KNLC MAU RITS PLEIN 23 BRUIKBARE BOEMAN HUI 346 ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD Wm& Kh .'.W.V.VIV.'AVV. IVuiVIV|V»V#V»Y«' j De laatste tijd hebben gezaghebbende personen hun waarschuwende en afwijzende stem verheven tegen de producentengroeperingen en de contract- produktie, die in ons E. E. G.-partnerland Frankrijk bewust worden gepro pageerd en langs financiële weg gesteund. Om er een paar te noemen: De algemeen directeur van CEBECO verdedigde in december van het vori ge jaar in dit verband vooral de positie en de mogelijkheden van de coöpe ratie; hij deed dit vooral omdat hij landbouwvoormannen sympathie had horen uiten voor zo'n betere organisatie van producenten. De voorzitter van het produktschap voor Pluimvee en Eieren heeft bij enkele gelegenheden de Franse handelwijze veroordeeld en gewezen op het grote gevaar voor de Nederlandse pluimveehouderij, gelegen in dergelijke methoden om de Franse producenten een sterkere positie te verschaffen. Het is niet de bedoeling om hier kritiek te leveren op de betogen van beide genoemde heren. Dat zou moeilijk kunnen, want geen van beiden nam, gezien het door hen vertegenwoordigde belang, een onjuist of een onzuiver stand punt in. Waarom wij toch wel naar aanleiding van hun stellingen hier iets te berde brengen, dan is dat om te voorkomen, dat er ongewild een niet geheel volledige indruk wordt gevestigd van het Nederlandse landbouw- standpunt. Het is goed, dat van de zijde van de agrarische standsorganisaties ook getracht wordt een eigen geluid over deze belangrijke, zaak te doen horen. Deze regels kunnen daartoe misschien bijdragen. FRANSE PLANNEN Wat is kort gezegd de achtergrond en de betekenis van de Franse plan nen, die als boeman worden afge schilderd, ook al omdat de indruk bestaat, dat de E. E. G.-autoriteiten met dezelfde soort ideeën behept zijn? In Duitsland zijn soortgelijke maar minder vérgaande plannen uit gewerkt, al ziet het er naar uit, dat er daar op nationaal vlak niet veel van terecht zal komen. Er mankeert heel veel aan de ma nier, waarop in Frankrijk de afzet van land- en tuinbouwprodukten is georganiseerd. Niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk is daar de weg van producent naar consument lang en duur. Veel overdadige en ondoel matige schakels hebben zich met suc ces weten te handhaven. De Franse boer en tuinder krijgt voor zijn pro- dukten veelal de laagste of bijna de laagste prijzen in de E. E. G., maar de Franse consumenten betalen naar verhouding veel voor hun voedings middelen. Het aandeel van de boer in de „consumentenfranc" is laag. De coöperatieve organisatie in de Franse landbouw is nauwelijks in staat ge weest om hier veel verbetering in te brengen. Deze situatie kunnen wij ons misschien moeilijk voorstellen, maar in Frankrijk is de z.g. markt structuur in de land- en tuinbouw een probleem. En dat is het des temeer, als Frank rijk voor zich de grootse taak ziet weggelegd om bij uitstek de leve rancier van landbouwprodukten op de Euromarkt te zijn. Vergroting van het aandeel van de boer in de opbrengst van de uiteinde lijke levering aan de consument en een betere directe afstemming van de produktie op wat de welvarender en veeleisender wordende consument vraagt, dat is de bedoeling, als ge sproken wordt over een verbetering van de organisatie van de afzet en van de marktstructuur. Voornamelijk twee middelen neemt de Franse re gering te baat om dat doel te berei ken, n.l. het erkennen en subsidiëren van producentenverenigingen en daarop aansluitende het bevorderen van een sterkere binding tussen boe ren, verwerkers en andere afnemers door middel van contracten. Als coöperaties en andere nog op te richten verenigingen voldoen aan bepaalde voorwaarden, b.v. kwali teitscontrole uitoefenen, de produk tie van de leden regelen met het oog op de afzet, kunnen ze worden er kend. Dan worden ze financieel ge steund in administratieve kosten, in kosten van kwaliteitscontrole en van onderzoek, bij investeringen en bij vorming van prijsvereveningskassen. De regeling betreffende het con tractenstelsel geeft aan hoe tot diver se soorten contracten tussen produ centenverenigingen en andere scha kels moet worden gekomen, met welke omstandigheden daarbij reke ning moet worden gehouden, etc. De mogelijkheid bestaat om bepaalde contracten en ook produktieregelin- gen aan andere betrokkenen bindend op te leggen. GEVAARLIJKE KANTEN. De doelbewuste bevordering van de oprichting van producentenver enigingen en de daarop aansluitende gestimuleerde uitbreiding van con tractuele bindingen van boeren en tuinders met verwerking en handel vooral door middel van financiële bij dragen van de staat, zoals dat in Frankrijk gebeurt, heeft ongetwij feld gevaarlijke kanten. Gevaarlijk voor een voorspoedige ontwikkeling van de gemeenschappelijke land bouwmarkt van de E. E. G. en daar om in het algemeen zonder meer al een nadeel voor de Nederlandse land- en tuinbouw. Het behoeft niet te verbazen, dat het de voorzitter van het produktschap voor Pluimvee en Eieren is, die grote bezwaren tegen de Franse praktijken opwerpt. Het loopt nog niet zo'n vaart met de pro ducentenverenigingen en 't contrac tensysteem in Frankrijk, maar in de pluimveehouderij wordt er hard aan gewerkt en vooral deze sektor wil men op deze wijze doeltreffend voor uit helpen. Langs twee wegen komen de Fran se plannen in flagrante strijd met de ontwikkeling van een echte vrije ge meenschappelijke landbouwmarkt in Europa. De financiële hulp die de staat aan de producentenverenigin gen biedt, kunnen vooral voor zover MAAR OOK GOEDE De E. E. G.-Commissie is bezig ernstige studie te maken van de mo gelijkheid om met een gemeenschap pelijke regeling te komen voor de bevordering van horizontale samen werking tussen boeren en tuinders en van verticale binding met afne mers van land- en tuinbouwproduk ten. Zij ziet daarin een belangrijk middel om vooral bij produkten, waarvoor geen stringente marktor dening met richtprijsbeleid wordt gevoerd te komen tot een meer ge regelde toestand, waarbij ten voor dele van de boer of tuinder het aan bod beter is afgestemd op de vraag. De Commissie heeft aanvullende re gelingen voor de gemeenschappelijke ordening van de groenten- en fruit markt voorgesteld, waarin de stimu lering van producentenverenigingen is opgenomen. Vooral ook door de Franse prak tijken op dit gebied is zij genood zaakt verder te gaan en dit soort regelingen voor het gehele agrarische terrein te overwegen. De beste me thode om vat te krijgen op deze prak tijken is waarschijnlijk immers het maken van een gemeenschappelijke regeling, die onder beperkende voor waarden, maar met zachte Brusselse financiële dr^.ng in dezelfde richting gaat. En daarmee is er dan voor de Nederlandse landbouworganisaties ook de wenselijkheid om hierover een oordeel te hebben. die investeringen vergemakkelijkt, prijzen egaliseert en stimuleert etc. als concurrentievervalsend worden beschouwd. Verder kan de bevorde ring van de contractuele bindingen tussen Franse producenten en Franse afnemers leiden tot een afsluiting van de Franse markt van het inte gratieproces. Wat wordt bereikt door de gemeenschappelijke marktorde ning en de geleidelijke afbraak van onderlinge handelsbelemmeringen, wordt dan weer op zulk een, boven dien vaak nogal moeilijk doorzich tige, wijze ongedaan gemaakt. Omdat de Europese Commissie een dergelijke verbetering van de markt positie van de boer als gemeenschap ook zou willen nastreven, vindt men in Nederlandse coöperatieve kringen het nodig om een waarschuwend woord te laten horen. Men stelt het dan ongeveer aldus: Waarom die pro ducentenverenigingen als organen van horizontale samenwerking (d.w. z. samenwerking tussen gelijksoortige ondernemrs, in dit geval boeren en tuinders) te stimuleren met daarbij bindingen via contracten in verticale richting (d.w.z. met verder liggende schakels, zoals handel en verwer king)? En dit ter versterking van de positie van de boer als partij op de markt. Want al meer dan een halve eeuw bestaan er allerlei soorten coöperatieve verenigingen met het zelfde doel, die het allesbehalve slecht gedaan hebben. Coöperatieve verenigingen zijn ook te beschouwen als producentenverenigingen; zij zijn als het ware groepen van boeren, die in verticale richting zijn gegaan en zelf zijn gaan handelen en verwer ken. Het propageren van zuiver hori zontale producentenverenigingen- nieuwe-stijl kan tot conflicten leiden als die samenwerkende boeren zich met zekere eisen gaan opstellen te genover coöperatieve handelaren of verwerkers, eveneens samenwerken de boeren. Bepalend voor dat oordeel zal naar onze mening moeten zjjn het besef, dat in wezen de versterking van de marktpositie van de boer een be langrijke zaak is. Een zaak, die in de toekomst de grootste aandacht be hoeft, ook in Nederland, hoewel over enkele jaren de binnenlandse markt zich al tot de gehele E. E. G. uit strekt. In dit gebied zal een steeds welvarender consument een steeds betere presentatie en kwaliteit vra gen van zijn voedingsmiddelen. Daar bij gevoegd de voortgaande concen tratie en capaciteitsvergroting in ver werking, groot- en kleinhandel. Steeds meer zal dus van land- en tuinbouw worden gevraagd een ge regelde aanvoer van produkten van een gelijkmatige en goede kwaliteit. Op deze dringender wordende vraag zal de land- en tuinbouw een antwoord moeten hebben, in de ene sektor eerder dan in de andere, maar vooral te denken aan de sektoren vlees, eieren, conservengroenten. Wordt dit antwoord niet tijdig gege ven, dan neemt de andere partij zelf de agrarische produktie ter hand en ontstaan mammoetbedrijven buiten de eigenlijke landbouw. Even doorslaggevend voor het landbouwstandpunt is de vervulling van de voorwaarde, dat elke discri minatie van bepaalde groepen be drijven en elke strijdigheid met de gemeenschappelijke markt verdwij nen. Als die gevaarlijke en onaan vaardbare kanten verdwijnen en dat lijkt mogelijk kan de ge organiseerde landbouw niet an ders dan positief staan tegenover de bevordering van producenten verenigingen en contractuele bin ding in het belang van een bete re afstemming op afzetmogelijk heden. Blijft het eventuele probleem van de verhouding tussen derge lijke samenwerkingsvormen-nieu we-stijl en de oude beproefde coöperatieve instellingen. Het zal erom gaan op landelijk en re gionaal vlak overïeg-organen te scheppen waar getracht wordt door bemiddeling van de standsorgani saties tot een redelijk zakelijk sa menspel tussen betrokken partijen te komen. Wij hadden het gevoel, dat een stelsel met thans nog enkele ge vaarlijke kanten teveel als boe man werd afgeschilderd, zonder dat de bruikbare elementen uit de verf kwamen; wij meenden er daarom goed aan te doen ook even op die goede kanten te wijzen. Str.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 6