Het stalseizoen voor het vee Factoren die de opbrengst uit de melkveehouderij beïnvloeden 1123 IV. „MESTAFVOERSYSTEMEN" EEN WAARDEVOL HULPMIDDEL BIJ DE MELKMACHINE VRIJDAG 11 DECEMBER 1964 r)E vraag is gesteld of de hogere opbrengst van in de herfst kalvende koeien gedeeltelik zal verdwijnen door hogere opfokkosten van de herfst- kalveren. Het volgende overzicht van door het L.E.I. berekende kosten voor opfok van april- en novemberkalveren gedurende het eerste levensjaar geeft voldoende aanwijzingen. Bij 2 verschillende opfokschema's met volle melk en met ondermelk, komt men tot de volgende resultaten. SCHEMA'S VOOR OPFOKKOSTEN lste halfjaar eerste week 18 kg biest volle melk, 180 kg 29,75 resp. 32,25 ct idem 50 kg - ondermelk, 880 kg a 9 resp. 10 ct eiwitarm kal vermeel 195 kg a 34,75 idem 115 kg a 34,75 eiwitrijk kal vermeel 350 kg a 36,75 hooi 60 kg ZW idem 120 kg ZW weidegras 165 kg ZW idem 170 kg ZW Totaal lste halfjaar 3 mnd. gemiddeld 1.4 kg ZW/dag 8 mnd. gemiddeld 2.15 kg ZW/dag 2e halfjaar eiwitrijk meel 180 kg a 36,75 hooi 335 kg ZW weidegras 455 kg ZW totaal 2de halfjaar 26 weken gemiddeld 21/s kg ZW/dag Opfokkosten lste levensjaar OPFOKKOSTEN NOVEMBERKALF VOORDELIGER \7 OLGENS bovenstaande berekening zijn de opfokkosten van een novemberkalf in het eerste halfjaar ongeveer 60,hoger dan van een aprilkalf. Het profijt dat het herfstkalf gedurende het 2de halfjaar van goedkope weidegang heeft, levert echter een voordeel op van meer dan 100, Dit betekent dat de opfokkosten van een novem berkalf in het eerste levensjaar ca. 50,voor deliger kunnen uitkomen dan die van het aprilkalf. Om op 2-jarige leeftijd af te kalven, heeft het herfstkalf van 1IV2 jaar nog een stalperiode ge volgd door een weideperiode op een leeftijd van IV22 jaar. De vaars kalft dan, evenals de moeder, in een gunstige tijd. Een aprilkalf bl\jft daarentegen in een nadeliger positie met de weidegang op een leeftijd van 1l'/t jaar en een duurdere stalvoe- ding (meer voer) van IV2 tot 2 jaar, terwijl even tueel doorlopen tot afkalven tegen 2Vs-jarige leef tijd ook onvoordelig is. Gezien deze opfokkosten bluft het afkalven van de koeien in het najaar voordeliger. VERSCHUIVING VAN DE UITSTOOT \^ERSCHUIVING van de uitstoot kan ook mo- gelijkheden geven tot verhoging van de win- termelkproduktie en dus ook van het netto-inkomen uit de melkveehouderij. Het is een bekend verschijnsel dat in het najaar veel magere koeien op de slachtveemarkt worden aangeboden, terwijl de prijzen dan meestal het laagst liggen. Het is wel mogelijk dat een deel van deze koeien langer worden aangehouden en ge molken om 3 a 4 maanden later als een hoogwaar diger slachtdier op de markt te komen. Afmelken op stal geeft extra dure melk en de veehouder kan ClNDS het verschijnen van een publikatie over de mechanische en automatische mestafvoer in december 1960 hebben zich op het gebied van de ontwikkeling van de mechanisatie en de rationalisatie in de landbouw belangrijke ver anderingen voltrokken. Door de schaarste aan arbeidskrachten en de hoogte van de lonen werd de drang om te mecha niseren en te rationaliseren ook op de weide- en de gemengde bedrijven steeds sterker. Behalve het machinaal melken kwam ook het mechanisch uit mesten meer in de belangstelling te staan. Dit sti muleerde de ontwikkelingen op het laatstgenoemde gebied in aanzienlijke mate. Er kan dan ook dui delijk een verschuiving geconstateerd worden van gedeeltelijk gemechaniseerde naar volledig ge automatiseerde mestafvoer. Enerzijds heeft een aantal betrekkelijk goedkope en weinig arbeidbe- sparende installaties reeds afgedaan, terwijl er an derzijds duurdere en volautomatische systemen bijgekomen zijn. Een en ander heeft tot gevolg gehad dat de eerder genoemde publikatie niet meer bij de tijd was. Dit was de aanleiding tot het samenstellen van deze nieuwe publikatie, waarin niet alleen de huidige mestafvoersystemen worden beschreven, maar waarin eveneens aandacht wordt besteed aan de economische aspecten. Belangstellenden kunnen deze publikatie no. 25 verkrijgen door storting of overschrijving van 2,50 op gironummer 947476 van het Instituut voor Land- bouwbedrijfsgebouwen te Wageningen. aprilkalf volle onder melk melk novemberkalf volle onder melk melk f 54, f 59,— f 15, f 16,— f 79, 88,— f 67,— 67,— f 40,- 128,— 18,- 36,— f 23,— f 24 f 144,— 158,— f 205,— 207,— f 67,— 1 67,- f 101, f 101,— 64,— 64,— 168,— 168, 312,— 326,— 64,— 269,— 64,— 271,— de koe tegen het eind van de winter op de markt brengen wanneer de vleesprijzen gunstiger liggen. Gebrek aan stalruimte is hiervoor in de prak tijk nogal eens een beletsel, maar toch kan er naar gestreefd worden om in het najaar minden afge molken vee af te stoten. AANWENDEN EXTRA KRACHTVOER tl ET aanwenden van extra krachtvoer boven AA het bedrijfsrantsoen kan de hoeveelheid win termeik ook opvoeren, maar deze methode zal afhankelijk van de meerproduktie en prijsverhou ding tussen melk en krachtvoer niet altijd winst geven. Een drachtige koe zal tegen het eind van de laktatie in melkgift niet sterk meer reageren op een hogere voedergift. Een eventueel voordeel wordt echter voor een deel pas in de volgende melkperiode verkregen, doordat de koe na het weer afkalven in een betere conditie meer geeft. Afstemming van de voedernorm op een be hoefte voor onderhoud en minimaal 10 kg melk kan daarom ook bq koeien die al droog staan wel verantwoord zpn. Wanneer de koeien echter pas tegen het eind van de stalperiode afkalven, wanneer de melk prijs al tot het laagste peil is gedaald, zal extra krachtvoertoediening boven de norm geen winst opleveren. De gegevens van de L.E.I.-bedrijven tonen dit ook wel aan. Tenslotte willen we er nog eens de aandacht op vestigen dat op veel melkveebedrijven meer kart worden verdiend door aan de vee voeding meer aandacht te besteden. De basis rantsoenen kloppen vaak niet, waardoor bij aanpassing hiervan de krachtvoerrekcningen te hoog worden of de produktie bij onvol doende toegift beneden peil blijft. Ir. W. L. HARMSEN. (~)OK in ons land is thans de melkmachine op de bedrijven met melkveehouderij van enige betekenis nagenoeg algemeen ingevoerd. Veelvuldig wordt deze machine gewaardeerd als een onmis bare hulp bij het melken. Door het gebruik van de melkmachine is de behoefte aan melkers in ons land in een tijdsbestek van ruim 15 jaar ongeveer met de helft gedaald. Naast het gemak die deze intensief gebruikte machine geeft, zijn er ook punten die extra aan dacht vragen. Dit betreft o.a. het reinigen van de apparaten inzonderheid de rubberdelen. De melk uit de uier volgt een „blinde" weg naar de emmer. Deze melkweg is bij de apparaten van het staande type door de tepel voering of korte melkslang, de klauw en de lange melkslang. Deze onderdelen moe ten grondig schoon zijn om de hygiënische kwali teit van de melk zo goed mogelijk te behouden. Met het oog is dit moeilijk te controleren. Meestal is het een contactbesmetting, als gevolg van een onvol doende schone „melkweg" die het resultaat van de reductaseproef ongunstig maakt. Hoewel het vaak voorkomt dat de rubberdelen niet op tijd worden vernieuwd, blijkt dat onvoldoende reiniging van de melkslang veelvuldig de oorzaak is van een con tactbesmetting van de melk. ■^OOR het reinigen van de melkslang en de korte melkslangetjes worden bij de diverse merken doorsteekborstels geleverd. Deze borstels zijn vlug aan slijtage onderhevig. Sinds kort is een slangenreiniger verkrijgbaar die, in vergelijking met de doorsteekborstels een beter effect geeft. De slangenreiniger is een staafje van roestvrij staal met handvat en met aan het eind een af- schroefbare roestvrijstalen prop die als schraper dient. Het is een eenvoudig en degelijk hulpstuk dat niet slijt. Er kan hiermee een doeltreffende rei niging van de slangen worden verkregen. De prijs van deze reiniger is: voor de lange melkslang 17,50 voor de korte slangetjes 12,50 Desgewenst kunnen losse proppen worden ge leverd. De prijs hiervan is 7,50. Deze slangen reinigers die aandacht verdienen, worden in de handel gebracht door Spaan's Roestvrijstalen In dustrie te Nieuw-Roden. J. H. LANTINGA. AFWIJKINGEN IN DE MINERALE SAMENSTELLING VAN WEIDEHOOI VORIGE week hebben we goed weidehooi onmisbaar genoemd voor een goede rantsoenopbouw. Thans willen we er op wijzen dat niet alle weidehooi ook wanneer het goed is gewonnen een juiste minerale samenstelling heeft. Zo is er allereerst een verschil in samenstelling tussen de grassen enerzijds en klaver alsmede overige weide-kruiden en onkruiden anderzijds. In het algemeen zijn klaver en weidekruiden relatief rijker aan kalk dan aan fosfor. In een gewas waarin deze bestanddelen een groter aandeel dan nor maal innemen is de kalk/fosfor-verhouding daarom verschoven in de richting van minder fosfor. Aangezien vele andere voedermiddelen zoals klaverhooi, luzernehooi en -brokjes, erwtenstro, boon stro, vers en ingekuild bietenblad alsmede kuilpulp zowel als droge pulp ook meer kalk dan fosfor bevatten kan het zijn dat hooi van een wat afwijkende samenstelling met enkele van de genoemde andere voedermiddelen een rantsoen geeft dat moeilijkheden doet veroorzaken bij de groei van het jongvee of bij de tochtigheid en andere voortplantingsverschijnselen bij ouder vee. AOK de samenstelling van de bodem en de aard van de bemesting kunnen een overmaat aan kalk v en een tekort aan fosfor in de hand werken. Het meest is dit te verwachten op kalkrijke gron den met een hoge pH van 7 of meer. Het is goed de analyses van de grondmonsters, wanneer men daarover beschikt, daar eens op na te kijken. In deze gevallen zal een correctie op de minerale samen stelling van het gehele rantsoen gewenst zijn. Het best is dit te bereiken door het fosforrijke mine- ralenmengsel no. II aan te wenden. Daarvan zal dan 50 a 100 gram per grootstuk vee en per dag gevoederd moeten worden. Is de kalk/fosfor-verhouding zeer sterk gestoord dan kan het gebruik van wat tarwezemelen in het rantsoen worden aanbevolen. Daar de voederwaarde van het hooi, zoals ver meld, sterk kan uiteenlopen en omtrent de mineralensamenstelling niet altijd een duidelijke voor spelling mogelijk is kan, vooral op bedrijven waar de vruchtbaarheid van het vee te wensen overlaat, onderzoek van een monster hooi door het Bedrijfslaboratorium voor gewasonderzoek worden aanbe volen. Naast bepaling van de voederwaarde (vre en ZW) is onderzoek van het kalk- en fosforgehalte gewenst. De kosten van zo'n monster worden gemakkelijk goedgemaakt omdat met meer inzicht de rantsoenen voor het vee kunnen worden samengesteld. Ons inziens wordt te weinig gebruik gemaakt van de waardevolle diensten die het Bedrijfslaboratorium voor Gewasonderzoek aan de veehouderij kan verlenen. Opdrachten voor het nemen van gewasmonsters kan geschieden bij dezelfde mon sternemer die het grondonderzoek verzorgt. Het beste is de opdracht tot het nemen van gewasmon sters spoedig te geven omdat het enige weken duurt' alvorens men het analyse-verslag ontvangt. AP bedrijven waar in het bijzonder ten aanzien van de vruchtbaarheid van het vee moeilijkheden worden ondervonden kan het zijn nut hebben naast het weidehooi ook enkele andere voedermid- delen, die een belangrijk bestanddeel van de rantsoenen uitmaken, te doen onderzoeken. We denken hierbij aan kuilgras, ingekuild bietenloof, luzernehooi en voederbieten. Op deze bedrijven kan be paling van het mangaangehalte eveneens waardevolle inlichtingen geven. C. DEN ENGELSEN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 7