ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
OUDE BOERDERIJEN
EN HUN
INVENTARIS
vl'-g;
De reeks van artikelen over
oude Zeeuwse boerderijen wil
len we ditmaal onderbreken
door eens aandacht te schen
ken aan de roerende zaken,
welke zowel de bedrijfsgebou
wen als de boerenwoningen
in vroeger tijden stoffeerden.
DE gegevens hiertoe zijn nog in ruime mate te vinden in documenten, welke zich in de
Rijksarchieven en soms ook in particulier familiebezit bevinden.
Ze zijn bewaard in de zgn- „transportrcgisters", waarbij de overdracht van vaste en
roerende goederen is vastgelegd, in hypotheek-acten, „vestenissen" of „plechten" ge
noemd, in de „minuten van verkoopconditiën", doch vooral in boedelrekeningen en boe
delinventarissen.
Ook notariële archieven (testamenten, boedelscheidingen) kunnen een rijke oogst aan
gegevens verschaffen en tenslotte de stukken, welke werden opgemaakt door het ge
recht en de weeskamers, wanneer bij overlijden de staat van alle bezittingen werd opge
maakt.
We treffen daarin alle bezittingen van een familie tot in de kleinste details aan, waar
door een interessant inzicht wordt verkregen omtrent het bedrijf (aard en omvang)
niet alleen, doch ook aangaande de meubilering der woning, de gebruiksvoorwerpen, de
kleding die men droeg en de sieraden waarover men beschikte.
Aan enkele van deze documenten hebben we de navolgende bijzonderheden ontleend.
70 ligt voor ons een Staat en Inventaris der na-
latenschap van (naam), bouwman binnen de
baanderheerlijkheid en vrijdommen van Haam
stede, en aldaar overleden in 1796.
De inventaris bevat:
„alle zoodanige goederen, middelen en effecten,
als er bevonden zijn in den boedel, tussen
(naam), landman, gewoond hebbende op den
westeren Ban van de Duine, enz. en deszelfs
agtergelaten weduwe (naam), gemeen geweest,
zoals dezelve bij voornoemde (naam) den (da
tum) voor de ene helft metter dood is ontruimd
en aan deszelvs voorschrevene weduwe nage
laten, mits uitkerende aan des overledenen's
bij haar in huwelijk verwekte kinderen (namen
en leeftijd van drie minderjarige kinderen), on
der bepaling derzelver zuivere en bloote legi
time portie bij hunne voorgemelde moeder te
moeten verteren na redelijkheid".
De inventaris is opgemaakt door de secretaris
der Baanderh'eerlijkheid en vrijdommen van Haam
stede, ten overstaan en ter presentie van de Schout,
tevens opperweesmeester, enkele schepenen, de
weduwe, en een broeder van de overledene, die toe
ziende voogd over de kinderen is.
Een eenvoudig meubelstuk uit vroeger dagen.
Dan volgt de opgave der bezittingen, aanvangende met
de Vaste Effectent.w.: „Een Hofstede met de nombre
van negen gemeten, een honderd vijf en zestig roeden,
zoo zouten als verschen uitlandschen Hayman". Dit wa
ren percelen, welke o.a. door voorbedijking geen uitweg
naar open water meer hadden en vrij van lasten waren
verklaard.
Ze lagen op den westeren ban van den Duineen leen
roerig van de Baanderhofstad en leenhove Haamstede,
hetgeen betekent dat ze in leen waren verkregen, welk
leenrecht erfelijk was in rechte manlijke lijn (van vader
op zoon).
Verder was er 37 gemet en tachtig roeden „koornland,
weije en bosch", in het wester vierendeel van Schouwen
alles tezamen getaxeerd op 565.16.— (ponden vlaams
één pond destijds gelijk aan zes gulden).
Aangezien op de inventarislijst ook een woonhuis voor
komt, gelegen in het dorp Haamstede, zou men kunnen
veronderstellen, dat het gezin daar woonde. Dat was
echter niet zo.
Men verbleef op de hoeve en dit huis was een apart
bezit, gewaardeerd op slechts £10.
De vruchten te velde komen voor met 6 gemet tarwe, ge
schat op £34.Aan granen (gedorst) vermeldt de lijst"25
zakken blauwe tarwe a 16 schellingen 20.en 14 zak
ken, idem voor £10.10.—. Ook nog 20 zakken „garste"
totaal 10.
Verder een „garste-stapel" en een „boon-stapel", samen
£25.18.Dan nog een klamp „weijhooy" en een klamp
„kalverhooy", een partij „gluy" (d.i. gezuiverd lang tarwe-
of rogge-stro, hetgeen wel gebruikt werd voor dakbedek
king der boerenhuizen).
PEN belangrijk onderdeel van het bouwplan was in die
dagen, vooral ook op Schouwen, de meekrap, en we
vinden dan ook in de inventaris 2 vaten „gereede mee" van
648 pond en 928 pond van de teelten 1795 en 1796, santen
ter waarde van ca- 60 Vlaamse ponden.
Van het bovenstaande krijgen we wel de indruk, dat we
met een overwegend akkerbouwbedrijf te maken hebben,
of althans met een gemengd bedrijf, waarop granen, mee
krap en wellicht ook aardappelen, de hoofdrol spelen.
De aanwezige paarden en het niet grote veebestand wij
zen daar ook op. We treffen n.l. aan 3 paarden, waard
samen 100.en 5 melkkoeien, 2 twee-jarige vaarzen, 3
jaarlingen, 3 vaarskalvers. De paarden zijn per stuk op
33.de melkkoeien op 15.gewaardeerd. Een aan
merkelijk verschil dus ten gunste van de eerste.
De opsomming van de levende have wordt besloten met
een mager varken en enige hoenders en eenden, samen ge
taxeerd op 1.19.
JJIERNA volgt de rubriek: Bouw- en Melkgereedsehap-
pen, n.l. een speelwagen (in hoofdzaak voor plezier-
ritten -bedoeld), een oude boerewagen, twee ploegen, twee
ijzeren eggen, een perwetkar (driewielige kipkar), een bak-
slede, een windmolen. Verder een span garelen en paarde-
tuigen, zeeften, wannen, manden, vorken, rieken, mest- en
hooihaken, enz. Tenslotte nog een oude „kaarn", twee ton
nen, een „jok", vijf emmers en een aantal melktesten.
Markttafereel met melkwage
(Alle foto's van „Ned. Openl
werpen in Zeeuws Museum te
De bekende stevige