Stabiliteit van belang Welvaartsstijging en welvaartsverdeling 343 Uitwisseling Voederbieten 12 april spruitvrij Waar het om gaat Zeeuwse aardappelvoorraden VRIJDAG 2 APRIL 1965 V\E laatste jaren is in vergaderingen, discussie- groepen en in ons blad vaak gewezen op de noodzaak tot uitwisseling van boerenzoons. Dat dit niet zonder succes is geweest bewijzen de aan vragen die ons vrij regelmatig bereiken vanuit de provincie. Het verzoek is dan of het secretariaat niet over adressen beschikt waar lum zoon voor een periode van een half jaar ondergebracht kan worden op een bedryf elders in Nederland. Het is ons gelukt een vijftal jongeren op een landbouw bedrijf elders onder te brengen. Momenteel be schikken we nog over een twintigtal adressen van gezinnen in Nederland die plaats hebben voor jon geren. Even een briefje of een telefoontje naar het secretariaat en we stellen u deze adressen graag ter hand. Het komt ook voor dat wij vanuit andere pro vincies benaderd worden om jongeren voor een kortere of langere periode onder te brengen op een landbouwbedrijf. Wij zouden gaarne beschik ken over een lijst met adressen van personen die hiervoor in aanmerking wensen te komen. Ook hierover graag een briefje aan het secre tariaat van de Z. L. M. J. M. Op aandrang van de praktijk is, in verband met de nog grote voorraden voederbieten op vele be drijven, de opruimingsdatum uitgesteld en nu vastgesteld op 12 april a.s. Een dergelijke maatregel is slechts in bijzondere jaren plantenziektekundig verantwoord. Werkt daarom allen mee en maak van dit gegeven uitstel gebruik uw maatregelen doeltreffend te nemen. Na 12 april is het verboden voederbieten op het land, in de schuur, koelcel of elders in voorraad te hebben waarop blad of spruiten voorkomen. URIJ regelmatig komen wij op bedrijven, waar in een te laat stadium over de beroepskeuze van de kinderen wordt gepraat en een beslissing wordt genomen. Hoogst waarschijnlijk wordt er wel over gedacht. Het resultaat is veelal dat jon gen of jongens op het bedrijf blijven. In het be gin lopen de zaken goed. Zij werken mee voor zakgeld. Over loon wordt niet gepraat, nog min der betaald. Indien de jongens ouder worden wordt dit anders. Dan dient er iets te gebeuren Soms blijkt dan dat voor vader en zoon beide geen voldoende inkomen in het bedrijf behaald wordt. Dit niettegenstaande het inkomen van het gezin zoals die tot uiting komt in de fiscale boek houding wel redelijk is. Doch indien we dit door tweeën of soms door drieën moeten delen blijft er voor ieder te weinig over. Sommigen ontdek ken dit pas, wanneer de zoon gaat trouwen. Vaak is het dan te laat Wij willen in voorkomende gevallen wijzen op de Centra voor Vakopleiding van volwassenen. Daar kunnen personen tussen de 18 en 50 jaar tot een goed vakman geschoold, omgeschoold, her schoold of bijgeschoold worden. Een loondervings vergoeding wordt in genoemde gevallen gegeven. Het gezegde: voorkomen is beter dan genezen, is ook hier van toepassing. Het duurt niet lang meer of verschillende jongens staan voor de keuze van een beroep bij het verlaten van de lagere school. Welke school, of welke richting zullen we kiezen? Een bewuste beroepskeuze is noodzakelijk. De ouders zullen hierbij hun kinderen met behulp van een onderwijzer en andere deskundigen ter zijde moeten staan. Een doorlichting van het eigen land- of tuin bouwbedrijf kan hierbij noodzakelijk zijn. En dan niet alleen fiscaal doch ook bedrijfseconomisch. Wij horen u al zeggen: „Aan deze zaken wordt toch veel meer aandacht besteed dan vroeger". Gelukkig wel, moet ons antwoord zijn. Het is ook alleen geschreven om de aandacht niet te laten verslappen. Want wij hebben liever dat u nu zegt: „Het gaat er om"! En niet over enige jaren „Toen ging het er om"! J. M. Blijkens de gehouden aardappel-inventarisatie bij telers en handelaren per 19 maart j.l. waren de volgende voorraden geschikt voor aflevering ais consumptie of pootgoed aanwezig. Ter verge lijking de voorraden van vorig jaar per 14 maart 1964. Schouwen -Duiveland Tholen/St. Philipsland N oord-Beveland O. Zuid-Beveland W. Zuid-Beveland Walcheren O. Zeeuws-Vlaanderen W. Zeeuws-Vlaanderen Totaal 19 maart '65 10.888 ton 11.618 ton 13.078 ton 8.957 ton 15.676 ton 3.471 ton 16.972 ton 11.130 ton 91.740 ton 14 maart '64 12.069 ton 10.061 ton 14.124 ton 9.987 Ion 16.508 ton 4.468 ton 20.038 ton 14.965 ton 102.220 ton (Vervolg van le pag.) JIET is om deze redenen bijzonder betreurenswaardig, dat de landen met overschotten zoals Ame- 11 rika, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en de E. E. G. in het verband van de Algemene Overeen komst voor Tarieven en handel (G. A. T. T.) elkaar het leven zuur maken bij de besprekingen over het bevorderen van de wereldhandel in landbouwprodukten. Dit in plaats van het gezamenlijke trachten een systeem van een betere distributie van het op deze aarde beschikbare voedsel op të bouwen. Wij weten wel, dat dit gemakkelijker neergeschreven is dan uit te voeren, want het gehele vraagstuk van de mogelijkheden tot ontwikkeling van de onderontwikkelde landen speelt hier doorheen. Maar toch zou het de hoogste tijd zijn, waarop men voor het door ons eerstgenoemde vraagstuk, waarmede het welzijn van de wereldbevolking nauw samenhangt, een gemeenschappelijke verantwoor delijkheid zou willen aanvaarden. Wij zien echter nog te veel dat voor de meesten het hemd nader is dan de rok. ONZEKERE FACTOREN MA dit werelduitstapje iets dichter bij huis. De zes regeringen van de E. E. G.-landen heb ben thans hun richtprijzen voor de melk bekend gemaakt binnen de door de Raad van Ministers vastgestelde maxima en minima. De prijzen blij ven een heel stuk uiteenliggen met de Italiaanse als hoogste van ruim 37 cent en een Belgische van 36 cent tegenover de Nederlandse van 32 cent en de Franse van bijna 30,5 cent. Zoals bekend wil de Europese Commissie op 1 juli 1967 komen tot gelijke prijzen in de Europese Gemeenschap voor de voornaamste landbouwprodukten en daardoor tot een vrije markt. Het ligt, voorzover wij zijn ingelicht, nog altijd in de bedoeling met voorstel len hierover te komen, die dan nog vóór augustus door de Raad van Ministers behandeld zouden moeten worden. Er zijn, afgezien van de vele technische moeilijkheden, die hierbij opgelost zou den moeten worden en waarover overeenstem ming zou dienen te bestaan, andere onzekere fac toren. De politieke hemel is bepaald niet vlekke loos. De Belgen hebben hun algemene verkiezin gen in mei. De Westduitsers moeten voor het zelfde doel op 19 september naar de stembus. Reeds staat vast, dat de Duitse Minister van Land bouw, Schwarz, niet terugkomt, daar hij zich niet meer beschikbaar en verkiesbaar stelt. UITSTEL TE BETREUREN IN het eigen land hebben wij op dit ogenblik een demissionnaire regering, hetgeen betekent, dat er geen beleid op langere termijn gevoerd kan worden. Wanneer wij bijvoorbeeld een andere Minister van Landbouw zouden krijgen, dan is het allereerst de vraag hoe lang deze nodig heeft om zich in te werken en voorts welk beleid hij denkt te gaan voeren. Het zijn allemaal onzekere fac toren en de tijd tot augustus is niet zo lang meer. Het zou ons daarom verbazen, wanneer grote be sluiten in het E. E. G.-landbouwverband spoedig zouden vallen. Wij haasten ons om te zeggen, dat dit te betreuren is, want zeker heeft onze Neder landse landbouw op dit ogenblik, waarop dit ge meenschappelijk landbouwbeleid reeds zover ge vorderd is, groot belang bij een zo spoedig moge lijke vrijmaking van de handel in landbouwpro dukten onder gelijke concurrentievoorwaarden. Maar ook de Europese Commissie kan geen ijzer met handen breken en de verschillende interne politieke moeilijkheden in een deel van de zes E. E. G.-landen kunnen een geducht obstakel blij ken te zijn op de weg naar verdere vrijmaking van de markt. PRIORITEIT VOOR DE LANDBOUW TENSLOTTE willen wij er op wijzen, dat het Bestuur van het Landbouwschap er in een brief aan de Kabinetsformateur zeer terecht op heeft aangedrongen, dat de landbouw in het pro gramma van een nieuwe regering opnieuw een zeer hoge prioriteit dient te verkrijgen. De gehele landbouwsektor bevindt zich in West-Europa en ook in ons land in een periode van sterke ver andering en ontwikkeling. Het aantal bedrijven op de zandgebieden en de weidegebieden neemt vrij snel af en dikwijls zijn er geen opvolgers meer. Een ontwikkeling, die tal van problemen oproept, zowel op het gebied van het prijs- en marktbeleid als op dat van het structuurbeleid. Het is urgent, dat overheid en bedrijfsleven deze vraagstukken aanpakken en oplossen. In dit verband gezien, menen wij deze tussen tijdse kabinetscrisis te moeten betreuren, want afgezien van de politieke kanten van de zaak, heeft het bewind van Minister Biesheuvel te kort geduurd en zal het bewind van zijn op volger te kort duren. Niet alleen om er een juist oordeel over te vellen, maar ook om een bepaalde lijn in de praktijk door te voeren. Slechts bij een stabiele regeerperiode kunnen werkelijke beleidslijnen gevolgd worden. Het is ermede als met het weer. Slechts bij stabiele weersperioden kan goed gezaaid, verpleegd en geoogst worden. Moge het weer ons dan ten minste de komende maanden een stabiel beeld vertonen. Sinds 1947 zijn de uurlonen van de landarbeiders regelmatig elke negen a tien jaar verdubbeld, ter wijl de indexcijfers van de kosten van het levensonderhoud slechts met 30 tot 50 per tien jaar stegen. Deze welvaartsstijging, die we in onze gehele maatschappij zien, is niet alleen te danken aan de toege nomen kapitaalsinvesteringen, maar vooral ook aan de betere techniek en bedrijfsorganisatie. Tege lijkertijd is zij een van de belangrijkste drijvende krachten in de veranderng van de structuur van de Nederlandse landbouw. Tot dusverre heeft deze stijging van de lonen, die gepaard ging met een slechts geringe stijging van de prijzen van de landbouwprodukten 20% in de laatste tien jaar>, niet geleid tot een sterke vermindering van het aantal landbouwbedrijven of tot een catastrofale daling van de inkomens van de boeren. Aldus ir. A. W. van den Ban in het „Landbouwkundig-tijdschrift" van maart 1965. De boeren hebben kans gezien deze veranderingen op te vangen door: 1. hogere opbrengsten per ha en per dier; 2. vermindering van het aantal arbeiders en meewerkende zoons per bedrijf; 3- uitbreiding van de veredelingslandbouw (varkens, pluimvee, kalveren e.d.); 4. uitbreiding van de tuinbouw. Volgens ir. Van den Ban valt het te betwijfelen of zij hier in de toekomst ook in zullen slagen. De ontwikkeling van de lonen verloopt de laatste tientallen jaren volgens een meetkundige reeks. Als deze reeks zich voort zou zetten (welke reden is er om aan te nemen dat dit niet het geval zal zijn?), mogen we voor 1975 landarbeidersionen verwachten van zes a zeven gulden per uur. In veel streken zal dit niet opgevangen kunnen worden door een verdere vermindering van het aantal landarbeiders om de eenvoudige reden, dat zij er vrijwel niet meer zijn. EVENMIN mogen we veel soelaas verwachten van een verdere uitbreiding van de verede lingslandbouw op onze gemengde bedrijven. In tegendeel, de tendens tot concentratie in grotere eenheden zal waarschijnlijk veel kleinere boeren dwingen deze bedrijfstakken op te geven. De kans dat hierdoor in de komende jaren de structuur veranderingen in de landbouw veel ingrijpender zullen zijn dan in de achter ons liggende jaren lijkt groot. Deze structuurveranderingen zullen veel boeren voor moeilijke beslissingen stellen, waarbij ze graag de hulp inroepen van goede voorlichters. Voor een eenmans melkveehouderijbedrijf van 12 ha met 16 koeien is de investering op het moment- al gauw 150.000,Onder welke omstandigheden en op welke wijze is het voor een jonge boer ver antwoord om hiermee te beginnen? Als hij in ar beidsinkomen gelijk wil blijven met een landarbei der, moet hij er rekening mee houden dat hij over tien jaar zijn veestapel tot minstens 24 koeien uitgebreid zal moeten hebben. Is het verantwoord hiervoor grond bij te kopen of te pachten en de bedrijfsgebouwen te vergroten? Beschikken wij over voldoende voorlichters, die goed in staat zijn onze boeren bij dit soort beslissingen te helpen de consequenties van hun besluit te doorzien? I ANG niet al onze boeren zullen in staat zijn hun bedrijf zodanig aan te passen, dat zij kunnen delen in de stijgende welvaart van ons volk. Wat moeten zij dan? Van beroep veranderen, leven van een veel lager inkomen dan een landarbeider of een nevenberoep aanvaarden? Ir. Corten schat te onlangs in „Landbouwvoorlichting", dat binnen afzienbare tijd een derde deel van onze boeren hun (Zie verder pag. 348)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 3