MAU RITS PLEIN 23 Niet tegen elke prijs «b 1 KNLC Huishouden - Een bedrijf? 1066 D AFSCHEID VAN DE H. L. S. DORDRECHT ZEEUWS LAND- EN 'TUINBOUWBLAD i 'i De loonbespreking in de Stichting van de Arbeid zal wor den voortgezet. Het overleg is niet afgebroken hoewel de standpunten van partijen nog ver uit elkaar liggen. De werknemers wensen een verhoging van de lonen per bedrijfs tak tot maximum 7%.'Deels in te voeren door een algemene loonronde per 1 januari 1965 en deels te realiseren bij her ziening van de c.a.o.'s De vakbeweging wil dus ruimte reserveren voor loon onderhandelingen in de bedrijfstakken en ondernemingen. Gedacht wordt aan een gedeeltelijke verwerking van de huurbijslagen in de lonen, opheffing van de ge meenteclassificatie, verhoging van de vakantietoeslagen en aan een grotere loondifferentiatie per onderneming. Het minimum-garantieloon dat thans f 102,bedraagt, dient te worden verhoogd tot f 110,Voorstellen ter stimulering van vermogensaanwasdeling mogen door de Stichting niet bij voorbaat worden afgewezen. TE VEEL Het valt op dat de vakbeweging thans wel bereid is de loonbeweging in 1965 aan een van te voren vastgesteld maximum te binden. Ook gaat zij althans tot op zekere hoogte akkoord met een algemene loonmaatregel. Op deze punten hebben partijen elkaar dus gevonden. De verlangens van de werknemers gaan evenwel te ver. Niet mag worden vergeten dat boven de gevraagde 7% nog de door de S.E.R. geraamde loon kostenstijging van 3% komt die wordt meegenomen uit het jaar 1964 en wel als gevolg van zgn. overloop- en incidentele verhogingen. De vakbeweging wuift deze 3% weliswaar weg met het motief dat de arbeiders daar niet van profiteren, maar zo mag men de zaak niet stellen. Indien aan de vraag van de vakbeweging wordt voldaan ziet het er naar uit, dat de loonkostenstijging in 1965 niet tot 7 3% beperkt blijft. Zij zal daar boven uitgaan omdat de loononderhandelingen in de bedrijfstakken en onder nemingen tot een extra loonsverhoging zullen leiden waarbij de ervaring dan nog leert, dat dergelijke verhogingen kwantitatief moeilijk zijn te meten. Maar ook al houden wij de loonkostenstijging op ca. 10 dan nog moet worden vastgesteld dat dit aanzienlijk uitgaat boven de door de S.E.R. berekende en aanvaardbaar geachte 6%. Men kan dus spreken van een fundamenteel ver schil van inzicht tussen werkgevers en werknemers. DE STAND VAN ZAKEN In de Stichting zijn de zaken voor alsnog niet op scherp gesteld. De vraag of dit verstandig is zal in de komende week antwoord vinden in het resultaat van het overleg dat deze week volgt. De werkgevers hebben de consequenties van een uiteenvallen van de Stichting blijkbaar nog niet aangedurfd. In de bedrijfstakken zijn de moge lijkheden voor loonsverhogingen ver schillend. Er zijn sectoren waar een verdergaande lastenverzwaring geen problemen schept omdat de bedrijfs resultaten gunstig zijn. De berichten die in de dagbladen verschijnen over de bedrijfsresultaten in de grote on dernemingen spreken in deze een dui delijke taal. Maar er zijn ook andere voorbeelden. In het algemeen mag morden gesteld, dat daar waar het goed gaat een loonsverhoging wordt verkozen boven moeilijkheden met de vakbeweging. VOORTBESTAAN STICHTING De vraag kan worden gesteld of het niet beter is de consequenties van een tijdelijk uiteenvallen van de Stichting van de Arbeid te aanvaar den, hoe naar dit ook zou zijn. Dit orgaan van overleg heeft immers zijn sporen ruimschoots verdiend. Er is dus alle reden te voorkomen dat het overleg een moeilijk te her stellen schade oploopt. Maar de prijs voor de samenwerking kan ook te hoog worden. Dit zal het geval zijn wanneer de Stichting een loonbeleid gaat voeren dat indruist tegen het al gemeen belang. In een dergelijke si tuatie is het beter dat zij haar taak aan de regering overdraagt. Het is niet toevallig dat de gestelde vraag met name in landbouw en mid denstand het eerst naar voren komt. Immers, het zijn de zelfstandigen die het gelag dreigen te betalen. Het •werknemersaandeel in het nationaal inkomen is de laatste jaren belangrijk toegenomen. Dit kan van het aandeel van de zelfstandigen niet worden ge zegd. Zij krijgen het steeds zwaarder te verduren. De lasten worden steeds hoger zonder dat hier compensatie tegenover staat. WAT NU vorige week werd besloten het overleg voort te zetten. Wat er deze week gaat gebeuren is niet zeker. De werkgevers hebben alsnog bij de regering aangeklopt voor een gesprek over het prijsbeleid en.welkom op ver soepeling van dit beleid aan te drin gen. Het ziet er naar uit, dat de re gering op dit standpunt niet tegemoet komend zal zijn. Prijsverhogingen im mers stimuleren het inflatieproces. Het bevorderen van inflatie strookt niet met een regeringsbeleid gericht op herstel van het economisch even wicht. De gang van zaken heeft de posi tie van de werkgevers er niet een voudiger op gemaakt. De vakcentrales mogen redelijkerwijs verwachten dat zij met tegenvoorstellen komen. Aan genomen moet worden, dat de nadere voorstellen zullen uitgaan boven de reeds geboden loonronde van 3 °/o. De werkgevers verklaarden zich hiertoe reeds bereid mits in de Stichting als nog overeenstemming wordt bereikt. De werkgevers zijn dus aan zet. Ze- ko^heid d->t een verhoogd bod tot een akkoord leidt, kan niet worden ge geven. Mislukt het overleg, dan zal de regering de zaken in handen moeten rovnen. Ook voor haar zullen de moei lijkbeden dan niet geringer zijn ge wonden. Het is dan ook de vraag her halen wij of het verstandig is ge weest dat de Stichting van de Arbeid het overleg heeft aangehouden. Men kan er ook te lang over doen. Fen niet verantwoorde loonbewe- moet worden voorkomen. De S F heeft met nadruk gewezen on de gevolaen die hiervan op langere termijn moeten worden verwacht. De regering stelt zich terecht op het standpunt, dat van uit alle sec**»ren, dus ook vanuit de loonpolitiek, een offer moet worden gebracht om onze econo mie weer .in het reine te brengen. Een loonakkoord dat niet wordt nageleefd heeft geen zin en tast bovendien het gezag van de Stich ting aan. Wij willen niet nalaten te verklaren dat een algemene loonmaatregel van boven af ge- gesteld in de gegeven situatie verre de voorkeur verdient. Wij beseffen dat dit ertoe kan leiden, dat de zwarte lonen opnieuw de kop ODsteken. Maar dit is bij een voortdurende krapte on de ar beidsmarkt een moeilijk te be strijden kwaad. Keert het economisch getij een maal, dan zal dit kwaad vanzelf afnemen. Vorige week nam de heer W. F. A. Looman, leraar wis- en natuurkunde en plaatsvervangend directeur van de Hogere en Middelbare Landbouw school van het K.N.L.C. te Dordrecht afscheid. Reeds met ingang van 1 au gustus had de heer Looman ontslag gevraagd wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, maar ook nadien was hij wegens ziekte van een collega nog wel eens weer ingevallen. Reden tot dit officiële afscheid was, de langdurige staat van dienst bij het Dordtse Landbouwonderwijs. Bij dit afscheid werd het woord gevoerd door de heren Ir. G. Veen- stra, namens de directie en Inspectie van het Landbouwonderwijs, Den Hartog, namens de leerlingen en oud leerlingen, Ir. D. S. Tuynman, namens de Commissie van Beheer van de school, J. P. M. Beelaerts van Em- michhoven, namens de Commissie van Bijstand, en J. Zevenberger, namens de vereniging van oud-leerlingen van de M.L.S., de heren D. van Buul en J. Guittart als collega's en de directeur van de school de heer Ir. W. T. Rin- sema. Daarbij kwamen vooral de beide belangstelling in de pedagogische kwaliteiten van de heer Looman naar voren, die zelf in zijn dankwoord er op wees hoezeer hij in het landbouw onderwijs vertrouwen had. Hij kon spreken uit de ervaring op verschei dene middelbare scholen. Als stoffelijke blijken van waar dering voor zijn arbeid werden de heer Looman een boortol, een platen speler en een boekenbon aangeboden. Opgemerkt zij verder nog, dat uit de opkomst van leerlingen, leraren en andere relaties bleek hoezeer de heer Looman in het landbouwonderwijs aan de school te Dordrecht een eigen plaats heeft ingenomen. Namens het K.N.L.C. wensen wij hem graag nog reeks van jaren toe, waarin hij zich kan wijden aan het vele dat zijn warme belangstelling heeft. J. W. R. WIE NIET EN KENT DEN GRONT VAN HAER BEDRIJF, IS STAEGH EEN SLAPPE GANS EN NOOYT EEN HANDIGH WIJF" 7/"ADER Cats wist het al, eeuwen voordat wij begonnen met het bestuderen van ons huishouden, voordat wij aardgas of elektriciteit kenden, ook toen al besefte hij de waarde van een goed onderlegde huisvrouw. In deze tijd met snel veranderende omstandigheden worden ook aan haar beroep zware eisen gesteld, eisen, die niet geheel opgevangen kunnen worden door een jaren geleden gevolgde school of cursus. Natuurlijk, ervaring leert veel, is van onschatbare waarde, liefde voor het „vak", de vrouwelijke aard, die vraagt om het verzorgende beroep helpen mee de taak te verlichten. Maar toch evenals er sinds enige jaren studie wordt gemaakt van de arbeidskosten en arbeidsmethoden op het landbouwbedrijf zo zou ook in de huishouding op het platteland ook bekeken kunnen worden hoe daar het werk zo doelmatig mogelijk kan zijn zowel in arbeid als in tijd. MIJN vrouw is niet lui", vertelde eens een meelevende echtgenoot, terwijl hij, misprijzend, keek naar de 1f± tekening van een modern ingerichte keuken. Lui? Och, er is geen sprake van luiheid. De meeste huis vrouwen maken dagen van 12 uur en meer, haar arbeid is nog weinig gemechaniseerd en daardoor vrij zwaar. Wat energie betreft wordt haar beroep wel eens vergeleken met dat van een huisarts met een drukke praktijk. Het werk is veelzijdig, soms vraagt ook het bedrijf van haar man een gedeelte van haar tijd. De behuizing op het platteland is meestal nog niet modern, hulp is haast niet te krijgen of te betalen en kinderen kunnen, door langere schooltijden niet meer zoveel meehelpen als vroeger. f~\ P veel landbouwbedrijven zijn de gevolgen van de vprderende techniek en arbeidsrationalisatie duidelijk zichtbaar. Haast niet meer zien wij het beeld van een boer, lopend achter de ploeg, hij zit, op de trekker! Zo zouden ook in de huishouding veranderingen kunnen komen na onderzoek en studie, plannen in deze richting zijn thans in voorbereiding. Zal de boerin dan de kans krijgen werkelijk lui te worden? Wie wel eens bewust huishoudelijke arbeid en dan vooral in midden- en kleinbedrijf heeft meegedaan, weet, dat de kans hierop wel bijzonder klein is. Zou een rationalisatie van het werk er tenslotte niet aan meehelpen het beroep van huisvrouw ten plattelande aantrekkelijker te maken? Niet voor niets schijnen veel meisjes ervoor terug te schrikken een boerenzoon te trouwen. Ofschoon de „stadshuishouding" hierbij te veel als ideaalgesteld wordt, kan er door een deskundig onderzoek nog veel worden verbeterd, zo kan de plattelands-huishouding mis schien minder afschrikwekkend worden. G. A. DE LANGE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 6