Aardappelperikelen ei) Plaatselijke Commissie Ruilverkaveling Noord-Beveland geïnstalleerd 261 Bemesting Grondbewerking K,ontraktteelt en Cebeco - geen tegenstellingen Pootgoed Potergrootte en wijze van voorkiemen Eisen voor de agrarische ondernemer VB IJ DAG 12 MAART 1965 IN een vorig artikel werd iets geschreven over wat zich rondom de aard appel afspeelt buiten het boerenerf: de afzet en de verwerking van dit volksvoedsel bij uitstek. Eén en ander naar aanleiding van door dr. ir. D. E. van der Zaag gehouden lezingen voor de akkerbouwstudieclubs in Zeeuwsch- Vlaanderen. In dit tweede artikel deze week enkele actualiteiten rond de teelt van de aardappel. HOEWEL een teveel of te weinig aan stikstof niet in die mate opvalt als bij granen en vlas (die kunnen gaan legeren) is de stikstof be mesting steeds maar weer een gok. Er zijn jaren dat 80 kg N/ha voldoende blijkt voor een hoog ste opbrengst, maar ook komt het voor dat het gewas 240 kg N/ha aan kan. De moeilijkheid is, dat de stikstofbehoefte van te voren niet valt te peilen. Wel heeft men enig houvast aan de voor vrucht (o.a. groenbemesting of niet) en de neer- slaghoeveelheid gedurende de wintermaanden. Maar dè factor, die de uiteindelijke stikstofbe hoefte bepdhlt, blijkt te zijn de regensom van de maanden juni en juli. Zijn deze maanden droog, dan heeft het gewas voor een maximale opbrengst veel stikstof nodig; zijn ze nat, dan kan het met heel wat minder toe. Zoals zo vaak gebeurt, ziet de boer zich in een situatie geplaatst, dat hij pas morgen kan gaan zeggen wat hij vandaag had moeten doen. Een stikstofbemesting van 175 kg N/ha geeft de meeste trefzekerheid (bij uitgangspunt: land zonder voorafgaande groenbemester). Méér stikstof verlaat de oogst (en dat kunnen we te genwoordig slecht gebruiken) bij gemiddeld niet meer kilo's. In kalkrijke akkerbouwgebieden *als o.a. de Haarlemmermeer komt de laatste jaren hier en daar magnesiumgebrek voor. In dergelijke geval len is bemesting met bijv. Mg-kas of patentkali te overwegen. BIJ het klaarmaken van aardappelland gelden een aantal criteria. Als belangrijksten noem de dr. Van der Zaag: De grond zo diep mogelijk bewerken, doch daarbij de nog niet uitgerijpte grondlagen ont wijken. Meestal betekent dit dat er slechts on diep kan worden bewerkt, wil men het boven halen van taaie brokken, die later kluiten wor den, zoveel mogelijk voorkomen. In zo weinig mogelijk bewerkingen de grond klaar leggen. Wanneer dit in één bewerking gebeurt (en met de schudeg is dit te realise ren), kan het weerrisico worden verkleind door direkt na het eggen te poten. Het in de bouwvoor aanwezige vocht zoveel mogelijk de aardappel ten goede laten komen. We moeten dus zuinig omspringen met de vochtreserve in de grond. Ook van deze kant OP de algemene vergadering van Cebeco heeft ir. Y. de Boer gesproken over „Kontrakt- telers- en kontraktmestersverenigingen". Dit ak- tuele onderwerp kwam op een moment dat de leden werf aktie voor de Nederlandse Kontrakttelers Vereniging een aanvang had genomen. De uitleg die aan zijn rede werd gegeven wordt te veel als argument gebruikt om te wachten of zich niet op te geven voor de Nederlandse Kontrakttelers Ver eniging. Het leek ons goed het „naschrift" op zijn rede van ir. Y. de Boer zelf zoals dit opgenomen is in „Samen Sterk" van januari 1965 hier over te nemen. „Uit verschillende reakties is gebleken dat hier en daar de indruk is ontstaan, dat er m.h.t, de kontrakttelersverenigingen sprake zou zijn van een controverse tussen coöperaties en standsorganisaties. Dit is geenszins het geval. De heer De Boer heeft echter gemeend te moe ten wijzen op enkele factoren, die tot een con troverse zouden kunnen leiden. In werkelijkheid is het echter zo, dat CEBECO, door aanwijzing van vertegenwoordigers van zijn kontrakttelers, aan deze organisaties meewerkt. De aandachtige lezer zal overigens wel begrepen hebben, dat CEBECO kontraktteelt en kontrakttelersvereni gingen op verschillende gebieden niet afwijst. De „ontmoeting" met deze verenigingen vereist echter een speciale behandeling, omdat anders het wezen van de coöperatie aangetast zou kun nen worden. (Voor dit laatste was ir- De Boer bevreesd. De coöperaties moeten zich ook leren aanpassen. Red.). Misschien is het wel goed hier ook nog op te merken, dat er in het verband van de Nationale Coöperatieve Raad reeds een jaar lang nauw overleg wordt gepleegd over een samengaan van staiidsorganisaties en landbouwcoöperaties in ons land. Het ziet er op het ogenblik naar uit, dat dit overleg binnen afzienbare tijd con crete resultaten zal opleveren". bezien heeft het voordeel om in zo weinig mo gelijk bewerkingen de grond plantklaar te heb ben. Elke keer wanneer men van grijze grond door een bewerking zwarte grond maakt heeft dat onherroepelijk uitdroging van het plantbed tot gevolg. HE vuistregel dat men bij eetaardappelen het v best kan streven naar 40.000 planten per ha is eigenlijk wel tientallen jaren al bekend. Er zijn echter omstandigheden die ertoe kunnen lei den om doelbewust van dit aantal af te wijken. Niet zozeer gaat het n.l. om het aantal planten per ha, als wei om het aantal hoofdstengels. Bij de huidige prijsverhoudingen tussen de sorterings klassen is het raadzaam te streven naar 1012, resp. 1315 stengels per strekkende meter. Bij rijenafstanden van 66 en 77 cm, wat neerkomt op een stengelbezetting van 175.000 per ha. Nu is het mogelijk dat men met 40.000 planten per ha zowel naar boven als naar beneden vrij aanzienlijk kan afwijken van dit aantal stengels per ha. ANDER poten kan men n.l. ook verstaan het planten van kiemen óf reeds aanwezig wan neer is voorgekiemd, óf nog sluimerend bij niet voorkiemen. Het hangt dus af van de grootte der poters (bij grotere poters meer kiemen), als van de wijze van voorkiemen (bij warmtestoot komen er per knol méér kiemen tot ontwikkeling), hoe veel „spruiten men poot" per ha. Maar ook dan zijn we er nog niet, want het hangt vooral van de kwaliteit van het pootbed af, hoeveel van deze kiemen het uiteindelijk tot een hoofdstengel zul len brengen. In een kruimelige, vochtige rug slaagt een groter percentage van de kiemen dan in een kluiterige, droog gereden grond. Op zware grond komen dan ook nogal wat spruiten niet tot verdere ontwikkeling. Gevolg: minder stengels per plant, terwijl de knolaanslag per stengel daar eveneens lager is. Daaruit is de gewoonlijk grove sortering op zware grond te verklaren. Met pootgoed 28/35 zijn bij nauwer poten uiteraard opbrengstresultaten te behalen dan bij pootgoed 35/45. De grotere maat is evenwel zekerder en vangt gemakkelijker gemaakte fouten op. Het kleinere pootgoed vraagt daarom iets meer vakmanschap. Een volgende keer iets over al of niet voorkie men, verzorging en opbouw van de aardappelrug gen en de rij enaf stand. R. L. V. D. - Axel, O. HOEKSTRA. (Vervolg van pag. 259) DE VERDERE ONTWIKKELING VAN DE BEDRIJFSVOERING UAN de beste ondernemers wordt veelal gezegd dat zij verder vooruitzien dan hun collega's. Dit geldt m.i. ook voor de goede boeren. Bij meer dere van hen kan namelijk de uitspraak worden gehoord dat aanpassingen in de bedrijfsopzet en bedrijfsvoering bij voorkeur moeten worden uitge voerd als het nog niet helemaal nodig is. Wat zien we echter als we proberen iets verder in de toekomst te kijken? Het lijkt vrijwel zeker dat de arbeidsbezetting per bedrijf zal blijven teruglopen met het grote gevaar dat de boer daardoor nog meer aan zijn dagelijks werk gebon den zal zijn dat de werkmethoden en technieken zullen blijven veranderen, en dat de benodigde in vesteringen nog hoger zullen worden. Veel meer dan deze algemene ontwikkelingen zien wij echter niet. Wij staan bij wijze van spreken aan het begin van een weg waarvan we alleen ongeveer vermoe den hoe het eerste stukje zal lopen. Omtrent het verdere verloop kunnen wij met al onze goede bedoelingen eens verder vooruit te zien, slechts gis singen doen. Mag ik, als dit dan de feiteliike toestand is, eens de volgende vraag stellen? Vele boeren staan hui verig ten opzichte van vormen van onderlinge sa- menweilring, niet omdat het begin ervan hen reeds zo sterk afstoot, maar juist omdat ze stellen: We weten wel waar het begin is maar niet wat er van onze zelfstandigheid zal overbleven als wc deze weg zouden opgaan. Mijn vraag nu is deze: Zou het niet kunnen zijn dat de kant van de onderlinge samen werking, die we nu als grootste nadeel beoordelen, naderhand misschien juist als een zeer sterk punt naar voren komt? Hierbij denk ik dan aan de In terne taakverdeling waartoe onderlinge samen werking de gelegenheid kan bieden. Deze vraag moet niet worden beschouwd als een pleidooi zonder meer ten gunste van onderlinge samenwerking, maar veel meer als een uitnodiging om bij het benalen van uw eigen standpunt ook met deze overwegingen rekening te houden. NIET VERZETTEN MAAR VOORBEREIDEN IR. LOUWES besloot zijn inleiding met aan te 1 halen een uitspraak van prof. Butz, een Ame rikaans hoogleraar in de landbouwbedrijfseconomie die reeds in 1958 stelde dat er een groeiende druk zal ontstaan op de combinatie eigenaar-onder nemer-uitvoerder in één man als het typische in stitutionele patroon in de landbouw. Hij verwees hierbij naar onder meer de sterk opgroeiende ka pitaalbehoefte, naar de eisen van de verwerkende en distribuerende bedrijven maar bovenal naar de factor bedrijfsleiderscanaciteit. Daarbij stelde hij dat deze factor de beslissende factor gaat worden om een landbouwbedrijf met succes uit te oefenen en tevens dat het overdragen van bedrijfsleiders- capaciteit van vader op zoon nog moeiliiker is dan het overdragen van geaccumuleerd kapitaal („va ders verwekken nu eenmaal niet noodzakelijk be drijfsleiderscapaciteiten in hun zoons"). TIJDENS een korte plechtigheid in het gemeentehuis te Kortgene vond de officiële installatie plaats van de plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling Noord-Beveland. Gedeputeerde J. M. A. C. van Dongen deed dit in een korte toespraak door er onder meer op te wijzen dat de hele procedure voor Noord-Beveland een bijzonder vlot verloop had gehad. Op 19 september 1961 werd de aanvrage ingediend en op 16 november 1964 werden de grenzen vastgesteld, het plan van voorzieningen, het landschapsplan e.d. Op 4 december 1964 vond de stemming plaats. Vah de 897 stemgerechtigden met een oppervlakte van 7466 ha brachten 427 hun stem uit. Hiervan stemden 384 tegen met een opper vlakte van 2620 ha. Hij deed een beroep op alle Noord-Bevelanders, nu straks de eerste spade in de grond gestoken wordt, om loyaal mee te werken aan de zware en verantwoordelijke taak die door deze commissie op zich is genonjen. Samenwerking en begrip voor eikaars moeilijkheden zal het devies dienen te zijn, wat de voorbereidingscommissie ook heeft bewezen te bezitten. In de toespraak van ir. J. D. Dorst, sprekende namens de Centrale Cultuurtechnische Commissie, kwamen enkele raadgevingen naar voren. Zorg voor overleg met de mensen om wier grond het gaat I Zorg dat er als commissie naar buiten als één man wordt opgetreden In het begin zal uw werk moei lijk zijn doch steeds zult u ervaren dat er meer begrip komt voor uw werk. De ervaringen hebben dit geleerd. Bedenk dat u werkt aan het Noord-Beveland van 1975 en later Ir. D. v. d. Zaken, sprekende namens de Cultuurtechnische Dienst in Zeeland en de Kadastrale Ruil- verkavelingsdienst, zegde de steun en medewerking toe van deze diensten. Hij deelde mee, dat voor 1965 een bedrag van ƒ500.000,beschikbaar is gesteld. Dit bedrag zal besteed worden aan het leg gen van enkele kunstwerken en voor aansluiting op het electriciteitsnet van verschillende percelen. Reeds volgende week zullen de schatters met hun werkzaamheden in het veld gaan beginnen. Felicitaties werden verder uitgesproken namens de standsorganisaties bij monde va# de heer M. van Maas en namens de voorlichtingsdiensten door de heer ir. H. P. de Bruin. De heer J. van Langeraad sprak als voorzitter van de nieuwbenoemde commissie de hoop uit dat het geld, benodigd voor de uitvoering van de werken, in een vlot tempo beschikbaar gesteld zal wor den, opdat vlug en doelmatig gewerkt kan worden. Hij hoopte in het bijzonder dat de 70 panden, die nog verstoken zijn van electriciteit, zo vlug mogelijk zullen worden aangesloten. Technisch is dit uitvoerbaar; geef ons de financiële middelen, zo stelde hij. Hij besloot zijn toespraak door aan de Noord-Bevelandse boeren om steun, samenwerking en medewerking te verzoeken. Wederkerig kunt u op die van de plaatselijke commissie rekenen. Dat ons nageslacht trots mag zijn dat Noord-Beveland tot uitvoering van dit grote werk heeft besloten. In de plaatselijke commissie hebben zittingS. J. van Langeraad, voorzitter, Kamperland; S. J. Dees, Wissenkerke; M. W. van Arenthals, Kats; ir. A. E. Bruijning, Goes; A. Sandee, Kamperland; W. Pries ter, adviseur, Kats en J. de Looff, secretaris, Kortgene.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 5