Vergadering Hoofdbestuur
KNLC
NU HET COLLEGE?
1128
Structuur en werkwijze
K. N. L. C.
Landbouwvoorlichting en
bedrijfsontwikkeling
Prijsbeleid landbouwprodukten
1965/66
MAURITSPLEiN 23
Voortbestaan Stichting
Beslissing dus toch bij regering
Compensatie premiedruk
Overleg landbouwlonen
Kritiek
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
DE vergadering van het hoofdbestuur van het Koninklijk Nederlands
Landbouw-Comité op 1 december j.l. had gedeeltelijk het karakter van
een conferentie. De morgenbijeenkomst werd n.l. in aanwezigheid van extra
vertegenwoordigers van aangesloten provinciale organisaties en van K.N.
L. C.-organen besteed aan de structuur en de werkwijze van het K. N. L. C.
De agenda van de eigenlijke hoofdbestuursvergadering vermeldde ook enkele
belangrijke punten en wel het sociaal-economische beleid 1965, het land-
bouwprijsbeleid 1965/66 en de door het K. N. L. C. in te nemen houding ten
aanzien van de samenstelling van de provinciale landbouwvoorlichtingsra
den nieuwe stijl,
HET dagelijks bestuur had over
eenkomstig een hoofdbestuurs
besluit, genomen bij de vaststelling
van de ontwerp-begroting 1965, voor
stellen gedaan, die uitwerking ga
ven aan mogelijkheden van een doel
matiger werkwijze en van het op
vangen van de vastgestelde uitgaven
beperking. Deze concrete voorstellen
gaven verschillende hoofdbestuurs
leden aanleiding om meer algemeen
gestelde beschouwingen te houden
over de opbouw en de werkwijze van
het K. N. L. C. Hierbij kreeg vooral
het vraagstuk van de communicatie
en de informatie, d.w.z. de doorstro
ming en de wederzijdse voorlichting
tussen de top en de voet van de or
ganisatie de aandacht. De uitvoerige
gedachtenwisseling leverde als be
langrijke conclusie op, dat met de
door het dagelijks bestuur voorge
stelde methode een jaar zou kunnen
worden geëxperimenteerd.
Het hoofdbestuur zal dus voortaan
slechts eenmaal in de twee maanden
bijeenkomen, terwijl daartegenover
het dagelijks bestuur wat taak en
samenstelling betreft een uitbreiding
zal ondergaan. Het dagelijks bestuur
zal in samenwerking met de voorzit
ters van afdelingen en commissies
meer aangelegenheden afdoen; de
benoeming van nieuwe d.b.-leden is
nog aangehouden. Vastgesteld is
voorts, dat het houden van confe
renties van 50 tot 100 personen moet
worden voortgezet, bij voorkeur
tweemaal per jaar, speciaal voor be
paalde bedrijfstakken. Ook de goede
gewoonte om b.v. om de 3 jaar een
groot congres te organiseren zal ge
handhaafd moeten worden.
Het hoofdbestuur achtte het niet
zijn taak om zich tot in bijzonderhe
den uit te spreken over de beperking
van het aantal leden en het aantal
vergaderingen van de afdelingen en
commissies van het K. N. L. C. Bin
nen het vastgestelde beperkte finan
ciële kader zal het in eerste instantie
aan de betreffende organen worden
overgelaten hun eigen werkwijze te
regelen.
Ten aanzien van kwesties van meer
fundamentele aard, die vanuit de
vergadering ter sprake werden ge
bracht, werd besloten daarop later
terug te komen. Deze betreffen o.a.
de federatieve opbouw van het K. N.
L. C., de landbouwbladen in K. N.
L. C.-kring en de samenwerking in
het verband van de drie centrale
landbouworganisaties. Hierover zal
ook nog door de P. B. O.-commis-
sie rapport worden uitgebracht.
HET hoofdbestuur nam kennis van
de beschikkingen van de minis
ter van Landbouw, waarbij de taak,
samenstelling en werkwijze van lan
delijke en provinciale landbouwvoor
lichtingsraden worden bezien, als
mede van de inhoud van een desbe
treffende begeleidende brief van de
minister aan de organisaties. Het
hoofdbestuur handhaaft zijn stand
punt, dat een doelmatiger werkwijze
mogelijk ware geweest bij een be
perkter samenstelling van de nieuwe
provinciale raden voor de bedrijfs
ontwikkeling in de landbouw.
Het K. N. L. C. gaat dan ook slechts
node akkoord met de nu voorgeschre
ven samenstelling van de provinciale
raden. Dit is hem ook moeilijker gé-
maakt door de voorgeschreven over-
leg-procedure ten aanzien van de
aanwijzing van rijksconsulenten in
de raden, die veel zwakker is dan
voorgesteld was in een advies van de
landelijke landbouwvoorlichtings-
raad.
Het hoofdbestuur drong er bij de
provinciale landbouworganisaties op
aan om met spoed in overleg te tre
den met de andere organisaties in de
provincies, teneinde tot gemeen
schappelijk oordeel te komen over
de samenstelling van de provinciale
raden, in het bijzonder ten aanzien
van de vertegenwoordiging van de
rijksvoorlichtingsdiensten.
WAT het prijsbeleid voor de ko
mende periode betreft heeft
het hoofdbestuur overeenkomstig ad
viezen van de akkerbouw- en de
veehouderijcommissie zich op het
moment in eerste instantie vooral
willen bepalen bij het voor suiker
bieten en rundvlees te voeren beleid.
Ten aanzien van de suikerbieten
is een voortzetting van het thans
geldende beleid voor oogst 1965
noodzakelijk. Ondanks de overvloe
dige suikeropbrengst oogst 1964 blij
ven bij een normale hectare-op
brengst de argumenten voor een sti
mulering van de teelt gelden. Voor
oogst 1965 zou doorberekening van
de opgetreden nettoTkostenstijging
in de nuidige bietenprijs recht doen,
zowel aan het aspect van de stimule
ring ais aan dat van de rentabiliteit
van het akkerbouwbedrijf.
Ter verbetering van het nog steeds
onbevredigende inkomensniveau op
veehouderij- en gemengde bedrijven,
alsmede ten dienste van een meer
duurzame verlichting van de zuivel-
situatie acht het hoofdbestuur een
behoorlijke verhoging van de oriën
tatieprijs voor slachtrunderen nood
zakelijk; het denkt daarbij onder de
huidige omstandigheden van de
rundvleesmarkt aan een verhoging
met 20 Van Nederlandse zijde
ware in E. E. G.-verband op een
dienovereenkomstige verhoging van
het E. E. G.-prijsniveau aan te drin
gen.
Het hoofdbestuur realiseerde zich
echter, dat de mogelijkheden in deze
sterk worden bepaald door de ont
wikkeling van het E. E. G.-landbouw-
beleid. Dit geldt uiteraard, nu de
eenmaking der graanprijzen in Brus
sel volop aan de orde is, in de aller
eerste plaats voor het graanprijsbe-
leid. Gezien de belangrijke impuls,
die een akkoord over de graanprijs
harmonisatie aan de voortgang bij
veel andere onderdelen van het ge
meenschappelijke landbouwbeleid
zou geven, kan het hoofdbestuur
zich in beginsel verheugen over het
uitzicht op het bereiken van een der
gelijk akkoord.
Niettemin is het niet onverschillig,
welke „tegenprestatie vooraf" in de
Duitse Bondsrepubliek tussen rege
ring en boerenbond overeengekomen
wordt bij het besluit over het verla
gen van de Duitse graanprijs te gaan
onderhandelen. De hieromtrent ver
schenen berichten doen vrezen, dat
men bij het uit de weg ruimen van
concurrentie-nadelen nu juist een
vervalsing in omgekeerde richting
teweeg brengt.
iyS bespreking tussen de regering en de Stichting van de Arbeid heeft
de loonkwestie niet opgelost. Wat door velen een regeringsbeslissing
werd gehouden bleek dit met te zijn, want de regering stelde haar stand
punt ter discussie. De loonkostenstijging zou in 1965 niet meer dan 4,7
mogen bedragen. Dit betekende dat boven de looncompensatie van lVa
voor de premieverhoging A. O. W. en A. W. W. niet meer dan 3,2 zou
overblijven om bij c.a.o.-vernieuwing in de lonen te worden verwerkt. Een
algemene loonmaatregel per 1 januari a.s. zou volgens het regeringssianu-
punt beperkt moeten blijven tot 4,3
De vakcentralen vonden een en ander niet voldoende, en stelden een aan
tal nieuwe looneisen die weliswaar lager waren dan de vorige. Mochten deze
niet worden ingewilligd, dan zou, zo deelde de vakbeweging mee, de Stich
ting haar toetsingsarbeid bij de loonvorming niet kunnen voortzetten.
De werkgevers wensten ook in de nadere loonvoorstellen niet te treden
en volgden het regeringsstandpunt. Daar ook de regering niet bereid was
verder te gaan zat het overleg muurvast.
HET is duidelijk dat wanneer de
Stichting niet functioneert, haar
voortbestaan in gevaar is. Men kan
hierover pessimistische stemmen be
luisteren. Wij voor ons zien de zaak
niet zo somber. De confessionele vak
centralen in het bijzonder zullen zich
wel ernstig bedenken voordat zij
zich tegen een regeringsbeslissing
verzetten. Dit zou verzet tegen het
wettig gezag betekenen. Ook het N.
V. V. zal het daar niet gemakkelijk
mee hebben. Het ligt evenmin voor
de hand dat een van de vakcentralen
een eigen koers gaat varen. Dit lijkt,
gelet op de goede verstandhouding
tussen hen, niet waarschijnlijk. Dat
de Stichting zal bezwijken nu over
het loonfront een stevige wind is op
gestoken nemen wij niet zonder meer
aan. Mocht zij onverhoopt toch uit
eenvallen, dan zou dit een bewijs
zijn dat zij in ons maatschappelijk
bestel op een bijzonder zwak funda
ment rust. Onvoorzien^ omstandig
heden daar gelaten zijn wij over het
voortbestaan van de Stichting niet
direct ongerust. Groter is de moge
lijkheid dat aan het College van
Rijksbemiddelaars verdeelde advie
zen zullen worden uitgebracht. Een
prettig vooruitzicht is dit niet maar
te voorkomen wel. In het verleden
zijn er meer van dergelijke perioden
geweest.
I\E regering zal deze week beslis-
sen. Deze beslissing zal o.i. geen
andere kunnen zijn dan een aanwij
zing aan het college van Rijksbemid
delaars. De inhoud van deze aanwij
zing zal vermoedelijk niet veel af
wijken van het hierbovengestelde.
De werkgevers staan dan voor de
taak in het overleg in de bedrijfs
takken en ondernemingen niet meer
te bieden dan is toegestaan. Een op
gave die bij een voortdurende
schaarste aan arbeidskrachten niet
steeds eenvoudig zal zijn.
Of de Stichting zal kunnen op
treden als adviesorgaan van het Col
lege hangt zoals gezegd van
de vakbeweging af. De werkgevers
hebben hier geen moeilijkheden mee.
7ELFSTANDIGEN met een inko-
men van ten hoogste 12.000,
per jaar zullen enige compensatie
ontvangen voor de verhoogde pre
miedruk van de volksverzekeringen.
Dit komt de schatkist op een offer
van 25 miljoen te staan. Het gaat
hier om een tijdelijke regeling die
alleen voor het jaar 1965 van kracht
zal zijn. Zij verdwijnt zodra de voor
genomen belastingverlaging in haar
geheel is ingevoerd.
De actie die de landbouw en mid
denstandsorganisaties zowel bij de
regering als bij de Kamerleden heb
ben ondernomen is niet zonder resul
taat gebleven. Hieruit mag de les
worden getrokken, dat door een eens
gezind optreden van deze groeperin
gen iets valt te bereiken.
NU het er naar uitziet dat deze
week bekend wordt wat er met
de lonen kan gebeuren zal het over
leg in de Hoofdafdeling Sociale Za
ken over het loonadvies 19651966
ook beginnen. Vermoedelijk is het op
11 december reeds zo ver. Een dui
delijke regeringsbeslissing zal dit
overleg van pas komen. In ieder ge
val zal per 1 januari a.s. iets aan de
lonen moeten gebeuren, dan immers
gaan de premies voor de A. O. W. en
A. W. W. en van de ziekenfondsver
zekering omhoog, resp. met 2,1 en
0,2 (werknemersaandeel).
Het lijkt niet onredelijk te bevor
deren dat de loonsverhoging per 1
januari a.s. op zijn minst toereikend
is om de lastenverzwaring op te van
gen. Anders zouden de arbeiders in
hun netto-loon achterblijven. Dit zou
in de gegeven situatie niet worden
begrepen. Hoeveel ruimte beschik
baar blijft voor loonsverhoging bij
contracts vernieuwing zal zoals op
gemerkt afhangen van de vorm en
omvang van de regeringsbeslissing.
Het is mogelijk, dat de regering thans
een algemene loonmaatregel gaat be
vorderen. Dit zou van wezenlijke be
tekenis zijn voor het overleg in de
Hoofdafdeling en de besprekingen
over de nieuwe tuinbouw-c.a.o.'s.
Maar een algemene loonmaatregel
heeft het bezwaar, dat alle c.a.o.'s
over één kam worden geschoren. Zo
wel die c.a.o.'s die per 1 janauri af- -
lopen als die, die later in het jaar
moeten worden vernieuwd. Bij een
algemene loonmaatregel zijn de
werknemers die onder laatstbedoelde
c.a.o.'s vallen beter af. Dit is niet
helemaal billijk. Vandaar dat wij re
kening houden met de mogelijkheid
dat de regering enige ruimte zal re
serveren voor loonoverleg bij con
tractsvernieuwing.
VOORZITTER Roemers van het
N. V. V. sprak de vorige week
in een persconferentie van een over
matige invloed van landbouw en mid
denstand op de gang van zaken bij
het loonoverleg. Deze opmerking, die
wij overigens maar laten voor wat
zij is, getuigt niet van begrip voor de
positie van boer en middenstander.
Deze immers hebben niet alleen als
werkgever maar ook als zelfstandige
bij de verdeling van het nationaal
inkomen evenveel belang als de
werknemer.
Daarom is 't begrijpelijk dat zij als
zelfstandige in verzet komen wan
neer zij ervaren bij de inkomensver
deling steeds minder aan hun trek
te komen. Komen tegelijk met de lo
nen ook de prijzen in beweging dan
betekent dit inflatie. Hieraan bestaat
geen behoefte. Bovendien worden
ook de spaarder en consument gedu
peerd. Onder dergelijke omstandig
heden kan van landbouw en midden
stand kwalijk anders worden ver
wacht, dan dat zij hun beleid baseren
op de duidelijke waarschuwing die in
het jongste S. E. R.-advies ligt beslo
ten.
De vakbeweging heeft dit onvol
doende gedaan en zich bovendien te
weinig rekenschap gegeven dat het
overleg slechts ging over de moge
lijkheden tot loonsverhogingen in
1965. Worden deze mogelijkheden
onderschat, dan is bijsturen in 1966
niet moeilijk. Maar wordt dit jaar
verder gesprongen dan de polsstok
lang 4s, dan zijn de gevolgen ernstig
en ook op langere termijn moeilijk
te verhelpen.
N. A. V.