Onderwij snotities
MENGMESTSTOFFENNADELEN
1171
NEDERLANDSE DIAMANT-HAVER
OP NOORSE RASSENLIJST
DONDERDAG 2 4 DECEMBER 1964
DE Mammoetwet is aangenomen en diverse werkgroepen zijn dan ook bezig de uitvoering ervan te
bestuderen en een overgang voor te bereiden van de oude situatie naar de nieuwe. Het is een
dringende noodzaak dat ook de schoolbesturen zich in de verschillen met de bestaande toestand gaan
verdiepen.
Vermoedelijk zal binnen niet al te lange tijd een „concept-advies", door de werkgroepen aan de ver
schillende organisaties worden toegezonden. Deze kunnen dan hun op- en aanmerkingen aan de werk
groepen kenbaar maken. Het wordt overigens tijd, dat de resultaten van de besprekingen, welke
thans nog door een waas van geheimzinnigheid zijn omgeven wat meer in de openbaarheid komen.
Nu is er geen rapport zo „vertrouwelijk" of er lekt wel iets van uit, maar het zou jammer zijn, wan
neer in het advies aan de Minister uitgebracht te weinig rekening zou worden gehouden met de
ideeën van besturen en direkties.
Hopelijk gaat het hier inderdaad om een concept, zodat met de vanuit de praktijk van het on
derwijs gemaakte opmerkingen nog rekening kan worden gehouden.
DE BRUGKLAS
EEN van de meest in het oog lopende verschil-
len is de invoering van de „brugklas". Nadat
een kind de lagere school heeft afgelopen worden
alle ouders voor de vraag gesteld: „Wat moet er
van hem of haar worden?" en annex hiermee
„Welke opleiding is voor dit kind het meest ge
schikt?"
Dit is een bijzonder moeilijke keus en zeer
terecht laten vele ouders zich tegenwoordig hier
bij leiden door een test, die in de loop van de
zesde klas ook in Zeeland bij vele scholen aan
de kinderen wordt afgenomen.
Desondanks blijft het mogelijk dat een ver
keerde keus wordt gedaan, hetgeen onder meer
blijkt uit het grote percentage, dat bij een ver
volgopleiding de eindstreep niet haalt.
Daar de verschillende typen scholen voor voort
gezet onderwijs zich volkomen los van elkaar heb
ben ontwikkeld is het leerprogramma in geen
enkel opzicht op elkaar afgestemd.
Een correctie tijdens de opleiding gaat dan ook
veelal met het verlies van één of twee jaar ge
paard. Het kind heeft dan naast de teleurstelling
van te hebben gefaald ook nog de aanpassing aan
het zitten in een klas met jongere kinderen te
verwerken.
De brugklas nu d.i. het leerjaar, dat de leer
ling gaat volgen na de 6-klassige lagere school
zal op alle scholen voor voortgezet onderwijs
zoveel mogelijk gelijk moeten zijn, opdat een
verkeerde schoolkeuze zonder tijdverlies zal kun
nen worden gecorrigeerd.
AANPASSING BIJ BEROEPSONDERWIJS
NOG VRAAGTEKEN
IN hoeverre dit ideaal te verwezenlijken is ten
aanzien van het lager beroepsonderwijs (bijv.
de huidige huishoudschool lager technische
school lagere landbouwschool) en hét voortge
zet onderwijs (de huidige U.L.O.-school, H.B.S.,
M.M.S. en gymnasium) zal de tijd leren.
Gedurende het brugjaar is het door observatie
van de leerling gedurende een heel jaar mogelijk
beter dan voorheen vast te stellen of de gekozen
richting de juiste is geweest. Een „schoolvorde
ringentest" en een „psychologische test" zullen
dan bepalend zijn voor het advies ten aanzien
van de schoolkeuze.
Een dergelijk advies kan dan tevens gebaseerd
worden op de eisen, die iedere school voor voort
gezet onderwijs moet stellen.
Hoewel de invoering van de brugklas de over
gang naar een ander schooltype gemakkelijker
kan maken dan thans het geval is, moet echter
niet uit het oog worden verloren dat het gaan
naar een ander schoolgebouw en het opgeno
men worden in een andere schoolgemeenschap
voor iedere leerling toch min of meer moeilijk te
verwerken is.
HET VERVOLGONDERWIJS
DE scholen voor vervolgonderwijs staan zoals
eerder werd opgemerkt teveel los van
elkaar. Elke school zoekt ongetwijfeld met eigen
mogelijkheden het beste voor zijn eigen leerlin
gen. Maar zij zoeken samen onvoldoende naar het
beste voor de kinderen, die met elkaar aan hen
zijn toevertrouwd. Moeten onze dikwijls kleine
plattelandsscholen in vele gevallen niet vóór alles
op eigen groei bedacht zijn?
Aan deze bezwaren zou door het oprichten van
een samengestelde school tegemoet gekomen kun
nen worden.
Een samengestelde school herbergt binnen zijn
muren verschillende vormen van voortgezet on
derwijs.
Bij dit stelsel behoeven ouders en kinderen bij
het beëindigen van de lagere school geen te moei
lijke keus te maken. Alle kinderen kunnen samen
door één en dezelfde deur het voortgezet onder
wijs binnen gaan.
In het basisjaar of de brugklas kunnen
parallelklassen worden gevormd met een gelijk
programma.
Daarna kan al naar aard en aanleg een ver
volgopleiding worden gekozen naar de kant van
het lager beroepsonderwijs of naar het algemeen
vormend onderwijs. Door de invoering van een
stelsel van verplichte vakken en keuzevakken
kunnen de leerlingen een vorming ontvangen, die
het beste past bij hun aard en mogelijkheden.
Bij de keuzevakken, zoals o.a. muziek en tekenen,
zal men leerlingen afkomstig uit verschillende
afdelingen kunnen aantreffen.
Uiteraard worden ook de mogelijkheden voor
buitenschoolse aktiviteiten zoals bijv. sportwed
strijden, toneeluitvoeringen of het schoolkoor veel
groter.
Hierdoor kan tussen leerlingen, begiftigd met
uiteenlopende bekwaamheden en afkomstig uit
verschillende milieus een band groeien, wat on
getwijfeld voor hun maatschappelijke vorming van
grote waarde is.
Een dergelijke samengestelde school zal natuur
lijk moeten opleiden voor de thans bestaande en
later uit de Mammoetwet voortvloeiende examens
en diploma's.
MOEILIJKHEDEN EN MOGELIJKHEDEN
DAT op deze weg grote moeilijkheden zullen
rijzen ligt voor de hand. Wij zijn zo gewend
aan een schoolstelsel in hokjes met verschillende
inspekteurs en inspektrices, met leerkrachten met
verschillende bevoegdheden en salarisschalen en
aan scholen voor „domme" en „knappe" kinderen.
De Mammoetwet biedt evenwel door een grote
vrijheid voor experimenten aan schoolbesturen
gegeven de mogelijkheden een beter schoolstelsel
op te bouwen. Waar het Landbouwonderwijs van
DE laatste 10 jaar hebben de mengstoffen stij-
gende belangstelling ondervonden en is de
afzet in ons land sterk omhoog gegaan, ondanks
verzet van verschillende zijden. Tegenwoordig
echter accepteren ook deze tegenstanders, al is het
dan ook noodgedwongen, de mengmeststoffen meer
en meer, maar zodra er een mogelijkheid bestaat
om er iets op af te dingen, laten ze deze kans
niet voorbijgaan.
Een voorbeeld hiervan is o.a. de publicatie van
Ir. C. M. J. Sluijsmans van het Instituut voor
Bodemvruchtbaarheid te Groningen, die op basis
van een formule, afkomstig van een Amerikaan,
berekende dat mengmeststoffen zuur moeten rea
geren. De pers heeft dit uitgebreid gepubliceerd,
de Stichting Nederlands Kalkbureau heeft dit fijn
tjes uitgebuit en opgenomen in de propaganda voor
kalkmeststoffen. De landbouwgids geeft zelfs een
lijst van de nodige kalk, die extra toegediend moet
worden bij het gebruik van bepaalde mengmest
stoffen. Bij dit alles is men zuiver theoretisch te
werk gegaan, zonder naar de samenstelling te
vragen, die uiteraard alleen de fabrikant kent.
UORIG jaar heb ik reeds in een kort persar-
tikel gewezen op de kwestie van verzuring
in het algemeen en die van meststoffen resp.
mengmeststoffen meer in het bijzonder. Iedere
grond verzuurt op den duur alS de regenval de
verdamping overtreft, dus bij een overmaat water.
Ik zou dit de natuurlijke verzuring willen noemen.
Daarnaast bestaat een verzuring, veroorzaakt
door zuurresten, die bij toepassing van meststoffen
in de grond kunnen achterblijven. Op kalkrijke
gronden worden deze prompt geneutraliseerd.
Mengmeststoffen, die weinig of geen van derge
lijke zuurresten bevatten, kunnen de grond dus
op den duur ook maar weinig verzuren.
Teneinde dit in de practijk eens na te gaan,
hebben we een groot aantal enkelvoudige en
mengmeststoffen beproefd op onbebouwde en be
bouwde grond. Gedurende de zomer werd de
zuurgraad pH van deze gronden 5 x bepaald.
Uit het cijfermateriaal bleek duidelijk dat op de
onbebouwde grond de pH iets lager kwam te lig
gen dan op de bebouwde grond.
„lager" via „middelbaar" tot „hoger" onder het
toezicht van het Ministerie van Landbouw zal
worden gegeven, zal dit moeilijker in te passen
zijn dan de andere vormen van voortgezet onder
wijs.
Waar een wil is, is een weg Wanneer men
sen afkomstig uit diverse takken van het voort
gezet onderwijs bezield met de wil tot samen
werken zich met toewijding over de problemen
gaan buigen zal stellig een oplossing kunnen
worden gevonden. Dat het hen hierbij aan fan
tasie en een ruime visie niet mag ontbreken
is duidelijk.
Als men op deze wijze tot overeenstemming
zou kunnen komen zal dit tot gevolg hebben
dat het platteland kan worden toegerust met
een aantal levenskrachtige onderwijsinstellin
gen, waardoor de gehele plattelandsjeugd zon
der dat daarvoor al te grote afstanden behoe
ven te worden afgelegd voortgezet onderwijs
kan volgen.
HET CEBECO-haverras Diamant zal, naar wij
uit Rotterdam vernemen, in Noorwegen ge
plaatst worden op de lijst van aanbevolen rassen
van landbouwgewassen. Reeds eerder werd het ge
noemde ras, dat sedert 1960 op de Nederlandse
rassenlijst voorkomt, maar dat hier tot nu toe heel
weinig ingang heeft gevonden, in de Belgische ras
senlijst opgenomen. Dankzij de groeiende belang
stelling voor Diamant in het buitenland, kon het
grootste deel van de uit oogst 1964 beschikbaar
gekomen zaaihaver daarheen worden verkocht.
Ook voor Diamant-zaaihaver van oogst 1965 heb
ben met name de Noren inmiddels reeds belang
stelling getoond.
De verschillen waren naar alle richtingen vrij
miniem, vooral in vergelijking met de onbemeste
veldjes, die dus bloot stonden aan de natuurlijke
verzuring. In de practijk blijft dus van de be
weerde sterke verzuring van de grond door meng
meststoffen weinig over, afgezien van het feit dat
in bepaalde gevallen een licht verzurende wer
king wel te verkiezen zou zijn boven een alcali-
sche werking.
IK wil nog een geval aanhalen, dat de gemoe
deren van de aardappeltelers de laatste tijd
nogal in beweging heeft gebracht, n.l. dat meng
meststoffen de aantasting door rhizoctonia sterker
zouden doen uiten dan enkelvoudige meststoffen.
De heer Ir. C. Spithost, Rijkslandbouwconsulent
te Leeuwarden, heeft op grond van enkele pot-
proeven en een enkele waarneming in de practijk,
een publicatie doen verschijnen waarin deze ver
onderstelling naar voren wordt gebracht.
Persoonlijk heb ik een kwart eeuw met meng
meststoffen te maken gehad, maar dit nooit waar
genomen. Uiteraard sta ik hier dan ook wel scep
tisch tegenover. Ook hier zal echter een uitvoe
rige beproeving noodzakelijk zijn om deze ver
onderstelling tot een positieve stelling te maken.
Er is echter weer een „nadeel" aan het gebruik
van mengmeststoffen toegevoegd, die zelfs jaren
lange gebruikers van mengmeststoffen even doet
schrikken.
Evenals dat het geval geweest is bij de voor
barige publicaties over de verzurende werking
van mengmeststoffen, zullen we ook volgend jaar
wel weer over dit „rhizoctonia"-probleem in gun
stige zin voor mengmeststoffen kunnen schrijven
en wachten daarna maar weer op de volgende
vermeende nadelen. Gelukkigerwijze staan er ook
vele voordelen tegenover en wat deltakorrel-
mengstoffen betreft, zijn wij hierdoor niet pessi
mistisch geworden. Tot dusverre geven de feiten
ons nog gelijk.
Land- en Tuinbouwkundige Afdeling
DELTACHEMIE N.V.
Ir. K. POLL.
VERMEENDE NADELEN VAN MENGMESTSTOFFEN
TOEN ongeveer 30 jaar geleden de mengmeststoffen in korrelvorm op de markt kwamen, eerst in
de tuinbouw, daarna ook in de landbouw, kwam er een stroom publicaties los, waarin ge
tracht werd de nadelen van deze meststoffen breed uit te meten, zodat er vrijwel geen spaan goeds
van overbleef. Dat deze publicaties van bepaalde belanghebbende zijden kwamen, behoeft hier wel
geon verder betoog. Veel te duur, de eenzijdige verhouding tussen stikstof, fosfaat en kali, welke vol
komen in strijd waren met het grondonderzoek, waren bezwaren waarover heel veel werd geschre
ven.
De practijk voelde echter veel voor de richting van mengmeststoffen, vooral in korrelvorm. De
resultaten deden niet onder voor de enkelvoudige meststoffen en het bleek al spoedig dat een ruimer
gebruik van mengmeststoffen niet te keren viel. Vooral op de lichtere gronden gaf een mengmeststof
met ruimer stikstof in verhouding tot fosfaat en kali veel betere resultaten dan de gebruikelijke
bemesting, waarmede altijd veel fosfaat en kali werden toegediend. Een 1000 kg slakkenmeel een
1000 kg kalizout 20 met 100 a 200 kg chilisalpeter voor granen en 8001000 kg chili voor bieten;
op grasland werd practisch geen stikstof toegediend. De mengmeststoffen hebben in dit opzicht op vele
bedrijven zeer nuttig werk gedaan door een betere verhouding tussen stikstof, fosfaat en kali. De
opbrengsten kwamen in vele gevallen belangrijk hoger te liggen, meestal met dezelfde of zelfs nog
lagere bemestingskosten.