Nieuwe pachtnormen per 15 november
UIT DE PRAKTIJK
1033
VRIJDAG 13 NOVEMBER 196 1
OP 15 november aanstaande gaan nieuwe pachtnormen in voor bouw-,
gras- en tuinland en voor de bij agrarische ondernemingen behorende I w LL
woningen en bedrijfsgebouwen. Deze pachtnormen, welke de grondkamers
bij het vaststellen van de hoogst toelaatbare pachtprijzen toepassen, zijn her
zien in verband met de gestegen waterschapslasten en de wens om in de
tot dusver geldende normen de kwaliteit van de grond beter tot uit
drukking te brengen. Wat de „agrarische" woningen aangaat, is de jongste
huurverhoging van woningen in de niet-agrarische sector in de pachtprijs
normen opgenomen. Bij de normen voor de landbouwbedrijfsgebouwen is
een klasse „zeer goed" ingevoegd, zodat ook hier een grotere spreiding in de
normen is verkregen.
Het Koninklijk Besluit met de nieuwe pachtnormen is gepubliceerd in
Staatsblad no. 405. Bij de vaststelling der normen heeft de Minister van Land
bouw en Visserij het bij de Pachtwet voorgeschreven advies gevraagd aan
het Landbouwschap en aan de Commissie (ingesteld op grond van de Pacht
wet) van advies voor het grond- en pachtprijspeil.
De nieuwe normen voor land. In de nieuwe normen voor land zonder woningen en andere opstal
len is een grotere spreiding tussen de hoogste en laagste kwaliteitsklassen aangebracht. Uit de prak
tijk met de totdusver geldende normen is namelijk gebleken, dat de kwaliteitsverschillen van de grond
onvoldoende in de normen tot uitdrukking zijn gekomen. Voor betere gronden kan verhoudingsgewijs
een hogere pacht worden betaald.
Verder is in de nieuwe normen rekening gehouden met de gestegen eigenaarslasten, uit hoofde van
de sedert 1958 verhoogde aanslagen van waterschappen en andere publiekrechtelijke lichamen. Wan
neer waterschappen onderhoudswerken op zich hebben genomen welke voordien door de grondgebrui
kers werden uitgevoerd dan kan de grondkamer een toeslag op de pachtprijs toestaan tot ten hoogste
het bedrag van de aan die werkzaamheden verbonden kosten.
De toeslag en aftrek voor externe produktie-omstandigheden zijn verhoogd met maximaal
20,Het economische belang van deze externe factoren wordt steeds groter. Bovendien
worden hiermede verbeteringswerken in ruilverkavelingsverband of door de eigenaar indivi
dueel bevorderd. Onder externe produktie-omstandigheden worden o.m. verstaan, de water
huishouding, de ontsluiting en de verkaveling.
Voor bouw- en grasland bedragen de verhogingen voor de hoogste kwaliteitsklasse wegens
betere spreiding en wegens stijging van de publiekrechtelijke lastenmaximaal f30,per ha.
Voor tuinland is over het geheel een verhoging van 10 toegepast.
De nieuwe normen voor de opstallen. De pachtprijsnormen voor de tot een agrarische onderneming
behorende woningen (of woongedeelte) zijn met 12Va verhoogd. Deze verhoging is gelijk aan de
jongste toegestane huurverhoging van plattelands woningen in de niet-agrarische sector. De toeslag
voor centrale verwarming is voortaan uitgedrukt in een redelijk percentage van de aanschaffings- en
installatiekosten, inplaats van in een vast bedrag, als in de tot dusver geldende normen het geval is
geweest.
In de nieuwe pachtprijsnormen voor bedrijfsgebouwen is het onderscheid naar akkerbouw,
veeteelt en gemengde bedrijven zoals tot dusverre het geval is geweest komen te verval
len. Het is gewenst, dat de verpachter meer belang krijgt bij een doelmatige inrichting van
de bedrijfsgebouwen. Dit wordt ook van de zijde van het Landbouwschap onderschreven. Te
dien einde is de nieuwe doelmatigheidsklasse ,^eer goed" ingevoerd. In deze nieuwe klasse
.liggen de hoogst toelaatbare pachtprijzen ongeveer 35 boven die van de klasse „goed".
In de nieuwe pachtprijsnormen voor de bedrijfsgebouwen is rekening gehouden met het land voor
de exploitatie waarvan de bedrijfsgebouwen naar redelijke verwachting zullen dienen. Dit zou tot on
billijkheid leiden, als de bedrijfsgebouwen niet in directe relatie tot de exploitatie van de grond
staan. In deze gevallen zal voortaan als hoogst toelaatbare pachtprijs voor een bedrijfsgebouw gelden
een redelijke vergoeding voor de gebruikswaarde.
Tenslotte bevat het K. B. nog een nieuw element: de grondkamer kent voor door de ver
pachter met toestemming van de pachter aangebrachte verbeteringen een toeslag toe tot een
redelijk percentage van het in de verbeteringen geïnvesteerde kapitaal.
TABELLEN
De nieuwe grondslagen voor de hoogst toelaat
bare pachtprijzen zijn in de volgende tabellen
vervat
Tabel A (land zonder opstallen)
Kwaliteitsklasse
Bouw- en grasland
I. Zeekleigr. met ak
kerbouw en ge
mengd bedrijf:
a. klei- of zavel
gronden
b. zware kleigron
den of kleigron
den met 'n min
der goede struc
tuur of profiel-
bouw
c. afwijkende za
velgronden (o.a.
minder goede
structuur of pro-
fielopbouw)
II. Weidegronden:
a. kleiweide
b. veenweide
c. lichte zavel
III. Rivierkleigronden:
a. stroomgronden
b. stroomgronden
op komklei
c. komkleigronden
d. uiterwaardgron-
den
IV. Zandgronden:
a. slib- en humus-
rijke zandgron
den
b. normale zand
gronden
c. humusarme
zandgronden
Voor infiltratie of
ondergrondse aan-
•f
o
A
O
2
TlJ
HH T3
!-< uo
HH co
03
CO
rr<
140
100
65 55
in guldens p. jaar p. ha
220 180 155 70
160
135
130 100
110 60
75 50
200
150
110
180
140
120
150
115
90
140
115
90
115
75
65
55
50
40
105 70
voer voor berege
ning worden de
bedragen voor de
zandgronden ver
hoogd met max.
60 per ha, voor
zover dit door de
verpachter wordt
bekostigd.
V. Dalgronden
Tuinland
a. bloembollen-
gronden
b. fruitteeltgron-
den
c. overige tuin-
bouwgronden
Voor tuinland; dat
tot de laagste kwa
liteitsklasse be
hoort, gelden de
bedragen voor
bouw- en grasland,
vermeerderd met
55,—.
Tabel B (woningen en woongedeelte).
Inhoud in m3 zeer goed gemid- matig slecht
goed deld
in guldens per jaar
1085 860 610 385 170
1240 990 690 435 190
1355 1085 755 480 215
1470 1160 820 510 225
1000
770
145
440
330
90
770
460
145
90
65
60
50
300
350
400
450
500
en groter
1580 1270
890
555
235
215 145
150 115
90 70
80 40
Tabel C (landbouwbedrijfsgebouwen)
Grootteklasse bedrijf Doelmatigheid van de
gebouwen
90
55
65
45
55
40
30
zeer
goed
vol
- matig
slecht
goed
doende
in
guldens per
ha per
jaar
kleiner dan 15 ha
145
110
90
60
25
15—25 ha
140
105
85
55
25
25—35 ha
130
100
75
45
20
35—45 ha
120
90
65
40
20
45 ha en groter
100
75
60
40
15
(Vervolg van vorige pag.)
Op zwaardere grond moet de groenbemesting
niet te diep worden ondergeploegd, want anders
verteert deze niet voldoende. Ondiep onderploe-
gen geeft het hoogste rendement van de groen
bemesting. Klavers en grassen moeten wel goed
bedekt worden met 't oog op eventuele hergroei
in 't voorjaar. Op slempige grond mag men wel
wat „slordig" ploegen. Resten tussen de ploeg-
sneden geven een vlugger wegzakken van 't water.
Al 't jongvee en melkkoeien staan op stal.
Bij 't voeren van veel vers suikerbietenloof met
koppen wordt nog wel eens te weinig rekening
gehouden met goede mineralenvoorziening (bijvoe
ren van 5075 gram fosforrijke mineralen is ge
wenst).
AP NOORD-BEVELAND zijn er in de afgelopen
week nog heel wat ha's wintertarwe aan het
reeds gezaaide areaal toegevoegd. Het droge weer
werkte daar toe mee. Diverse percelen die reeds
begin oktober op zaaivoor waren geploegd konden
nu pas de trekker en de zaaimachine dragen.
Vooral aardappelland, dat eerst door de rooier
stoffijn is gereden en daarna geploegd, droogt
maar zeer langzaam. Incidenteel is er ook nog
tarwe gezaaid met de centrifugaal kunstmest
strooier. We hoorden van andere streken waar
deze methode nogal opgang maakt. Als de ver
deling in orde is en wat meer zaaizaad wordt ge
bruikt kan dit wel voldoen. Er ontstaan minder
sporen en men werkt wat sneller. Overigens stre
ven we er naar om een gewas maar één keer te
zaaien en dat houdt in dat de kwaliteit van het
geleverde werk belangrijker is dan enkele uren
arbeidsbesparing.
De bietenoogst vordert regelmatig, het rooien
wat sneller dan de afvoer maar met een wat late
campagne zullen we dit jaar toch wel genoegen
moeten nemen. Het op hopen rijden brengt nu
niet meer zulke verliezen mee dan een maand
geleden omdat de temperaturen veel lager zijn.
Bovendien zijn grote hopen gemakkelijk af te
dekken tegen vorst.
Op invallende nachtvorsten zullen we nu al
berekend moeten zijn. Dit geldt niet alleen voor
de bieten maar vooral ook voor partijen aard
appelen die provisorisch zijn opgeslagen. Het
is noodzakelijk afdekmateriaal, b.v. plastiek, bij
de hand te hebben.
De cijfers van het C. B. S, van de veetelling
1964 tonen aan dat de rundvee- en paarden-
stapel in onze streek steeds verder afneemt.
In 1957 waren er nog ruim 300 landbouwpaar-
den, vorig jaar nog 86 en dit jaar was dit
paarden, vorig jaar nog 86 en dit jaar was dit
aantal geslonken tot 39. Het gaat dus wel zeer snel
omlaag en de opmerking dat vroeger een paard
schrok als het een trekker tegenkwam maar straks
zal schrikken als het een ander paard tegenkomt
lijkt nog aktueel te worden.
Melkkoeien waren er dit jaar nog 201, vorig
jaar ook 201 en in 1957 nog 296. Dit blijft dus nu
aardig stabiel. Ook begrijpelijk omdat dit aantal
wel ongeveer correspondeert met de oppervlakte
dijken en onscheurbaar grasland die er nog zijn.
Zou de bestemming daarvan veranderen dan wij-
zigd zich wellicht ook de veestapel.
Het aantal stuks mestvee is wel teruggelopen.
Dit jaar tèlde het C.B.S. ruim 400 stuks mestvee,
vorig jaar 600 en in 1957 nog 850 stuks. De jaren
lang maar zeer povere verdiensten en ook het
v/erk in de weekenden zijn mede oorzaken van
deze teruggang. Overigens zou vorig jaar naast
de slechte resultaten van de akkerbouw een flin
ke mestveestapel financieel niet onaantrekkelijk
zijn geweest. Specialisatie heeft veel voordelen
maar dat' de bedrijfsresultaten dan sterker zullen
wisselen dat hebben o.a. de jaren 1962 en 1963
duidelijk bewezen.
ALS het tot het eind van deze week behoor-
lijk droog blijft, zullen de meeste suikerbie
ten in WEST ZEEUWS-VLAANDEREN wel ge
rooid zijn. Zeker die percelen welke machinaal
gerooid worden. Want grote oppervlakten zijn er
niet meer. En onder de gunstige rooiomstandighe-
den, zoals we die nu aan het begin van de week
hebben, zullen de meesten niet langer wachten om
het restant van de bieten er uit te halen.
De kilo's suiker, die er nu nog bij kunnen ko
men, zouden wel eens meer kunnen gaan kosten
dan ze opbrengen!
Ook uit arbeidsorganisatorisch oogpunt is lan
ger wachten ongewenst. Want, zoals trouwens ook
in veel andere bedrijfstakken, kan men ook in de
landbouw geen gunstig rendement verkrijgen als
er te veel arbeidsuren aan een produkt besteed
moeten worden. Dit is met een eenvoudig reken
sommetje te bewijzen. Maar in de praktijk niet
altijd aan te ontkomen.
Het noopt ons wel steeds meer tot de noodzaak
om vooral geen extra risico's te nemen. Vandaar
dat het naar onze mening niet verantwoord is, om
nu nog bieten in de grond te laten staan, zeker
niet als men op machinewerk is aangewezen.
Het gaat er niet zo zeer meer om, wat een pro
dukt opbrengt, maar het komt er op aan wat er
van overblijft, en daar moeten we het nog altijd
van hebben.