Vervolg Rassenberichten 1965
ERWTEN
DOPERWTEN
AARDAPPELEN
20
Rondo
96
100
106
8
1
8
Pauli
106
102
98
8,5
1
7
Rovar
101
99
102
8
10
7
Dik Trom
104
98
94
8
1
7
Flavanda
97
104
113
8
10
6
Dippes
Gele Victoria 61
69
71
8
10
7
c. SCHOKKERS
Big Ben
103
96
96
9
10
5
Maro
104
105
113
9
10
7
Emigrant
94
99
104
8,5
10
7
Supcovert
76
Cobri
80
Rondo CB
Pauli
Rovar
Dik Trom
Dippes Gele Victoria
4
3
2
2
2
1
3
4
2
3
2
4
2
2
1
3
3
2
3
2
Gloire de Quimper
112
36.7
128
43.5
Onyx
95
34.4
120
40.4
Kelva
134
*55.2
149
55.7
Kelvedon Wonder
151
64.0
164
66.7
Supcovert
135
51.0
148
52.3
Finette
138
49.0
148
52.5
Rovar
174
59.3
173
59.1
Cobri
142
55.1
156
59.8
Darkskin Perfection
111
39.4
157
60.5
Vitalis
168
72.4
175
79.6
Wyola
125
46.6
153
60.9
Aureool kap.
137
46.7
Small Sieved Freezer
161
63.8
(Verdo)
Double One
2) 162
63.8
Gloire de Quimper
rond
4
9.5
4
1
Onyx
rond
4
9
4
10
Kelva
gekr.
4.5
8.5
9
10
Kelvedon Wonder
gekr.
6
7.5
9
1
Supcovert
rond
7
6
8
10
Finette
rond
6
7
Rovar
rond
7
7.5
9
10
Cobri
rond
7
5
9
10
Darkskin Perfection
gekr.
8
5
Vitalis
gekr.
3.5
5
8
10
Wyola
gekr.
8
5
9
10
Alaska
rond
9
9
4
10
Aureool capucijner
gekr.
8
8
9
10
Small Sieved Freezer
gekr.
8
5
Double one
gekr.
6
7
5
1
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
geling, Amerikaanse vaatziekte en valse meeldauw willen wij verwijzen naar
de cijfers in de laatste kolommen.
Een hoog cijfer betekent dat de eigenschap in gunstige zin aanwezig is.
OPBRENGST ERWTEN RASSENPROEFVELDEN IN KG PER ARE
Landelijk %-gemiddelde 1957/64
op verschillende
grondsoorten
RASSEN
strorijke
normale
stro-arme
top- Am. vaat-
valse
vergeling
ziekte
meeld.
a. KLEINE
GROENE
b. GELE
d. ALS SCHOKKERS GETEELDE
DOPERWTEN
Voor het eerst is de samenvattende kolom met de gemiddelde opbrengsten
van alle proeven in drie delen gesplitst. Men heeft bij het Instituut voor Ras-
senonderzoek van Landbouwgewassen te Wageningen de resultaten van alle
proeven uit geheel Nederland sinds 1957 in drie groepen ingedeeld, naar ge
lang de proefvelden gelegen waren op gronden waarop de erwten veel, nor
maal of weinig stro maken. Voor elke groep werd het gemiddelde berekend.
Men kwam tot deze nieuwe groepering, nadat gebleken was, dat het ge
drag van de grond op de strorijkdom een veel grotere invloed uitoefende op
de opbrengst dan de plaats in Nederland, waar de proef was aangelegd.
Er is hiermee een belangrijke bijdrage geleverd tot het verwezenlijken
van een meest juiste waardering van de rassen. Reeds lang bestond het ver
moeden dat de hoeveelheid stro de opbrengst voor een belangrijk deel be
paalt en dat de rassen ten opzichte hiervan niet gelijk reageren. Dat de in
vloed voor een aantal rassen zo groot is, heeft men echter niet durven ver
wachten.
Nog meer dan ooit tevoren zal de boer, gebruik makend van dit gegeven,
de rassenkeuze gebruiken voor een zo groot mogelijk rendement van zijn
erwten.
Het is opvallend dat de kwekers hun produkt overwegend in een uitge
sproken richting gekweekt hebben. Elk ras immers bereikt de topopbrengst
of op een stro-arme, of op een strorijke grond. Op onze normale en toch nog
meest voorkomende grondsoorten, zijn belangrijke rasverschillen aanwezig,
doch de maximale door het ras te bereiken opbrengst wordt hier niet ver
kregen.
Wij hebben om na te gaan in welke groep een ras zich het beste thuis
voelt, deze in volgorde van afnemende opbrengst een rangorde-nummer
gegeven. De hoogste opbrengst in een vergelijkbare groep kreeg no. 1; de
volgende no. 2, enz.
RASSEN
a. KLEINE GROENE
b. GELE
Flavanda
c. SCHOKKERS
Big Ben
Maro
Emigrant
strorijk
1
1
normaal
1
stroarm
1
1
1
1
Op gronden waarop de erwten een normale stro-ontwikkeling krijgen, vol
doet bij de kleine groene Pauli het beste, gevolgd door Rondo en door de
kleine opbrengstverschillen vervolgens ook alle overige rassen. Verwacht
men veel stro dan komen Pauli en Dik Trom op de eerste plaats. Bij weinig
stro zullen Rondo en Rovar het beste voldoen. Opgemerkt moet worden dat
daar waar de Amerikaanse vaatziekte voorkomt, alleen Rovar de mogelijk
heid van een rendabele teelt kan waarborgen. Alleen dit ras biedt een vol
doende resistentie tegen deze ziekte.
Bij de gele erwten steekt Flavanda zowel in opbrengst als in groeiwijze
met kop en schouder boven de Dippes Gele Victoria uit. Flavanda moet rijp
gemaaid worden om goed op kleur te komen.
Maro geeft bij veel, normaal of weinig stro in vergelijking met de andere
schokkers de hoogste opbrengst. Hoewel een duidelijke voorkeur voor een
stro-arme grond wel blijkt uit de cijfers. Big Ben voldoet het beste op een
grond met een hoge vruchtbaarheid en benadert hier de opbrengst van Maro.
Emigrant reageert ten gunste in de richting van de wat stro-armere grond.
ue schokkers zijn onvatbaar voor de Amerikaanse vaatziekte.
Omtrent het gedrag van de erwtenrassen op een aantasting van de topver-
OPBRENGST DOPERWTEN-RASSENPROEFVELDEN IN KG PER ARE
Waardering van resistentie
tegen:
RASSEN
Gem.
1964
Gem. 1961
t/m '64
peul
erwt
peul
erwt
De opbrengsten zijn omgerekend op een FM-waarde voor de ronde
erwten van 120 en voor de kreukerwten van 110
2) Gemiddelde van 1 proefveld
Om verschillende redenen verwacht men in 1965 geen uitbreiding van de
doperwtenteeit op landbouwbedrijven. Mogelijk een kleine verschuiving van
het teeltgebied. Toch blijft het onverminderd van belang, dat ieder die een
kontrakt voor de teelt van dit gewas overweegt, moet weten wat hij van het
te verbouwen ras mag verwachten.
Er zijn rassen die alleen al om hun geringe resistentie tegen ziekten het
risiko van een misgewas inhouden. Doch afgezien van abnormale risiko's
heeft elk ras andere eigenschappen zoals vroegheid, stro-ontwikkeling,
grondbedekking, vroegrijpheid, kwaliteit en sortering. De totale sommatie
van deze eigenschappen bepaalt het karakter van het ras en het is juist dit
karakter dat aan moet sluiten op enerzijds de kontraktvoorwaarden maar
niet het minst ook op de omstandigheden op het bedrijf.
Alleen een harmonie van raseigenschappen, kontraktvoorwaarden en groei-
omstandigheden geeft waarborgen voor een goed rendabele teelt. Boven
staande tabel geeft slechts één raseigenschap, n.l. de opbrengsten van peul en
erwt.
Aan het gemiddelde cijfer over 1961-1964 lagen de resultaten van 12 proef
velden te grondslag.
In het algemeen bereiken de kortstrorassen op een grond die van nature
weinig stro geeft, niet de opbrengst zoals die van het gemiddelde cijfer in
de tabel. Ditzelfde geldt in het algemeen ook voor de rassen met lang stro
als die op strorijke grond gezaaid worden.
Tevens verdient het aanbeveling bij verbouw van de korte rassen de
grond in het voorjaar goed vlak te maken. Dit bevordert het maaien gunstig
en het voorkomt grote verliezen bij het maaien, waardoor de opbrengst van
deze rassen niet onnodig lager wordt.
Er zijn grote verschillen in opbrengst. Verschillen die meestal geen dui
delijk verband houden met het prijsniveau van of de vraag naar een bepaald
ras. We noemen slechts de lage opbrengst van Alaska (fijne sortering) en
de hoge opbrengst van Vitalis, een ras waar vrijwel geen vraag voor bestaat.
Volledigheidshalve geven we hieronder een overzicht van de belangrijkste
eigenschappen van de rassen.
RAS
vorm-
stro
vroeg
Resistentie tegen
erwt
lengte
rijpheid
top-
Am.
vergeling vaatz.
In het rassensortiment bij aardappelen op de Zuidwestelijke kleigronden
doen zich de laatste jaren weinig veranderingen voor.
In Zeeland wordt in hoofdzaak het ras Bintje geteeld, terwijl op de Zuid-
Hollandse eilanden en in Noord-Brabant naast Bintje een belangrijk per
centage van het ras Eigenheimer voorkomt. In veel mindere mate komen
voor de rassen Furore, Meerlander en Irene. Een eveneens bescheiden op
pervlakte wordt in beslag genomen door de vroege rassen Eersteling, Doré
en Barima.
Enige verschuiving heeft plaats gehad ten gunste van het ras Bintje,
wat ten koste is gegaan van zowel Eigenheimer, Furore als Meerlander.
De eigenschappen die aan een aardappelras worden gesteld, worden thans
niet meer uitsluitend bepaald door de consumptiekwaliteit. Door veran-
(Zie verder volgende pagina.)