Op weg naar een
sterke Zeeuwsch-Vlaamse tuinbouw
Ir. L. VELLEKOOP
Goes. 15 juni 1965.
JJE veranderingen die zich de
laatste tijd voltrekken in alle
delen van het maatschappelijk
leven, volgen elkaar snel op. Ook
in Zeeuwsch-Vlaanderen zijn er,
vooral door de industrievestiging
op grote schaal in de Kanaalzone,
op maatschappelijk terrein be
langrijke veranderingen gaande.
Het wegzuigen van werk
nemers door de industrie is een
kardinaal punt, dat een grondige
bezinning van de agrariërs vraagt.
Hoewel niet zo spectaculair als
bij de industrievestiging, is het
vooral de fruitteelt in dit gebied
geweest die sterk van zich deed
spreken. In enkele jaren tijds is
de fruitteelt in dit gedeelte van
Zeeland uitgegroeid tot ongeveer
800 ha.
Zeeuwsch-Vlaanderen neemt
fruitteeltkundig een bevoorrechte
positie in, omdat men hier niet te
kampen heeft met een verouderde
bedrijfsstructuur in de vorm van
een verouderd sortiment, te kleine
percelen, enz. De fruitteelt is jong
en modern van opzet. De fruit
telers hebben enige jaren geleden
met veel enthousiasme drie fruit
teeltstudieclubs opgericht in
West, Midden en Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen. In studieclubverband
heeft men vrijwel zonder uitzon
dering actief meegedaan in het
samenspel van voorlichting en
praktijk. Op deze wijze was het
mogelijk dat vele beginnende
fruittelers, die aanvankelijk wei
nig van hun nieuwe vak wisten,
snel zijn uitgegroeid tot gespreks
partners van formaat.
Hoe belangrijk deze studie
clubs voor de zich ontwikkelende
fruitteelt waren, bleek uit het
feit dat deze in het kader van de
nieuwe organisatie N.F.O.-3
C.L.O's inmiddels zijn omgevormd
tot afdelingen van de N.F.O.
De belangstelling voor de
groenteteelt is, behoudens enkele
uitzonderingen, daarentegen ge
ring. Zelfs twee streekverbeterin-
gen in de gebieden Eede-Aarden-
burg en Koewacht e.o. bleken niet
in staat de intensieve groenteteelt
op gang te brengen. Het telen van enkele open-
grondsgroentegewassen maakt van de kleine grond
gebruiker immers nog geen tuinder. In Zeeuwsch-
Vlaanderen is men over het algemeen nog te weinig
op de intensieve groenteteelt afgestemd. Hierdoor
is het onmogelijk qua inrichting van bedrijf en be
nutting van de arbeid hiervan iets goeds te maken.
Indien de groenteteelt in Zeeuwsch-Vlaanderen
landelijk betekenis wil krijgen, dan dienen de telers
zich zowel aan de kant van de produktie als die
van de afzet sterk te organiseren.
Wat betreft het actief meepraten in de mogelijk
heden en moeilijkheden van een bepaalde teelt,
kunnen de groentetelers in Zeeuwsch-Vlaanderen
van de fruittelers nog veel leren. Bp een moderne
bedrijfsvoering is immers het onderlinge gesprek
tussen collega's van zeer groot belang te achten, ook
al kan men naast de mogelijkheid van zo'n gesprek
uiteraard diverse andere bronnen aanboren.
Daar dit artikel geen uitvoerige bespreking toe
laat, zullen achtereenvolgens enige beschouwingen
worden gewijd aan de fruitteelt en de groenteteelt.
Omdat de bloembolleteelt eveneens vaste voet
heeft gekregen in Zeeuwsch-Vlaanderen op veelal
bedrijven met een gemengd karakter, zal ook aan
deze tak van tuinbouw in dit artikel aandacht wor
den geschonken.
FRUITTEELT
DE belangstelling voor de fruitteelt treft men voor
namelijk bij akkerbouwers aan. De ervaring
heeft geleerd dat deze belangstelling het gevolg is
van een wisselwerking tussen de rentabiliteit van
de landbouw en die van de fruitteelt.
In slechte landbouwjaren is men snel geneigd
fruit in te planten, terwijl na een jaar met gunstige
bedrijfsresultaten in de landbouw de belangstelling
voor de fruitteelt direct vermindert. Zo heeft ook in
Zeeuwsch-Vlaanderen het goede landbouwjaar 1964
de zich snel uitbreidende fruitteelt sterk beperkt.
Behalve deze directe oorzaak zijn voor de ver
minderde belangstelling nog te noemen:
1. de uitbreiding van de fruitteelt in het buiten
land, vooral in Frankrijk;
2. de lange stichtingsperiode; men trekt met het
telen van fruit een wissel op de toekomst;
3. de hoge investering (stichtingskosten) van een
fruitaanplant.
Tegen de achtergrond van de sterke uitbreiding
van de fruitteelt in het buitenland moet het stag
neren van de Nederlandse fruitteelt als zorgelijk
worden gewaardeerd. Landelijk is de oppervlakte
verouderde boomgaard relatief nog veel te groot, en
dit verzwakt de concurrentiekracht van de lande
lijke fruitteelt.
MODERNE BEDRIJVEN
de gemeenschappelijke markt een feit begint
te worden, zullen we het uitsluitend met een
groot aantal modern opgezette bedrijven tegen de
buitenlandse concurrentie op moeten nemen. Het
aantal fruitbedrijven in ons land in de grootteklasse
5-10 ha bedraagt ongeveer 1700, groter dan 10 ha
zijn er nog geen 600.
In de grootteklasse V2-5 ha fruit treft men in
ons land 18.679 bedrijven aan. Wil de Nederlandse
fruitteelt in de nabije toekomst een rol van be
tekenis gaan spelen in West-Europa, dan is het
zonder meer duidelijk dat de fruitteelt op grote
schaal wordt verjongd. Bovendien dient met het oog
op een doelmatige bedrijfsexploitatie de gemiddelde
bedrijfsgrootte aanzienlijk toe te nemen.
De Zeeuwschvlaamse fruitteelt heeft gezien de
bedrijfsgrootte, de leeftijdsopbouw van de beplan
tingen en het aangeplante sortiment een voorsprong
op de landelijke fruitteelt. De fruittelers over de
Westerschelde beseffen dat zij alleen door zich sterk
te organiseren hun voorsprong kunnen behouden.
TWEE FACTOREN
JJE fruitteler zal naar onze stellige overtuiging op
een tweetal punten scherp moeten letten:
a. Bij de huidige stand van rassen, onderstammen-
keuze, plantafstand en boomvorm moet men
trachten de produktie per man op te voeren door
o.a. verbetering van werkmethoden. In de prak
tijk zijn de ingeburgerde werkmethoden bij bijv.
CONCLUSIES
1. Uitzending van jonge tuinders naar goed
opgezette moderne bedrijven elders in ons
land is zeer noodzakelijk.
2. De intensivering van het bodemgebruik
moet met specialisatie gepaard gaan. Men
kan tegenwoordig slechts op één terrein
vakman zijn.
3. Wil de Zeeuwschvlaamse groenteteelt in
landelijk verband een sterke positie gaan
innemen in de toekomst, dan dient zij zich
sterker dan voorheen te organiseren.
4. Aan het vakmanschap van de ondernemer
worden steeds hogere eisen gesteld. Dit ook
omdat de tuinder uiteindelijk zelf de be
slissing moet nemen ten aanzien van de in
richting van zijn bedrijf en de organisatie
van de beschikbare arbeid.
5. De Zeeuwschvlaamse tuinbouw is, met als
koploper de fruitteelt, op weg zich te ont
wikkelen. Vooral de kleine grondgebruiker
zal echter alles op alles moeten zetten om
niet achterop te raken.
snoeien, dunnen en plukken meestal nog voor
verbetering vatbaar.
Door de technische vooruitgang op het gebied
van de ziektebestrijding, de chemische onlcruid-
bestrijding en het transport ziet het er naar uit
dat men in de fruitteelt een niveau bereikt heeft
waardoor de technische mogelijkheden op deze
terreinen economisch uitgeput raken,
b. De vraag naar kwalitatief goed fruit neemt ge
stadig toe. De consument is gaarne bereid voor
een goed produkt een behoorlijke prijs te be
talen. De groeiende welvaart heeft immers
ruimte veroorzaakt in de bestedingen van de
consumenten. Op de vraag of de fruitteler hier
van kan profiteren kan bevestigend worden ge
antwoord; echter onder de voorwaarde dat snel
aan de wensen van de consument tegemoet wordt
gekomen. De fruitteler van de toekomst zal, om
hieraan te kunnen voldoen, zowel de sterke als
de zwakke punten van zijn produkt moeten ken
nen. Momenteel kent hij deze nauwelijks.
(Zie verder volgende pag.)