,;Water, een bestaansvoorwaarde"
KORT COMMENTAAR
Provinciale Raad
voor de Landbouwvoorlichting in Zeeland
1087
KERSTNUMMER 1964
AANPASSEN EN VERNIEUWEN
IN DE FRUITTEELT
ARBITERS ALGEMENE
SPUITVOORWAARDEN A. S. V.
VRIJDAG 4 DECEMBER 1964
(Vervolg van le pagina.)
Het einde van het jaar 1964 is alweer in het
zicht en de datum dat uw Zeeuws Land- en Tuin
bouwblad met het Kerstnummer 1964 zal verschij
nen nadert met rasse schreden.
De verschijningsdatum van ons Kerstnummer
1964 is vastgesteld op woensdag 23 december.
in verband met het samenstellen van ons Kerst
nummer en de vele feestdagen op het einde van
het jaar, komen de nummers die zouden verschij
nen op:
vrijdag 18 december,
vrijdag 25 december en
vrijdag 1 januari te vervallen.
In het nieuwe jaar komt ons eerste nummer
dus weer op vrijdag 8 januari 1965 uit.
Voor mededelingen en opgaven Zeeuwse Agenda
wordt verzocht met het vorenstaande zoveel als
mogelijk is rekening te houden.
RED.
nE noodzaak van aanpassing en vernieuwing
U in de fruitteelt is bekend. In de verschillende
fruitteeltgebieden is deze echter zeer verschillend.
In het grootste en bekendste fruitteeltcentrum van
Zeeland, Zuid-Beveland, zijn werkzaam de veilin
gen „Krabbendijke en Omstreken", Kapelle-Bie-
zelinge en Omgeving" en „Zuid-Beveland" te Goes.
Onderling vertonen deze veilingen behoorlijke
verschillen wat betreft omvang en sortiment van
de aangevoerde produkten.
Aan de hand van de jaarverslagen van deze drie
veilingen over 1963/1964 werden van een aantal
rassen de aanvoeren nader bekeken. Vergeleken
werden de aanbevolen en beperkt aanbevolen ras
sen van appels en de aanbevolen perenrassen.
Gebruikt werden hiervoor die rassen welke door
het Rijkstuinbouwconsulentschap te Goes worden
geadviseerd voor nieuwe beplantingen. Het boek
jaar van de veiling K. E. O. is niet geheel gelijk
aan de twee andere veilingen. De verschillen bij
de vermelde rassen per veiling zijn behoorlijk
groot. Hoewel de Goudreinette beperkt aanbe
volen is geeft dit ras bij het totaal van de 8 ver
melde rassen (58.5 een te gunstig beeld. Wij
menen dat juist bij dit ras veel komt uit de oudere
boomgaarden. Wanneer we deze dan ook weglaten
blijft er 45.5 over als moderne rassen!
Natuurlijk zijn niet alle andere rassen rijp om
te rooien maar wel vele. Behalve de 8 genoemde
rassen komen er van alle aangevoerde appels nog
60 andere rassen voor De aanvoer is hiervan
verdeeld van enkele tientallen kilo's, tot meer
dan miljoenen (Jonathan). Bij de peren ligt het
sortiment aanmerkelijk gunstiger. De cijfers spre
ken ook hier voor zichzelf.
Overzicht veilingaanvoeren van „Krabbendijke en
Omstreken", „Kapelle-Biezelinge en Omgeving"
en „Zuid-Beveland" te Goes over het
boekjaar 19631964.
van
Aanbevolen appelrassen kg totaal
Stark Earliest
603.035 kg
2
James Grieve
2.279.801 kg
8
Cox Orange Pippin
3.141.895 kg
10
Golden Delicious
6.824.913 kg
23
Tesamen
12.849.644 kg
43
Totaal alle appelrassen
29.973.091 kg
Beperkt aanbevolen
van
appelrassen
kg
totaal
Tydeman's Early Worcester 91.528 kg
0,3
Benomi
47.358 kg
0,2
Goudreinette
3.932.680 kg
13
Winston
618.304 kg
2
Tesamen
4.789.870 kg
15,5
Totaal alle appelrassen
29.973.091 kg
van
Aanbevolen perenrassen
kg
totaal
Précoce de Trévoux
1.600.338 kg
14
Triomphe de Vienne
180.380 kg
2
Beurré Hardy
612.852 kg
5
Bonne Louise d'Avranches
1.456.331 kg
12
Conference
3.328.156 kg
28
Doyenne du Cornice
525.018 kg
4
Tesamen
7.703.075 kg
65
Totaal alle perenrassen
11.725.638 kg
ALS arbiter bij geschillen over afwikkeling van
bespuitingsschade, indien het spuiten op basis
van de Algemene Spuitvoorwaarden plaats vindt,
is namens de 3 C. L. O. voor Zeeland aangewezen
de heer A. Ramondt, Coegorsstraat 2, Sluiskil.
Namens de BOVAL en de F. L. E. C. werd aange
wezen de heer M. de Witte, Dorpstraat 4, 's-Gra-
venpolder.
Bij voorkomende gevallen van arbitrage op basis
van de A. S. V. kunnen belanghebbenden zich tot
één van genoemde arbiters wenden.
WETTELIJKE MAATREGELEN
NIET VOLDOENDE
WE zijn dan ook zeer verheugd, dat eindelijk
dezer dagen het ontwerp van wet op lees
tegen de waterverontreiniging aan de Tweede
Kamer is aangeboden. Voor het lozen van hinder
lijke en schadelijke stoffen in rijkswateren zal ver
gunning nodig zijn van het rijk, terwijl voor de
nodige wateren G. S. van de betreffende provinciën
deze vergunning verlenen, onder de nodige voor
waarden. De kosten voor de sanering van onze
wateren worden in het wetsontwerp geraamd op
nog 1000 min, terwijl tot nog toe 350 min werd
uitgegeven. Met wettelijke maatregelen alleen zul
len wij er niet kunnen komen. De mens van heden
zal er van overtuigd moeten worden en uiteinde
lijk zijn, dat het een bestaanswaarde is het water
te sparen, te ontzien en zuiver te houden.
Dat zal een zware opgave worden wanneer we
vergelijken hoe ongedisciplineerd, ook volgens bui
tenlanders, de gemiddelde Nederlander is bij het
weggooien van afval. Een en ander is volledig in
tegenspraak met de spreekwoordelijke Nederland
se netheid! De opvoeding tot deze gezindheid zal
al op de scholen en in de gezinnen moeten begin
nen. De straf bij niet opvolgen dreigt groot te zijn,
het ondergraven van een van de bestaanspeilers
van de eigen samenleving.
Wij kunnen deze waterpolitiek in Nederland niet
op eigen houtje voeren. We zijn zeer afhankelijk
van Rijn- en Maaswateraanvoeren uit het buiten
land. Hoe waterproblemen de mensheid kunnen
verdelen, bewijzen o.a. de strijd om het water van
de Jordaan of om de watervoorziening van Gua-
tanamo, de Amerikaanse basis op Cuba. Interna
tionaal zijn we op pad. Er werkt een internationale
commissie tot bescherming van de Rijn, in het
Nederlands-Duitse verdrag is een en ander over
andere grensoverschrijdende wateren geregeld, in
't ontwerp ScheldeRijncontract met België wordt
er over gesproken.
Iedere Nederlandse regering zal op deze pun
ten zeer actief moeten zijn en positief moeten
blijven optreden. Het gaat om de volksgezond
heid, om het bloed van onze land- en tuinbouw,
om onmisbare grondstof ook voor een groeien
de industrie en uiteindelijk op lange termijn
als waterhuishoudingspolitiek in West-Europees
verband om zijn of niet-zijn van onze Neder
landse samenleving.
DE JONGSTE ONTWIKKELINGEN OP E.E.G. EN LOONFRONT
VU IJ schreven enige weken geleden dat in deze periode van het jaar welhaast dagelijks nieuws te
verwachten is van het E. E. G.-front. De ontwikkelingen blijken inderdaad zeer snel te gaan. Het
bezoek van de heer Adenauer aan president De Gaulle had een voorlopig compromis over twee belang
rijke zaken tot resultaat. En wel over de kernvloot en over de gemeenschappelijke graanprijs. Het op
lossen van deze kwesties werden namelijk naar een wat later tijdstip verschoven. Daarmee leek het dat
een zekere rust op de fronten tot stand was gekomen.
Maar nu zijn nieuwe Duitse stappen bekend geworden. Stappen die, als de persberichten hierover de
zaak juist weergeven betekenen dat de Duitsers onder zeer zware politieke druk gezwicht zijn. De
Duitse regering zou zich bereid verklaard hebben om de graanprijs enigszins te verlagen.
Onze eerste indruk is dat in wezen alleen nog maar betekent dat de Duitsers bereid zijn om te onder
handelen. Zoals wij recent nog schreven waren zij tot voor kort zelfs hiertoe niet bereid.
De nu door de Duitsers voorgestelde hoogte van de graanprijzen ligt boven de zgn. Mansholt-prijzen.
Daarbij vragen zij veel hogere compensaties, wegens gederfde inkomsten (700 miljoen mark inplaats
van 560 miljoen mark). Het ziet er naar onze mening dan ook niet naar uit dat over deze Duitse
voorstellen zo gemakkelijk overeenstemming zal worden bereikt. Minister Biesheuvel reageerde op deze
voorstellen met de woorden „teleurstelling" en „grote reserves". Wat het punt van de compensaties be
treft lijkt ons de kwestie van de mogelijke concurrentievervalsing ook voor ons land belangrijk.
En aangaande de hoogte van de nu door Duitsland voorgestelde graanprijs zouden we willen her
halen wat we vorige week in het hoofdartikel stelden. Het blijkt met prijzen op het Mansholt-niveau
moeilijk om tot een rendabele akkerbouw te komen. Ongetwijfeld zullen wij, zodra nadere gegevens be
kend zijn, nader op de hiervoren besproken problemen ingaan.
LOONOVERLEG VOOR 1965
IVAN nog een opmerking over het binnenlandse nieuws. De regering heeft mededelingen gedaan over
de toegestane loonkostenstijging voor 1965. Naast een compensatie voor de verhoging van de
A. O. W./A. W. W.-premie van 1,5 kan per contract maximaal een loonstijging van 3,2 procent wor
den doorgevoerd. Deze uitspraak lijkt ons aan te sluiten bij het standpunt dat de landbouw bij de
onderhandelingen steeds heeft ingenomen. Wij menen dat het van belang is dat de toegestane loons
verhoging direkt verwerkt wordt in de lonen. Wij spreken dan ook de hoop uit dat men het bij de
onderhandelingen niet gaat zoeken in versnippering van dit percentage door verwerking in allerlei
secundaire (bijkomende) arbeidsvoorwaarden. Dat wat de werknemers in de land- en tuinbouw weke
lijks in zijn loonzakje vindt, spreekt hem het meeste aan
Het eerste deel van de belastingverlaging die per 1 juli 1965 kan worden ingevoerd zal met name
voor de kleine en middel bedrijven van betekenis zijn. In het algemeen zal deze gedeeltelijke belasting
verlaging een compensatie voor onze bedrijfstak betekenen voor de hogere lasten door het optrekken
van de A. O. W. en A. W. W. Ongetwijfeld zullen wij in een volgend nummer ook op deze zaken terug
komen.
OAMENWERKING tussen voorlichters van Overheid en georganiseerd bedrijfsleven. Een groot
deel van de 62e vergadering van de Zeeuwse Landbouwvoorlichtingsraad op 11 november j.l.
werd besteed aan de samenwerking bij de voorlichting op basis van (gesubsidieerde) bedrijfsekono-
mische boekhoudingen. Bij deze voorlichting zijn bij wijze van spreken drie „partijen" betrokken,
met name: de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst, de Standsorganisaties van boeren en tuinders en de
Coöperatieve Landbouwboekhoudbureaus. Teamwork tussen „partijen" is noodzakelijk wil deze voor
lichting tot haar recht kunnen komen.
Ervan uitgaande dat de boer, die aan een (gesubsidieerde) bedrijfsekonomische boekhouding deel
neemt, prijs stelt op individuele voorlichting, behoort deze voorlichting in goed overleg tussen de
Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst, de Standsorganisaties van boeren en tuinders en de Landbouw
boekhoudbureaus te worden verzorgd. Daarbij zijn de bedrijfsomstandigheden beslissend voor de vraag
wie deze voorlichting zal geven.
De Raad overwoog, dat groepsbijeenkomsten van deelnemers nuttig kunnen zijn. Daarbij werd even
wel vastgesteld, dat, ongeacht de initiatiefnemer tot dergelijke bijeenkomsten, ernaar gestreefd moet
worden dat zij zowel door funktionarissen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst, de Standsorgani
saties van boeren en tuinders en de Landbouwboekhoudbureaus kunnen worden bijgewoond.
HE vorming van de jonge toekomstige agrarische ondernemer. Een door de heer Ir. H. J. M. van
Miltenburg gemaakte studie omtrent de vorming van de jonge toekomstige agrarische onder
nemer vormde een tweede belangrijk onderwerp van bespreking.
De Raad nam met veel belangstelling van de inzichten hieromtrent kennis, hoewel hij hierbij als
zodanig geen taak heeft. De nota zal aan de drie Standsorganisaties worden aangeboden, nadat enke
le aanvullingen door de schrijver zijn gedaan.