Waar het om gaat!
Begroting Landbouwschap 1965 vastgesteld
1031
PACHTPRIJSVERHOGING
VOORLICHTING OVER
IJSSELMEERPOLDERS
GEVOLGEN VOOR DE TELER VAN
DE KWALITEITSREGELING VOOR
CONSUMPTIEAARDAPPELEN
CEBECO OOK IN CONSERVEN
Wist V dat....?
V R IJ D X G 13 NOVEMBER 19 6 1
DE elders in dit nummer opgenomen bekend
making van de verhoging van de pachtprijzen
op 15 november a.s. moet, gezien de voortdurende
staging van de eigenaarskosten en eigenaarslas-
ten, volledig verantwoord worden geacht. Ook is
dit het geval met de meerdere pachtprijsverhoging
voor de beste gronden dan die van de mindere
gronden. Door deze nieuwe indelingsmogelijkheden
kan een betere spreiding van de pachtprijzen Sn
verband met de kwaliteit van de grond bereikt
worden.
Bepaalde waterschappen hebben het onderhoud
van dijk- en wegsloten zelf in onderhoud genomen.
Volgens de nieuwe richtlijnen kan de eigenaar
deze kosten nu doorberekenen.
Wij achten het vanzelfsprekend van evenzeer
groot belang dat deze nieuwe pachtprijzen nu ook
doorberekend worden in de richtprijzen van onze
basisprodukten.
Verscheidene malen besteedden wij reeds aan
dacht aan de IJsselmeerpolders en de uitgifte van
de bedrijven aldaar. Toch blijken hierover vaak
nog steeds vele vragen te leven. Evenals voor
gaande jaren willen wij onze leden weer behulp
zaam zijn met voorlichting over vestigings- en
andere problemen, die hierbij van belang zijn.
Daartoe zal door de Z. L. M. in onze provincie
één of meerdere zitdagen georganiseerd worden.
De heer Sj. de Haan uit Emmeloord en een mede
werker van ons sekretariaat zullen hierbij aan
wezig zijn.
Wie belangstelling hiervoor heeft wordt ver
zocht zich vóór 17 november, dus vóór a.s. dins
dag, op te geven bij het sekretariaat van de Z. L.
M., Grote Markt 28, (telefoon 01100—5010) te
Goes. Daarna zal men nader bericht ontvangen
over de plaats en het tijdstip waarop dit onder
houd zal kunnen plaats vinden.
Het wordt voor alle aardappeltelers in de toe
komst van het grootste l»elang veel zorg aan de
teelt, het oogsten en de bewaring van de aardap
pelen te schenken. Het is wel mogelijk, dat men
dit niet algemeen als een voordeel ziet. Waarom
zou men blij zijn met het vooruitzicht nog meer
aandacht en zorg aan een gewas te moeten geven?
Men maakt dan een vergissing, aldus dr. ir. D. E.
van der Zaag, rijksconsulent voor de aardappel
teelt, en wel om de volgende redenen;
De producenten van consumptie-aardappelen
zijn er mee gediend, dat de afzet in het binnen
land zo groot mogelijk blijft. Dit kan men o.a.
bereiken door de consument een goed produkt
aan te bieden. Het verleden heeft bewezen, dat
dit alleen met een wettelijke regeling gaat.
Bovendien zal bedoelde verordening er toe
meewerken, dat meer aardappelen uitgesor
teerd worden. Deze aardappelen kunnen nu
niet meer op de markt komen. De kans op een
overschot wordt geringer en daardoor het in
elkaar zakken van de prijzen. Deze regeling
kan dus, vooral in de jaren, dat er zonder kwa
liteitsregeling een klein overschot zou zijn,
prïjsstimulerend werken.
Verder zou men kunnen overwegen in jaren
met zeer veel aardappelen de eisen (die mini
mumeisen zijn) iets hoger te leggen, bijvoor
beeld de maat 35 mm 40 mm uit te schake
len, waardoor het overschot veel geringer
wordt en de prijs weer gunstig zal komen te
liggen.
Hoewel men van de verordening geen wonderen
moet verwachten is toch wel aan te nemen, dat de
teler van consumptie-aardappelen met de regeling
de toekomst met iets meer vertrouwen dan voor
heen tegemoet mag zien.
Dezer dagen heeft de Nat. Coöp. Aan- en Vt»-
koopvereniging voor Land- en Tuinbouw CEBE
CO te Rotterdam het aandelen-pakket van Con
serven Blom n.v. te Doetinchem overgenomen.
Als commissaris van dit bedrijf is voorlopig de
plaatsvervangend algemeen direkteur van CE
BECO de heer F. de Wit aangewezen.
Met het overnemen van deze middelgrote con-
servenfabriek zet CEBECO haar eerste stappen
op industriële conservenverwerking. Voor de af
zet van onze land- en tuinbouwprodukten een
belangrijke stap, daar men op deze wijze inzicht,
kennis en ervaring in deze branche op kan doen.
Het gebied, dat CEBECO in de afzet gaat be
strijken, wordt steeds breder; een hoopvol teken
vsor de toekomst
VOOR vele jongere en ook wel oudere ondernemers is één van de grote vraagstukken wel de
financiering van de bedrijven. Nogmaals willen we er hierop wijzen dat de jongere toekomstige
ondernemer de gelegenheid moet worden geboden tot een zekere vermogensvorming. Dit dient voor
af geregeld te worden. In een vorig overzicht werd reeds op enkele mogelijkheden dienaangaande
gewezen. Uit verschillende reakties van uit de praktijk op dit overzicht kunnen we wel concluderen,
dat de mogelijkheden en de moeilijkheden wel worden onderkend, maar dat men de oplossingen dien
aangaande liever verschuift naar een later tijdstip. We dienen ons dan wel te realiseren dat de moei
lijkheden steeds groter worden en de oplossingen vele malen moeilijker. Het ondernemersschap, het
vakmanschap, wordt door de vader, op de scholen en in het eigen bedrijf zo veel mogelijk aan de
zoon-opvolger meegegeven. Vroeger was dit in vele gevallen voldoende. Het kapitaal, (de financie
ring) de ekonomie gaan, doordat er steeds meer arbeid wordt en moet worden vervangen door kapi
taal een steeds grotere rol spelen. Het bevreemdt ons dan ook wel eens dat er voor de ekonomie zo
weinig interesse bestaat. Iedere boer kent de opbrengsten van de gewassen. De kostenkant wordt
te vaak gelaten voor wat ze is. Over de financiering wordt in vele gevallen in 't geheel niet gespro
ken. De mogelijkheden zijn in vele gevallen onbekend.
UAN het Borgstellingsfonds voor de Landbouw en van het Waarborginstituut voor de Tuinbouw
wordt in Zeeland weinig gebruik gemaakt. De mogelijkheden die banken bieden worden niet
altijd volledig benut. De banken zijn niet alleen spaarbanken. Wij van onze kant zijn gaarne bereid
voor jonge toekomstige ondernemers en ook bestaande ondernemers een korte financieringscursus
te organiseren die gericht is op de praktijk en dit dan gedurende enige middagen of avonden. Ligt
hier geen drieledige taak
a. voor de ouders, om hun zoons op het belang hiervan voor hen te wijzen?
b. voor de jongeren, opdat zij straks niet voor moeilijkheden komen te staan, £ie mede bepalend zijn
voor hun toekomst?
c. voor de Land- en Tuinbouwscholen, zowel de lagere als de middelbare, die als centraal punt kun
nen fungeren voor een vervolgcursus op financieringsgebied van hun oud-leerlingen?
Direkteuren van Landbouwscholen, jongeren en ouderen, we willen dit overzicht zien als een
open brief met een vraag. Wij hopen op vele antwoorden. Op uw individuele vragen hopen wij
zonodig met behulp van anderen antwoord te geven.
J. M.
IN de openbare vergadering van woensdag 4 november 1964 heeft het bestuur van het Landbouw-
1 schap de begroting van de inkomsten en uitgaven voor 1964 vastgesteld. De begroting wijst een
bedrag van 8.500.950,aan uitgaven aan voor de gewone dienst. Hiertegenover is een bedrag van
ƒ8.881.000,aan inkomsten geraamd. Er kan dan een bedrag van ƒ380.050,aan de algemene reserve
worden toegevoegd. Deze algemene reserve dient mede ter financiering van de lopende uitgaven.
Overeenkomstig het voorstel van het dagelijks bestuur besloot het bestuur om het basisbedrag van
de heffing te verhogen. De heffing wordt nu van 4,op 5,per hectare bouw- of grasland ge
bracht.
De heffingsverhoging wordt naar evenredigheid ook toegepast voor de overige categorieën grondge
bruik, namelijk vollegrondsteelt groenten, fruit ƒ10,63 (voorheen ƒ8,50) per hectare; vollegrondsteelt
bloemen, boomkwekerij ƒ25,(ƒ20,per hectare; bloembollen ƒ40,(ƒ32,per hectare; tuin
bouw onder glas ƒ60,(ƒ48,per hectare; griend en riet ƒ1,88 (ƒ1,50) per hectare.
De heffingsbedragen voor varkens evenals die voor hennen en eenden blijven ongewijzigd. Evenals
voor 1964 geldt voor het komende jaar, dat een heffing, die minder dan tien gulden zou bedragen, niet
wordt opgelegd.
/j/i EN de waarde van effecten op verschillende wijze bepalen kan?
In ons vorig artikeltje behandelden we de intrinsieke waarde met behulp van de balans. Nu wit
ik eens praten over de RENDEMENTSWAARDE: Ik omschreef deze als „de waarde op basis van
de opbrengst, het rendement, dat een effect afwerpt".
Dit geldt zowel voor obligaties als voor aandelen, maar omdat dit bij aandelen het duidelijkst
spreekt wil ik het alleen daarover hebben. De opbrengst van een aandeel noemen we in het alge
meen DIVIDEND en het is de hoogte van dit dividend, van deze opbrengst, die de rendementswaar de
bepaalt.
Dit is een algemeenheid, die aanvulling behoeft. Deze waarheid geldt hoogstens voor aandelen van
dezelfde of volkomen gelijke ondernemingen. Tal van andere factoren spreken ook een woordje mee.
We noemen slechts:
a. de aard van de onderneming en het risico dat men loopt door zijn geld „in deze onderneming te
steken",
b. het dividendverloop in het verleden, het tegenwoordig dividend en de dividendverwachting voor
de toekomst,
c. de geldende rentestand.
Over elk van deze factoren een paar korte opmerkingen.
a. DE AARD VAN DE ONDERNEMING
Betreft het een onderneming die vrij regelmatige winsten maakt en waarvan de leiding een rus
tig en stabiel beleid voert en die uit andere hoofde (b.v. politieke omstandigheden) weinig risi
co loopt, dan zal men des te eerder hierin „meespeleü" en één of meer aandelen kopen.
De plaats van vestiging is dus zeer belangrijk.
b. HET DIVIDENDVERLOOP
Zowel de hoogte als de regelmaat van het dividend spelen een rol bij de bepaling van de rende-
mentswaarde. Hoe hoger en regelmatiger het dividend in het verleden was, hoe meer vertrouwen
de beleggers zullen tonen, temeer als naar redelijke verwachting de toekomst vertrouwen inboe
zemt.
c. DE GELDENDE RENTESTAND
Eerst een eenvoudige opmerking. Wie f 1.000,uitlenen wil (beleggen dus) ?n kan kiezen tussen
twee buren A. en B. zal dit aan A. geven als deze 5 rente wil geven en B. maar 4 als alle
andere omstandigheden gelijk zijn. Dit is een eenvoudige voorstelling van de invloed van de rente.
Met dit eenvoudige voorbeeld wil ik het begrip rendementswaarde nog nader toelichten.
Wie f 1.000,aan A. leent trekt daarvan f50,rente en wie aan B. f 1.000, leent trekt f40,
rente.
F\1T rendement is nu bepalend voor de rendementswaarde (zie de omschrijving hierboven). De
waarde van de vordering op A. is, als al het andere gelijk blijft hoger dan die op B. en wel in
een verhouding als 5 staat tot 4.
Laten we nu eens aannemen dat een rente van 5 voor eenonderneming als die van A. en B.
normaal wordt geacht. Wat is dan de rendements-waarde van een vordering op A. en van een vorde
ring op B?
In de onderneming A. wil men 5 van zijn geld maken en krijgt dit ook, voor een vordering van
f 100,zal men dan ook f 100,willen geven. Van een vordering op B. trekt men maar 4%, terwijl
men 5% wil. Van 100,— die men aan B. leent trekt men dus maar f 4,d.w.z. maar evenveel als
men krijgt door f80,aan A. uit te lenen. We zeggen nu dat de rendementswaarde van een vorde
ring op B. is, 4/s x 100 f 80,
Indien U nu in plaats van vorderingen op A. en B. leest aandelen A. en aandelen B., dan heeft U een
eenvoudig beeld van wat onder de rendementswaarde van een aandeel moet worden verstaan en
als U nu dit artikeltje met dat van vorige week vergelijkt, ziet U duidelijk het verschil tussen IN
TRINSIEKE waarde en RENDEMENTSWAARDE. MEIJER&.