1148
Door
W. GELDOF
Zeg maar gerust zekel Waarom de zekel
Waar in gebruik
ZtiSEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
In een tijd waarin de maaidorser
en de zelfbinder alle graan oogsten
kan men zich nauwelijks nog voor
stellendat er een tijd geweest is,
waarin letterlijk alle graan, koolzaad
en paardebonen, met een zekel ge
sneden werden. Toch ligt die tijd
nauwelijks 30 jaar achter ons. Goed,
wellicht wordt hier en daar nog een
proefveldjeeen hoek of een kant met
de hand gesneden, en de fokkers van
sportkonijnen zoals schrijver dezes
kennen het werktuig óók nog wel.
Maar voor de rest is het herinnering
gewordenop de littekens na,
die u aan de linkervingers van tal
van agrariërs vindt.
De jongeren hebben ze niet en het
zal hun wonderlijk vóórkomen, dat in
het zuidwesten van Nederland met
zon eenvoudig werktuig eens elk jaar
15 tot 20.000 ha graan, koolzaad en
paardebonen werd gesneden.
Hoe komen wij aan dat werktuig
Waar komt het vandaan En is het
Zeeuws te noemen
Op die vragen willen wij trachten
een antwoord te geven.
De zekel-een ou<
„Boer strijkt zijn zeis". Een plastiek in Parijs, die
uit 1220 dagtekent. Hieruit ziet u meteen, hoe voor
zichtig men moet zijn met oude afbeeldingen, want
met dit werktuig kan men wèl slootkanten schoon
maken, doch niet maaien. De afbeelding is gesti
leerd, of beter: vereenvoudigd. De kunstenaar liet
enige onderdelen weg, die hij in zijn compositie
niet kon gebruiken. Men zou zich echter zeer ver
gissen, als men uit dit ruim 700 jaar oude plaatje
afleidde, dat de zeisen er toen zó uitzagen.
f\E ouderwetse schoolmeester zal opmerken, dat zekel in het Nederlands
sikkel is en dat dit het goede woord is. Laat hem zijn wijsheid, al haalt
hij er ook Staring bij aan met zijn beleende:
Sikkels blinken, sikkels klinken,
Ruisend valt het graan
want Staring, welk een uitmuntend landbouwkundige hij ook was, kende de
sikkel niet. Dat blijkt duidelijk uit zijn vers, want een sikkel blinkt nauwelijks
en hij klinkt nooit. Een zeis en een zicht kunnen wel klinken, n.l. wanneer zij
gestreken of gehaard worden, maar een zekel wordt nooit gehaard of gestre
ken. Hij is n.l. getand. Zijn de tanden versleten, dan is het werktuig waarde
loos, al zou de fabriek het weer kunnen tanden. Een boer of landarbeider van
30 jaar geleden kocht een zekel in juli. Die kostte 60 cent (vroeger nog min
der) en eind augustus was het ding dan na ijverig gebruik meestal vrijwel
versleten. De rug van de gebruiker trouwens óók, maar die kon zich herstel
len, de zekel niet.
Staring kon de sikkel niet kennen, doordat dit werktuig in zijn provincie,
Gelderland, al sinds eeuwen niet meer voorkwam. Hoogstwaarschijnlijk heeft
hij het zelfs nooit gezien en bedoelde hij de zicht.
Dat woord „zicht" was echter nog lang niet aanvaard; sikkel was deftiger.
Het kwam ook in de Bijbel voor: in vredestijd worden zwaarden omgesmeed
tot ploegen (ploegijzers) en speren tot sikkelen. Dat Israël inderdaad zekels
gebruikte en zeisen, maar geen zichten, kon Staring niet weten.
UET voorbeeld van Staring, dat met talloze aan te vullen zou zijn, toont wel
aan, dat historisch onderzoek van de zekel ons weinig baat. De moeilijk
heid is, dat de schrijvers uit deze en vroeger tijd de woorden zekel, sikkel, zicht
en zeis door elkaar gebruiken. Het is uiteraard lastig met zekerheid vast te
stellen welk werktuig werkelijk bedoeld wordt.
Oude afbeeldingen dan? Inderdaad, die kunnen ons een heel eind op weg
helpen. Toch moeten wij daar erg voorzichtig mee zijn. Want zoals niemand
geschiedenis schrijft zonder er iets van zichzelf, van eigen gevoelens en over
tuiging in te leggen, zo beeldt ook niemand iets uit zonder zichzelf. Wat de
zekel betreft moeten wij dus allereerst rekening houden met de vrijheid van
de beeldende kunstenaar, met zijn opvattingen en vooral met zijn lust om te
stileren, d.w.z. te verfraaien.
Het komt er op neer, dat aan de oude afbeeldingen slechts beperkte waar
de is toe te schrijven en wel in dien zin, dat meestal datgene slechts voor ons
doel waardevol is, wat door de kunstenaar als toevalligheid (werkelijkheid)
over het hoofd gezien is. Vandaar dus de opmerkingen bij de oude afbeeldin
gen bij deze beschouwing.
Zo'n theoretische beschouwing moet aangevuld worden met praktijkonder
zoek. Waar werd de zekel gebruikt en waar niet?
Hier kunnen wij slechts putten uit waarnemingen uit de laatste tijd, ook
alweer doordat de naam van het werktuig niet strikt in acht genomen werd.
Wij zien dan, dat overal rondom Zeeland i.p.v. de zekel de zicht of de zeis
werd gebruikt bij het graanmaaien en de zicht wel het meest. Dat was bijv.
het geval in Vlaanderen en in Noord-Brabant. Vandaar, dat de zicht als graan
oogstwerktuig in Zeeuws-Vlaanderen niet onbekend was, wel op de eilanden.
Toch zou men zich vergissen, als men stelde, dat de zicht totaal onbekend
was. Erwten werden bijv. wèl geoogst met de zicht en vandaar de naam
„erwtenpik" voor dit werktuig, dat veelal een iets andere stand heeft dan de
gewone zicht, maar overigens daarmee overeenkomt en dus ook gehaard
wordt.
„Korenoogst" naar een Oudegyptische wandschildering uit 1200
dus uit de tijd der Rich teren. De zeis was toen al bekend den!
jkorenmaaiers van Boas) maar de sikkel ook. Dit was echter
bijzondere: een houten zekel waarin men heel kunstig kleine
van vuursteen had gezet om te kunnen snijden! Zoals u ziet wo
alleen het bovenste gedeelte van het gewas (tarwe) geoogst
er ook werk voor de arenlezers
„Boer met de oogst op weg
naar huis", een Franse plas
tiek uit 1220, op een kathe
draal als zinnebeeld van de
arbeid in augustus. De zekel
is getand. In bergachtig ge
bied kon men aldus (let op 't
half afgesneden graan) veel
meer korrels meedragen dan
wanneer men het gewas heel
afsneed.
„Schovenbindster", naar een Italiaanse wandschil
dering van rond 1400. U ziet, dat ook hier slechts
de bovenste helft van het gewas (gerst) is afge
sneden. Men kon zó nog juist schoven binden.
A'EZIEN de naamsverwarring rond de sikkel behoeft hel
ook niet te verwonderen, dat vele geschiedkundige^
er allerlei dingen van hebben verteld, die niet kloppen
Daarbij speelt ook onbekendheid met de praktijk natuurlij]
nog wel eens een woordje mee. Zo vermeldt prof. B. H
Slicher van Bath betreffende de vroege middeleeuwen he
volgende.
„Als het graan rijp was oogstte men het met behulp vai
de sikkel. Kort onder de aar werd de halm afgesneden. Da
was vermoeiend werk, dat steeds in een enigszins gebukt<
houding moest worden verricht. De aren werden in scho
ven gebonden en met een tweetandige vork op een twee
wielige wagen opgetast. Het op de akkers achterblijvend*
stro kwam de gehele boerengemeenschap ten goede (he
recht van stro verzamelen)".
Zoals iedereen weet is het onmogelijk aren tot schover
te binden; die kan men hoogstens in een zak of kleed ver
zamelen. Bovendien is het afsnijden van aren niet vermoei
end: men hoeft er juist niet voor te bukken! Wat is er m
waar van deze zgn. geschiedkundige mededeling? Ten eer
ste dit, dat de sikkel algemeen in gebruik was, dus ook bui
ten Zeeland, wat wij met afbeeldingen zullen aantonen
Ten tweede, dat men bij de oogst liever aren dan stro oogst
te. Dat bewijst ook de graanmaaier uit de eerste eeuwen vajr
onze jaartelling, die men in Buzenol (België) in steen af ge
beeld vond en waarvan de natuurgetrouwe nabootsing enig*
malen op de Brusselse landbouwsalon is getoond. Met deze
machine stroopte men n.l. de aren af, terwijl het de bedoe»
ling was dat het stro in de grond bleef staan.