevig
zal zijn. In het algemeen zal echter de landbouw afgezien van de
hier ook wel optredende wijzigingen die naar buiten echter mindeir
spectaculair zijn als een stabiel fundament van de streek kunne*
blijven fungeren.
Provinciale Planologische Dienst,
dr. ir. W. H. UBBINK.