Op het nippertje
ontsnapt..
1143
DONDERDAG Zi DECEMBER 1964
VAN PAARDEN EN WOLVEN EN SNEEUW
HET moet gebeurd zijn in of omtrent het jaar 1900. In
Rusland heerste nog de Tsaar en de boeren van het
onmetelijke platteland waren niet meer dan lijfeigenen, die
hun leven lang zwoegden voor de rijke landheren. We ken
nen dat uit de verfilmde Russische romans, maar dan zien
we achter die schittering van rijkdom en schoonheid meestal
niet de barre ellende van het volk, welke tenslotte geleid
heeft tot de grote revolutie, waardoor de machtige Sovjet
Unie ontstond. Maar in het jaar, waarin ons verhaal speelt,
was er van een geslaagde revolutie nog geen sprake; hoog
stens van opstanden, welke Vadertje Tsaar met zijn kozakken
spoedig wist te onderdrukken.
Op de kastelen der grote landgoederen leefden
de grootvorsten en graven nog min of meer onbe
kommerd hun soms doelloze bestaan. Niet allen
echter, want er waren er onder hen, die zich bezig
hielden met het fokken van snelle paarden, zoals
indertijd in de 18e eeuw Graaf Orlow had gedaan,
wie het gelukte een geheel nieuw en beroemd paar
denras te scheppen.
Het Orlowpaard, dat zijn drafvermogens vnl.
dankt aan de invloed van een Friese merrie en
zijn adel aan die van een zuivere Arabische hengst,
heeft meer dan een eeuw zijn stempel gedrukt op
de Europese harddraverijen. De Orlowdraver werd
vooral in zijn eigen land zeer gewaardeerd, want
de wegen waren daar slecht en de afstanden groot,
zodat snelle paarden de reisduur korter maakten.
Geen wonder dat vele grootgrondbezitters zich
op de fokkerij van dit ras toelegden.
Dat deed ook een landgoedeigenaar in het gou
vernement Tambow. Het was een vorstelijk bezit,
dat hij zijn eigendom kon noemen. Te midden van
wijde vlakke, licht glooiende velden en uitgestrekte
donkere bossen lagen daar om een binnenplaats de
grote dienstgebouwen. Stallen en schuren en woon
steden voor het talrijke personeel. En aan één zijde
tegenover de hoofdingang werd de binnenhof
afgesloten door het grote herehuis, een machtig
paleis gelijk.
HET was winter en omtrent Kerstmis, wanneer
de dagen maar heel erg kort zijn in dit ge
deelte van Rusland en de nachten lang maar helder,
want de vorst heerst dan volop over de ingeslapen
natuur.
De landheer had zoals gebruikelijk tegen de
feestdagen gasten genodigd. De lampen en luch
ters waren ontstoken en aan het late diner zaten
de elegant geklede dames en heren aan de lange
rijk gedekte dis. Er heerste een opgewekte stem
ming. De wijnen waren goed en de wodka had haar
uitwerking evenmin gemist. Het enorme houtvuur
flakkerde hoog op en de lakeien stonden star en
recht achter de stoelen, bereid om op de eerste wenk
toe te snellen.
Het kon moeilijk anders of na verloop van tijd
kwam het gesprek op de paarden en meer in het
bijzonder op de Orlows, welke door de gastheer
gefokt werden. Met belangstelling luisterde het ge
zelschap naar de geestdriftige bewoordingen, waar
mede de heer des huizes zijn belangrijkste hengst
prees. Lartschik was weliswaar niet zo jong meer,
maar als vaderpaard deed hij nog zijn best en bui
ten de dektijd was hij een voortreffelijk niet te
evenaren tuigpaard: snel en betrouwbaar, maar
vooral snel, want het drafvermogen van de Orlows
had hij met het bloed van zijn ouders en de moe
dermelk in zijn veulentijd meegekregen. Niettegen
staande zijn 17 jaren legde hij voor de grote slede
de 3 wrest (3201 m) toch altijd nog spelend in 4
minuten en 45 sekonden af.
Natuurlijk was zijn rekord op jongere leeftijd
beter, geweest. Voor zijn vroegere eigenaar had hij
op de koersebaan in Petersburg toch altijd nog on
geveer 200.000 roebel aan prijzen bij elkaar gedraafd.
In gloedvolle bewoordingen werden de eigenschap
pen van de hengst breed uitgemeten totdat een
Parijse vrouwelijke gast zozeer onder de indruk
raakte, dat zij de spreker voorstelde onmiddellijk
de hengst in te spannen en een sledevaart te gaan
maken in de omgeving. „Het moet heerlijk zijn bij
de volle maan en de hoorbare stilte van dit prach
tige landschap", vleide het vrouwtje. Een moment
aarzelde de gastheer, keek even bedenkelijk, doch
vermande zich toen en gaf een lakei de opdracht
onmiddellijk te laten inspannen. Lartschik, de hengst
als middelpaard voor de troika*) met twee edele
galoppeurs rechts en links aangebonden.
HOEWEL Russische tuigen geen stoten en gespen
kennen, maar alleen dunne riempjes van
sterk leder, welke dus geknoopt moeten worden,
was het drietal toch nog spoedig ingespannen en
voor de grote voordeur aan de voet van het bordes
voorgegleden. Men hulde zich in dikke bontjassen
en pelsmutsen werd over de oren getrokken,
want het vroor bitter.
Op de bok van de grote slede nam Istworscht-
schik, de grote koetsier in zijn gewatteerde lange
bokjas, plaats. Zijn grote handen voerden de beide
leidsels van de hengst en van de beide zwarte
paarden terzijde alleen maar de buitenleidsels, zo
als dat nu eenmaal bij het troika rijden de ge
woonte is.
Tussen de beide zwarte, elegante Turkmeense
paarden stond midden in het drie-span de schim
mel-hengst als een monument van ongebreidelde
kracht. Hij was breed en sterk, gespierd en edel,
een kenmerkende vertegenwoordiger van het Or-
lowras.
De slede was belegd met berenvellen en andere
huiden dienden om de inzittenden toe te dekken.
De gastheer en zijn Franse gaste namen plaats en
nestelden zich behagelijk op en onder de beren
vellen. De lijf jager van de landheer reikte nog twee
geweren met munitie en een hartsvanger aan. Dat
was nu eenmaal gebruikelijk in de wintermaanden,
wanneer de wolven op pad waren om hun honger
te stillen en daarbij niet schroomden in groepen
vee en paarden en desnoods ook mensen aan te
vallen en te verscheuren.
TOEN Istworschtschik met een klikken van de
tong het driespan in beweging zette, wuifde
het achtergebleven gezelschap vanaf het bordes het
vertrekkende paar hartelijk toe en begaf zich weer
naar binnen, waar het in afwachting van de terug
keer zich aan gezellige kout en hete punch tegoed
deed.
Intussen ging de slede in vlotte draf de oprij
laan af en de oneindig schijnende Russische steppe
op. Lartschik draafde als een jong paard, bewust
van zijn sterkte en zijn schoonheid en de beide
zijpaarden galoppeerden, elk op zijn eigen wijze:
het ene in de linker en het andere in de rechter
galop.
Trekken behoefden zij niet te doen, daarvoor
waren zij niet aangespannen, met losse strengen
galoppeerden ze zo maar mee, maar de hengst trok
en draafde.
Pas wanneer sneeuwverstuivingen grote banken
hadden opgeworpen, werden ze extra aangezet om
de hengst bij het trekken behulpzaam te zijn.
Nadat men zo enige tijd gesleed had onder de
wolkenloze hemel, waar duizenden sterren flonker
den en een zilverwitte maan roerloos op de wijde
aarde neerblikte, vroeg de Frangaise aan de gast
heer waarom er wapens waren meegenomen. Zij
was dat in Frankrijk natuurlijk niet gewend.
Het antwoord behoefde niet gegeven te worden,
want op hetzelfde ogenblik werd de stilte verbroken
door een akelig gehuil in de verte.
De koetsier schreeuwde naar achteren: „Wolven.
Gospodin, en we zijn al 8 wrest van het kasteel
verwijderd."
Op hetzelfde ogenblik werden de paarden ge
wend en deze wisten instinctief dat het thans om
hun leven ging. Zonder aangedreven te worden,
draafde de hengst een tempo van 35 km per uur
en de galopperende paarden naast hem legden de
oren in de nek, rekten de halzen naar voren en
galoppeerden wat zijn konden.
DESNIETTEMIN zag men al spoedig in het
maanlicht een troep van 20 tot 25 donkere
gestalten naderen. De heer nam zijn geweer en
vuurde naar achteren, waarbij hij er meerdere trof
en men op die manier voorlopig een voorsprong
op de woeste horde kreeg, omdat de uitgehongerde
dieren eerst hun neergeschoten kameraden in
stukken scheurden en verslonden. Maar toen zij
hun ergste honger hadden gestild, zetten zij de
achtervolging opnieuw in en wolven kunnen ont
zettend snel lopen, wanneer zij honger hebben en
prooi op het spoor zijn.
Een wolf behoeft zich slechts twee keer in een
maand vol te vreten om in leven te kunnen blijven
en deze dieren moeten wel ontzettende honger ge
leden hebben, want zij raasden met voortdurend
groter wordende snelheid achter de slede aan.
De landheer schoot nog eenmaal met goed ge
volg, toen Het linker paard neerstortte en bleef
liggen.
"dliksemsnel was de landheer uit de slede
*-* gesprongen en had met zijn hartsvanger de
bijzetteugel van het gevallen paard losgesneden en
daarna de beide strengen. Dan ging de wilde jacht
opnieuw verder, thans met twee paarden en even
later wierpen de wolven zich op het gevallen paard,
dat de stilte der natuur met zijn doodsgeschreeuw
angstwekkend verscheurde. Hierdoor ontstond weer
even een pauze, maar ook deze duurde slechts kort
en.niet meer dan de helft van de terugweg was
nog maar afgelegd. De koetsier had thans de kar
wats in de hand genomen 'en sloeg onbarmhartig
los op het nog over gebleven bij paard. Het had de
grootste moeite om de nog steeds onverstoord ge
weldig dravende hengst bij te houden en zo kon
het ook niet uitblijven of ook dit paard gleed uit,
omdat het uitgeput was en moest blijven liggen.
Er was geen tijd meer voor een genadeschot, want
twee wolven, die de voorhoede vormden, waren
al vlak achter de slede, doch konden door de land
heer bijtijds met twee welgemikte schoten onscha
delijk worden gemaakt. Onvoorstelbaar snel werd
ook het tuig van het tweede paard doorgesneden
en voort ging de vlucht, waarbij de hengst thans
geheel alleen verantwoordelijk was voor de goede
afloop.
Niettegenstaande het tweede paard, dat
ten prooi der wolven viel, waren er blijkbaar
toch nog enkele dieren, die het op het derde paard
voorzien hadden, instinctief wetende, dat een wolf
het langer uithoudt dan een paardDe dapper
heid van de hengst scheen tevergeefs, zijn snelheid
onvoldoende, toen op het moment van het grootste
gevaar de redding kwam opdagen. Bereden jacht
opzieners en rijknechten met fakkels bij zich en
vooral ook wapens waren op het geriicht van het
knallen der schoten hun heer tegemoet gereden en
de wolven waagden het niet deze groep aan te
vallen.
De hengst draafde in hetzelfde tempo verder,
richting huis en stal. Voor het bordes bleef hij
staan, met slaande flanken, doch het hoofd rechtop
en hij hinnikte als een trotse overwinnaar....
Een troika is een Russische
manier van aanspannen van
drie paarden naast elkaar. Het
middenpaard loopt onder en
tussen de z.g. duga (een soort
houten boog, welke de beide
lemoenbomen over het paard
heen met elkaar verbindt). De
beide zijpaarden zijn met bij-
zetteugels aan deze duga ver
bonden, doch zódanig dat zij
sterk naar buiten lopen met
hun hoofden en dus in snelle
gang wel moéten galopperen.
Het middelste paard moét ech
ter draven.