TOEKOMST VOOR DE BLOEMENTEELT 1151 DONDERDAG Z 4 DECEMBER 196 1 IN Zeeland zijn een drietal schakelcursussen voor de bloementeelt begonnen. Al hoewel onze provincie wat de bloementeelt betreft slechts een zeer bescheiden plaats in neemt leek het ons interes sant een bijdrage over de bloementeelt in Nederland te plaatsen. Ir J. Wasscher, rijks- tuinbouwconsulent te Aals meer, schreef hierover in de Mededelingen van de Direk- tie Tuinbouw een uitvoerig artikel, waaraan wij het vol gende ontlenen. In dit artikel wordt mede ingegaan op de gevolgen die een sterke uit breiding van de bloementeelt, vooral in nieuwe gebieden, met zich mee kan brengen. IN de eerste jaren na de tweede wereldoorlog vertoonden de omzetten van onze bloemenvei lingen een dalende lijn. Pas vanaf 1952 trad een steeds groter wordende stijging op. Was de om zet in guldens in 1946 43.3 miljoen in 1952 was deze gedaald tot 37.8 miljoen. Het jaar 1958 liet een stijging zien tot 78 miljoen en in 1963 bereikte de totale omzet liefst 146.4 miljoen gul den. Deze bedragen geven echter de omzetten van de veilingen aan, waarvan men aanneemt dat deze ongeveer 70 van de totale omzet verwerken. Dit zou betekenen dat de totale produktiewaarde van de bloementeelt in 1963 ongeveer 210 miljoen heeft bedragen. Hiervan namen de snijbloemen 87 en de potplanten 13 voor hun rekening. Snijbloemen worden grotendeels over de veilin gen verhandeld, terwijl potplanten ook in grote hoeveelheden door de verspreid wordende han delskwekers rechtstreeks aan de winkeliers en door de bedrijven in kleine plaatsen direct aan de af nemers worden verkocht. Vermeerderingsmateriaal (stekken en jonge planten) en het halfklare pro- dukt worden alleen maar rechtstreeks door de handelskwekerijen aan andere bedrijven geleverd zonder bemiddeling van de veilingen. De sterke stijging van de produktiewaarde is, afgezien van de geldontwaarding, zowel te danken aan een steeds toenemende export als aan een groter binnenlands verbruik. DE UITVOER UOORAL de laatste jaren is de export van snij- bloemen snel toegenomen terwijl ook die van bloemkwekerij planten van toenemende betekenis is geworden. Voor 1963 werd voor 92.7 miljoen gulden aan snijbloemen geëxporteerd tegen 19.1 miljoen gulden aan bloemkwekerijplanten. Op de Europese markt van bloemkwekerijplan ten ondervindt Nederland vooral concurrentie van Denemarken. Veruit de belangrijkste concurrent op het gebied van de snijbloemenexport is Italië. Zo exporteerde in 1962 aan snijbloemen Italië 85.0 miljoen, Nederland 82,3 miljoen, Frankrijk 10,7 miljoen, Denemarken 4,9 miljoen, Spanje 3,3 miljoen. Ook landen buiten Europa proberen een export op te bouwen op de Europese markt. Van enige betekenis is reeds de uitvoer vanuit Zuid-Afrika, Noord-Afrika, Israël en zelfs Singa pore. Van het grote aantal landen, dat snijbloemen importeert is West-Duitsland verreweg het be langrijkste. Het procentuele aandeel van West- Duitsland in de Nederlandse export wordt elk jaar groter en bedroeg in 1963 voor snijbloemen 63,8 en voor bloemkwekerijplanten 58,1 Helaas neemt de uitvoer van snijbloemen naar En geland en België gedurende de laatste vijf jaar regelmatig af. Daarentegen is de export naar Zwe den en Zwitserland steeds toegenomen, terwijl in de laatste jaren Oostenrijk en Finland en ook de exporterende landen Italië en Frankrijk voor onze uitvoer van betekenis worden. OPPERVLAKTE BLOEMENTEELT EN AANTAL BEDRIJVEN TERWIJL gedurende vele jaren aan het be- staande teeltareaal weinig uitbreiding kon worden gegeven, is het beleid ten aanzien van het teeltrecht aanmerkelijk soepeler geworden. De laatste jaren werd een behoorlijke procentuele uitbreiding toegestaan. Tevens werd teeltrecht aan beginnende kwekers uitgereikt. Bovendien heeft steeds de mogelijkheid bestaan om teeltrecht voor de open grond te compenseren in teeltrecht voor glasteelten. Duidelijk valt uit de beschikbare gegevens op te maken, dat de oppervlakte open grond vrij wel gelijk blijft, doch dat de oppervlakte onder glas zich in acht jaren ongeveer verdubbeld heeft. Bij een opname in de herfst zou deze toename ongetwijfeld nog groter zijn (gemeng de bedrijven). Tot. voor kort is het aantal bloemkwekerijen vrij constant geweest. De laatste jaren is het aan tal bedrijven echter sterk stijgende nl. van 10.521 in 1963 tot 12.062 in 1964. Het aantal bedrijven steeg in drie jaar met niet minder dan 23 Dit is uiteraard een gevolg van een sterke stijging van het aantal uitgegeven er kenningen. In de jaren 1956 t/m 1961 varieerde het aantal uitgereikte erkenningen van 133 tot 390 per jaar. In 1962 werden echter 584 nieuwe bloem kwekers toegelaten en in 1963 zelfs 1732. Deze sterke stijging is natuurlijk vooral het gevolg van de vele schakelcursussen. Gezien de grote belang stelling die ook thans hiervoor nog bestaat, zal ook in de toekomst het aantal erkende bloem kwekers nog blijven toenemen. DE AFZET VAN SNIJBLOEMEN CNIJBLOEMEN worden grotendeels via de vei- lingen verhandeld. De veilingomzetten van de belangrijkste snijbloemen in 1963 zijn in mil joenen guldens voor de rozen 31,7 (24,8 de anjers 28,5 (22,3 de chrysanten 14,0 (10,9 de fresia's 13,3 (10,4 en de tulpen 12,7 (10,0 Financieel gezien heeft de anjer vele jaren aan de top gestaan. In de laatste jaren is dit gewas echter overvleugeld door de roos. De omzet van de tulp is geleidelijk omhoog gegaan, terwijl ook de fresia een regelmatige omzetstijging vertoont. TOEKOMSTVERWACHTINGEN MEN kan zich afvragen of het gewenst is, dat de uitbreiding van de bloementeelt in de naaste toekomst op dezelfde versnelde schaal moet doorgaan. Bloementeelt-deskundigen maanden met het oog op de toekomstverwachtingen voor de ex port tot enige voorzichtigheid. De daling van de gemiddelde prijs van enige der belangrijkste pro- dukten in 1963 wijst ook in deze richting. Gezien de grote belangstelling voor de schakelcursussen is de drang van de groentetelers om ook bloemen te gaan telen echter nog steeds groot. Velen vra gen zich af of het thans nog wel zin heeft om het teeltvergunningenstelsel te handhaven. Volgens Dr. Verhage, voorzitter van de vereniging „De Nederlandse Bloemisterij", is dit ten aanzien van de export niet meer nodig, mogelijk echter wel ten aanzien van andere punten. Het plotseling vrijgeven van de teelt zou tot een vrij grote ex plosieve ontwikkeling en ongewenste gevolgen van de bloementeelt kunnen leiden. De uitbreiding op de gespecialiseerde bedrijven zal steeds gelei delijk gaan, omdat met een uitbreiding hoge in vesteringen gemoeid zijn. Hetzelfde zal ook het geval zijn bij overschake ling van de opengrondsgroenteteelt naar de bloe menteelt onder glas. De vraag is echter of een dergelijke grote omschakeling verstandig is. Een eventueel gevaar schuilt echter in de mogelijk heid, dat de bestaande glasgroentetelers zich op grote schaal cp de bloementeelt werpen. Het pro- duktie-apparaat is daar aanwezig om snel een grote produktie te krijgen. Deze mogelijkheid is des te groter omdat de groentetelers in het alge meen in veel grotere oppervlakten denken dan de gespecialiseerde bloementelers. Natuurlijk zijn er verschillende bloementeelt gewassen, die uitstekend in een teeltschema pas sen op een groentebedrijf, zoals de chrysant en de fresia. Een sterke uitbreiding zal in de eerste plaats betrekking hebben op deze gewassen, zoals thans ook reeds gebleken is in de nieuwe teelt- gebieden. Deze teelten zijn bovendien eenvoudiger dan die van verschillende andere snijbloemen. Wanneer er echter te grote oppervlakten op een bedrijf geplant worden, is het gevaar van het ont staan van arbeidstoppen niet denkbeeldig. Het ge volg is dan een slechte verzorging van het gewas en minder goede kwaliteit, een slechte of geen sortering, enz. Aanwijzingen hiervoor zijn reeds te vinden in de zeer grote aanvoer van troschry- santen in november 1963, waarbij de sortering zeer veel te wensen overliet. De prijzen waren daardoor zeer laag. Deze lage prijzen van één pro- dukt werken ook door op andere produkten. In (Zie verder pag. 1153)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 43