De nieuwe melkprijs
Ons commentaar
VRIJDAG 19 MAART 1965
„Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouw en Veeteelt in Zeeland
Het melkprijs-
en rundvleesbeleid
Frankering bij abonnement: Terneuze»
53e Jaargang No. 2778.
HET door de minister van Landbouw en Visserij met het Landbouwschap
gevoerde overleg met betrekking tot de hoogte van de richtprijs voor
de melk en de oriëntatieprijs voor rundvlees heeft niet tot overeenstemming
geleid.
In dit overleg werd door het Landbouwschap voorgesteld, zulks teneinde de
rentabiliteit van de weidebedrijven en de gemengde zandbedrijven over het
afgelopen jaar voor het komende jaar tenminste te handhaven:
het niveau van de verrekenprijs voor in consumptie te brengen melk en
van de inleveringsprijzen voor boter en kaas zodanig te verhogen, dat daar
uit een richtprijs voor de melk van ca. 34,per 100 kg met 3,7 vet
resulteert.
de oriëntatieprijs voor slachtrunderen aanmerkelijk te verhogen, daarbij
rekening houdend met het vermoedelijke niveau van de oriëntatieprijzen
1965/66 in de andere lidstaten.
De minister heeft dit voorstel niet kunnen volgen en er op gewezen dat sinds
het jaar 1963 bij een landelijk gemiddelde prijsstijging van ca. 10 de ricnt-
prijs voor melk en de gemiddelde prijs voor rundvlees in totaal met 20 zijn
verhoogd. Daardoor is, aldus de minister, een aanmerkelijke verbetering tot
stand gebracht in het economisch klimaat voor de melkveehouderij. Hij achtte
het niet verantwoord op dit moment een grotere prijsverhoging voor melk
en rundvlees dan de thans vastgestelde toe te passen.
rvE geruchten zijn bewaarheid. De geruchten
n.l. dat de minister van Landbouw niet bereid
zou zijn aan de verlangens van het Landbouwschap
inzake de melkprijs en het rundvleesprijspeil te
gemoet te komen. Trouwens de nu demissionaire
imr. B. W. Biesheuvel had omtrent zijn aan te nemen
houding inzake deze kwestie al iets door laten
Schemeren bij de behandeling van de landbouw
begroting in de Tweede Kamer en de reactie van
de volksvertegenwoordiging hierop was gering. De
minister had hierdoor eigenlijk al een vrij spel ge
kregen.
Was nu het verlangen van het Landbouwschap
inzake deze prijzen aan de hoge kant? Was het een
overvragen waardoor de minister er wel onder
moest blijven? Wij menen van niet! Trouwens dit
is nooit het systeem van het Landbouwschap ge
weest. Ook deze keer was de vraagprijs gebaseerd
op berekeningen van de rentabiliteit op goed ge
leide bedrijven. Dit maakt de beslissing van de
minister des te ernstiger. Wel diende het Neder
landse besluit omtrent de prijzen te passen in de
regelingen die vanuit Brussel voor de gehele E.E.G.
van toepassing zijn verklaard.
De prijs die het Landbouwschap voor het rund
vlees in het hoofd had paste niet hij hetgeen Brus
sel decreteerde. Maar de nu vastgestelde richtprijs
zit nogal beneden het maximum en naar onze me
ning kan de prijs in Nederland wel wat boven die
van de prijzen in onze partnerlanden liggen. Dit
dan nog afgezien van de redenen die uit een oog
punt van rentabiliteit van de vleesproduktie nog
voor een hogere prijs zijn aan te voeren.
Wat de melk betreft past de 34 cent van het
Landbouwschap prima in de prijsvork van Brussel.
Ook het gevaar van het bevriezen van de prijzen
waf daar werd overwogen, werd bezworen. Dus er
was, zo te zien, alle ruimte voor de Nederlandse
minister van Landbouw. Wat zijn de redenen ge
weest die de minister tot zijn besluit deden komen.
De nota die het ministerie van Landbouw over
het beleid van het komend seizoen heeft uitge
bracht geeft enig licht in deze duisternis. In de
eerste plaats willen we het argument (uit deze
nota) van de afzet noemen. Naar onze mening geen
onbelangrijke kant van de zaak. Het gevaar van
het zich uit de markt prijzen is by een exportland
een groot gevaar en lang niet altijd denkbeeldig.
Maar toch kunnen we ons niet aan de indruk
onttrekken dat het meer op een consumentenbeleid
lijkt, hetgeen wat nu wederom voorrang krijgt- De
consument hoeft niet bang te zijn voor een stijging-
van de verrekenprijs (consumptieinelk) en de prijs
stijging van boter en kaas zal maar gering zijn, al
dus de ministeriële verklaring.
Is dit niet een beetje om de werkelijkheid, die
toch komen gaat, heenlopen? De industriemelktoe-
slag moet immers worden afgebroken en door de
consument worden betaald zijnde een bestaand deel
van de wezenlijke prijs van het produkt. Moet hier
voor juist weer de welvarende situatie van de
afzetmarkt worden aangegrepen om een stap te
doen?
Er zijn nog andere berichten in dit verband n.l.
dat Nederland niet te grote aanspraken moet doen
op het Europees fonds van waaruit de zuivelexport
mede gefinancierd gaat worden. Want aan Duits
land o.a. moeten al grote bedragen voor de com
pensaties worden betaald. Als hierdoor de Neder
landse prijs zou zijn beïnvloed zou dit wel zeer ern
stig zijn! Of voert de anti-inflatie politiek hier de
boventoon?
Een ander argument In de nota is dat de ren
tabiliteit toch niet onaanzienlijk is verbeterd. Ja
inderdaad, maar dit was dan ook hard nodig. En de
betere resultaten zijn niet alleen veroorzaakt door
HET PRIJSBELEID
BINNEN het kader van het gevoerde beleid en
rekening houdend met de verplichtingen
welke voortvloeien uit de E.E.G.-zuvel- en rund
vleesverordeningen, heeft de Regering voor het
jaar april 1965april 1966 het volgende prijsbeleid
vastgesteld:
1. de richtprijs voor melk is voor het komende
melkprijsjaar vastgesteld op 32,per 100 kg
melk met 3,7 vet, hetgeen een verhoging van
1,betekent ten opzichte van 't jaar 1964/65.
2- de verrekenprijs voor melk die voor consump
tiedoeleinden wordt bestemd is voor het komen
de melkprijsjaar vastgesteld op ƒ35,10 per 109
kg melk met 3,7 vet, hetgeen ook een ver
hoging van 1,betekent ten opzichte van hot
jaar 1964/65.
3. de toeslag per 100 kg industrieel verwerkte
melk exclusief de melk verwerkt tot gecon
denseerde melk is vastgesteld op 4,45 per
100 kg, hetgeen een verlaging betekent van
1,ten opzichte van het voor het jaar 1964/05
vastgestelde toeslagbedrag.
betere prijsomstandigheden! Maar ook door gun
stiger marktomstandigheden.
En hoe zullen deze laatste het komend seizoen
zijn? Een richtprijs is niet meer dan een streef prijs
en de kans op een uitloop naar boven, zoals het
afgelopen jaar, wordt geringer!
Wij vinden dit argument daarom ook niet sterk
omdat uit de gegevens die de minister zelf ver
strekt blijkt dat met de nieuwe prijzen diverse goed
geleide bedrijven geen bedrijfswinst zullen behalen.
Dat onze prijzen dan de laatste tijd met 20 zijn
gestegen tegenover de overige prijzen met 10
doet aan de rentabiliteit van de landbouw weinig
af of toe.
Bovendien is naar onze mening bij deze percen
tages vergeten te vermelden hoeveel procent wij
in de voorafgaande jaren zijn achtergeraakt!
Het is duidelijk dat we in de politiek van con
solidatie van de prijzen zijn terecht gekomen.
Zowel ten aanzien van de akkerbouw als nu
weer voor wat betreft het beleid voor de vee
houderij valt dit duidelijk te constateren.
Wat straks geconsolideerd zal moeten worden
in E- E. G.-verband zal wel blijken. Het conso
lideren nu lijkt ons moeilijk te verdedigen en
voor de positie van onze agrarische sector een
levensgevaarlijke zaak.
Pr.
4. de oriëntatieprijs voor slachtrunderen is voor
het jaar april 1965—april 1966 vastgesteld op
212,50 per 100 kg levend gewicht, hetgem
een verhoging betekent van 13/50 ten opzichte
van het jaar 1964/65.
5. de oriëntatieprijs voor s lach (kalveren is onge
wijzigd gehandhaafd op 285,per 100 kg le
vend gewicht.
6. de interventieprijs voor slachtrunderen is vast
gesteld op 93 van de nieuwe oriëntatieprijs,
namelijk op 197,50 per 100 kg levend gewicht.
RENTABILITEIT VAN HET BEDRIJF
DIJ de vaststelling van de nieuwe prijzen heeft
minister Biesheuvel allereerst gelet op de
rentabiliteit van het bedrijf. Uitgaande van bereke
ningen van het Landbouw-Economisch Instituut
is een raming van de rentabiliteit ontworpen, zo
als die onder normale produktie-omstandigheden
kan worden verwacht voor 1965/1966 en van de
daarbij behorende inkomenspositie van de vee
houder. Het totaal-arbeidsinkomen van de boer-
ondernemer varieert bij de zuivere weidebedrijven
al naar gelang gebied en bedrijfsgrootte van
11.120,tot 15.590,en bij de bedrijven op de
zandgronden van 8.900,— tot 11.970,—. Dit ver
moedelijke rentabiliteitsbeeld, de recente ontwikke
ling van de produktie en de consumptie van melk
en zuivelprodukten, en de thans nog bestaande on
zekerheid ten aanzien van het peil waarop de ge
meenschappelijke richtprijs voor melk en de ge
meenschappelijke oriëntatieprijs voor rundvlees in
E. E. G.-verband zullen worden vastgesteld in aan
merking nemende, acht de minister een grotere
prijsverhoging voor melk en rundvlees niet verant
woord.
VOORZICHTIGHEID GEBODEN
IN aanmerking genomen de verwachte stijgir.g
van de melkproduktie tot 6.6 miljard kg melk
in 1965/1966 en, aan de andere kant de terugslag
in het binnenlandse verbruik in het afgelopen jaar,
met name van boter en kaas - boter van 67.900 ton
tot 57.800 ton, kaas van 96.800 ton tot 93.500 ton
- dient naar de mening van minister Biesheuvel een
uiterst voorzichtig prijsbeleid te worden gevoerd,
teneinde de binnenlandse afzet van melk- en zuivel
produkten niet te schaden. De regelingen van de
E. E. G. bepalen immers, dat zowel een verhoging
van de richtprijs als de voorgeschreven verminde
ring van de steuntoeslag alleen mogen worden
toegepast via een verhoging van de binnenlandse
marktprijzen.
Ook het binnenlandse verbruik van rundvlees
geeft een daling te zien, n.l. van 252.075 ton tot
228.100 ton, en van kalfsvlees van 23.800 ton tot
15.675 ton.
Overeenkomstig de omvang en de samenstelling
(Zie verder pag. 287>