Zeeuwse spuitdag 1965
207
Wilde haver en stengelgalmug
WAt
Monogerm- en precisiezaad voederbieten
VB IJ DAG 26 FEBRUARI 1965
ii
^yiLDE haver en stengelgalmug werden op de nu al weer enige weken
geleden te Goes gehouden Zeeuwse Spuitdag door de heer Smit, spe
cialist planteziekten bij het Rijkslandbouwkonsulentschap Groningen, aange
duid als de laatste jaren sterk opdringende en chemie "1- te bestrijden
parasieten op onze landbouwbedrijven.
WILDE HAVER
IYE wilde haver geeft gemiddeld een 80 zaden
per plant, maar een flink ontwikkelde pol
kan het ook tot 300 zaden brengen. Verspreiding
vindt plaats met name door werktuigen.
Velen onderschatten het gevaar van de wilde
haver. Juist ook het gevaar van de eerste plant.
Niet vergeten moet worden dat zelfs bij een ge
middelde bezetting van enkele planten per vier
kante meter het opschonen meer dan 2 uur per
ha bedraagt en zodoende bij een oppervlakte op
te schonen gewassen van betekenis al spoedig
een volle manweek hieraan besteed moet worden.
Bij ruilverkaveling kan de korting op de in-
leveringsprijs oplopen tot 800,per ha. Het is
dan nog de vraag of dit bedrag een voldoende
vergoeding is voor hetgeen het de nieuwe eige
naar aan opbrengstdepressie en extra arbeid gaat
kosten.
Aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden
tekende de heer Smit welke moeilijkheden de
wilde haver met zich meebrengt. Gevallen dat en
kele honderden planten per vierkante meter het
gewas, dat er feitelijk moet groeien, eenvoudig
verstikken. Of de percelen, die na een bespuiting
en intensief schoffelen, nog niet op te schonen
zijn, al is dan de opbrengst min of meer gered.
Wat te denken van een bedrijf dat alleen al
voor de wilde haverbestrijding 3000,aan che
mische middelen en vreemde arbeidskrachten
voor het opschonen, ten koste moet leggen? Een
nieuwe eigenaar moest, toen hij de ploeg er wat
dieper inzette dan zijn voorganger, konstateren
dat er nog een oude voorraad wilde haver in
de grond aanwezig was. Voor dergelijke „verras
singen" kan wilde haver ons stellen omdat ze ge
makkelijk een groot aantal jaren in de grond
achter blijft.
Met klem bracht de Groningse specialist plan
teziekten naar voren, dat voor zijn omgeving met
name drie oorzaken zijn aan te geven voor de
plaatselijk sterke toename van dit onkruid.
In de eerste plaats wordt nog vaak bij het
verschijnen van de eerste planten op het
bedrijf het gevaar onderschat.
Ten tweede is de oppervlakte graan nog
weer toegenomen, plaatselijk tot meer dan
twee/derde van het bedrijf.
En in de derde plaats heeft de schaarste
aan arbeidskrachten de uitbreiding in de
hand gewerkt.
In het grootste gedeelte van Zeeland is vooral
punt 1 het onderschatten van het gevaar dat
wilde haver inhoudt datgene waar het momen
teel op aan komt. Maar dat houdt ook in, dat
daar het kwaad nog te keren valt. De verordening
is daartoe voor de goedwillenden een flinke steun
in de rug. Dat de uitbreiding van de graanteelt
de konsekwentie van kans op méér wilde haver
met zich mee brengt, is iets waar de Zeeuwse
boer zeker ook rekening mee dient te houden.
De schaarste aan arbeidskrachten zal zich pas
doen gelden als aan punten 1 en 2 onvoldoende
aandacht wordt besteed.
T de chemische bestrijding van de wilde
haver betreft, ziet de heer Smit in Caryne
meer dan in Avadex. Uiteraard speelt hierbij een
rol, dat het in zijn omgeving met name gaat om
bestrijding in graan op zware grond. Maar ook
van Caryne zal men op een zeer zwaar bezet
perceel geen wonderen moeten verwachten. Heeft
men een perceel waar b.v. 20 planten per m2
voorkomen, dan zal dit aantal door schoffelen te
ruggebracht kunnen worden tot b.v. 5 planten
per m2. Als men daarop bij een geslaagde toe
passing van Caryne weer 80 opruimt, blijft er
nog een aantal planten van 100 per are over.
Dus zelfs onder deze voor een bestrijding gun
stige omstandigheden nog een onbevredigend re
sultaat. In Groningen wordt in zware gevallen het
volgende geadviseerd:
in het voorjaar, zodra de grond bewerkbaar is,
een intensieve grondbewerking uitvoeren, de
massa wilde haver kiemt dan tegelijk. Deze laag
kan dan na enige weken door een grondbewerking
vernietigd worden (eventueel doodgespoten met
Gramoxone), waarna de gerst gezaaid wordt. In
deze gerst kunnen verder door schoffelen spui
ten met Caryne de nakiemers nog bestreden wor
den. Bij oppervlakkige grondbewerking en met
een gerst zaaien stuit men op het bezwaar dat
de mechanische bestrijding zich moet beperken
tot het gedeelte tussen de rijen.
Groter bezwaar is echter nog dat de wilde haver
dan over een veel langere periode kiemt, terwijl
de werking van Caryne die gebaseerd is op de
toepassing in een bepaald ontwikkelingsstadium
van de wilde haver veel minder kans van
slagen heeft.
De heer Smit besloot zijn wilde-haver verhaal
met het advies aan de Zeeuwse boer:
Zet alles op alles om de wilde haver de baas
te blijven. Begin daarmee door de eerste de
beste plant, die men vindt, uit te trekken,
want kom je er onder dan is het een hopeloze
zaak.
TARWESTENGELGALMUG
HE tarwestengelgalmug werd sinds 1958 in
Groningen waargenomen. De eerste jaren
was het meer een kuriositeit dan een belang
rijke aantasting. Heel langzaam heeft dit insekt
echter terrein gewonnen tot in 1962 reeds 5 a 6 ha
als gevolg van deze aantasting een totale mis
oogst te zien gaf. In 1963 leed reeds 500 600
ha zware schade en in 1964 benaderde dit de 6000
ha.
Enkele voorbeelden, die deze ramp nader illus
treerden, vormden b.v. dat in een bepaald geval
van 20 ha slechts 180 hl tarwe werd geoogst en
dat plaatselijk de gerst niet meer geoogst behoef
de te worden, maar finaal overwoekerd was door
de stoppelklaver.
De levenscyclus van de stengelgalmug is als
volgt: De rode maden overwinteren in de grond
en zijn in de bouwvoor met het blote oog te
vinden. Reeds bij een aantal van 5 maden per
liter grond is er kans op schade; plaatselijk zijn
echter ook aantallen van 500 stuks per liter grond
waargenomen.
Rond half mei verschijnen de muggen, die hun
eieren afzetten op kweek, tarwe en gerst, op de
luwzijde van het blad.
Dit kan zowel op de onder- als op de boven
zijde zijn. Het eistadium kan vijf, maar ook veer
tien dagen duren. De bestrijding moet plaats vin
den als de maden onderweg zijn van de bladeren
naar het beschutte gedeelte van de stengel. Dit
tijdstip luistert erg nauw.
Een geslaagde chemische bestrijding met DDT
parathion heeft tot resultaat dat de gewas-
schade tot een minium wordt teruggebracht. Het
aantal maden in de grond neemt echter ook bij
een geslaagde bespuiting nog toe.
Dit als gevolg van het feit, dat voorlopers en
nakomers de dans ontspringen. Ook met een twee-
malige behandeling zal het resultaat toch nooit
100 zijn.
Dat men met het aangeven van het juiste mid
del en tijdstip er niet is, bleek wel toen in 1964
in de periode 1 6 juni, die als richtdata voor
de bespuitingen werden aangegeven, vier dagen
regen behandeling van het gewas eenvoudig on
mogelijk maakte. Bijzonder vervelend is daarbij
dat deze vochtige omstandigheden voor de maden
juist gunstig zijn.
VRUCHTWISSELING BELANGRIJKSTE
BESTRIJDINGSMIDDEL
UOEWEL chemische bestrijding technisch dus
mogelijk blijkt, zal vrucht wisseling voorop
moeten staan. Dan pas kan er sprake zijn van
een afname van de bezetting. Op zwaar bezette per
celen is dan één jaar wegblijven met tarwe of
zomergerst beslist nog onvoldoende. Komt er op
het perceel in de tussenliggende jaren bovendien
nog vrij, veel kweek voor, dan zal er van afname
nog praktisch geen sprake zijn. Kweek néémt
dus ongeveer de plaats in van een graangewas
en werd door de heer Smit zelfs waardplant no. 1
genoemd.
Uiteraard speelt ook de begrenzing een rol,
teelt van een gevoelig graan (haver en rogge zijn
weinig gevoelig) naast een perceel waar vorig
jaar een aangetast gewas stond, kan tot gevolg
hebben, dat tot 15 a 25 meter het perceel op,
zware aantasting voorkomt. Meestal kan in der
gelijke gevallen dus met de behandeling van één
spuitbaan van 20 meter volstaan worden.
De mate van aantasting geeft niet aan hoe groot
de schade zal zijn. Hetzelfde aantal gallen geeft
in een laat gewas veel meer schade dan in het
geval waar de aantasting optrad in een reeds
ver ontwikkeld gewas. Tijdig zaaien en een laat
optreden werken dus gunstig.
Bovendien zijn de weersomstandigheden in juni
en juli beslissend voor het at of niet optreden
van schade aan de opbrengst. Óp de gallen treedt
kort na de vorming ervan in het nog groene ge
was, altijd enige schimmelvorming op, maar deze
komt min of meer tot staan als het in de maand
juli droog weer is.
Bij „Phytophthora-weer" zal de schimmelvor
ming doorzetten, tot rotting aanleiding geven en
zullen de stengels omknikken. Blijft het droog,
dan kan ook door veel wind omknikken in de
hand gewerkt worden omdat de stengels op de
gallen toch altijd min of meer bros zijn. Het vrij
droge, rustige weer in juli 1964 heeft ons dus voor
nog grotere rampen behoed.
Zeeland staat er met zijn naar verhouding klei
nere oppervlakte graan in het algemeen gunstiger
voor dan Groningen. Toch zal ook hier uitkijken
geboden zijn. Belangrijk is vooral dat (evenmin
als bij wilde haver) tegen de stengelgalmug niet
zozeer de chemische middelen dan wel de vrucht-
wisseling het zwaartepunt moet vormen. Zeker
in die gebieden waar reeds aantasting voorkomt,
zal zoveel mogelijk de vruchtopvolging tarwe na
tarwe, gerst na gerst, tarwe na gerst (of omge
keerd) uit het bouwplan geweerd moeten worden.
Bij begrenzing moet eveneens met de kans op
aantasting rekening worden gehouden. Ook het
aanlegggen van stroken graan op de vooreinden
bij bieten kunnen beter achterwege blijven.
Tenslotte: al deze maatregelen zullen weinig
effect sorteren als de kweekbestrijding niet de
volle aandacht krijgt.
Zeeuwse boeren, let op uw saeck
P. VERHAGE,
R. L. V. D. Axel/Goes.
UAN verschillende zijden bereiken ons de laatste tijd vragen over het al
of niet beschikbaar zijn van monogerm- en precisiezaad van voeder
bieten. Tot voor kort was er slechts van enkele rassen precisiezaad verkrijg
baar. Bij nader onderzoek is gebleken dat er nu reeds vele firma's met
precisie- of monogermzaad op de markt verschijnen. Wanneer men gebruik
wil maken van precisiezaad is hierdoor de keuze tussen de rassen wat ruimer
geworden.
In nevenstaande tabel zijn de rassen,in alfabetische volgorde geplaatst met
vermelding van zaadtype en de zaadfirma, waaruit men eventueel een keuze
kan doen.
Voor een beschrijving van de eigenschappen van bovengenoemde rassen
raadplege men de Rassenlijst 1965. Men dient er rekening mee te houden
dat van de meeste rassen het precisiezaad slechts op bestelling is te leveren.
Het is dus raadzaam niet te wachten tot de zaaitijd is aangebroken.
Ras
Type zaad
Zaadfirma
Barres Ferritslev
B- en C-zaad
J.
Joordens N.V.
Belgro
C-zaad
Zwaan en de Wiljes
N.V.
Buffalo barres
B- en C-zaad
D.
v. d. Ploeg N.V.
Capax
M-zaad
Cebeco
Corona
C-zaad
A.
R. Zwaan en Zn
N.V.
Covero
C-zaad
Zwaan en de Wiljes
N.V.
Dépé
B- en C-zaad
D.
v. d. Ploeg N.V.
Groeningia
C-zaad
Zwaan en de Wiljes
N.V.
Hollandia groenkraag
B- en C-zaad
D.
v. d. Ploeg N.V.
Massiva
B- en C-zaad
J.
Joordens N.V.
Poly Groeningia
C-zaad
Zwaan en de Wiljes
N.V.
Poly Productiva
C-zaad
Zwaan en de Wiljes
N.V.
Trivert
C-zaad
D.
J. v. d. Have N.V.
Trioval
B-zaad
C.
I. V. Ottersum
A. REMEIJN,
R. L. V. D. - Axel.