Contractteelt in nieuwe banen
DINGEN VAN DE WEEK
Gladiolen rooiprobleem opgelost...?
989
SCHATTING VAN DE OOGST VAN APPELEN EN PEREN
Seizoen 1964/65
VRWDAG 3 0 OKTOBER 1964
EEN belangrijk punt bij de contractteelt is hoe kan het anders! het contract. Deze teelt immers
berust op 'n afspraak tussen teler en kweker-handelaar of industrie, een overeenkomst die reeds
vóór de inzaai wordt beklonken. En het ligt voor de hand dat 't in zo'n geval niet bij woorden blijven kan,
dat zo'n overeenkomst in het een of andere document moet worden bezegeld.
Dat er in zo'n contract heel wat punten aan de orde komen, laat zich begrijpen. Het zaad dat door de
kweker-handelaar wordt geleverd, het tijdstip en de wijze van zaaien, de hoedanigheid en de bewerking
van de grond, de oogst en niet te vergeten de prijs die ten slotte kan worden bedongen: het zijn
allemaal zaken die in dit verband hun toontje meezingen voor de kweker-handelaar of de fabriek,
maar die van niet minder betekenis zijn voor de teler. Ook voor hem immers staan hier grote belan
gen op het spel.
De volgende cijfers kunnen een beeld geven van de ontwikkeling van de contractteelt in Nederland,
piet name in de jaren na de tweede wereldoorlog. Om dan maar met de graszaden te beginnen, dien
aangaande vinden wij voor 1947 een areaal van 1747 ha genoteerd, voor 1957: 4748 ha en voor 1964:
12122 ha. Dat zijn dunkt ons cijfers die ons wat te vertellen hebben. Wat de zaden van de akker
bouwgewassen betreft noemen wij het suikerbietenzaad. Hiervoor vermeldt de statistiek ten aanzien
van het jaar 1946: 1100 ha op contract, en voor 1964 2900 ha, die bijna volledig in Groningen geteeld
worden.
De contractteelt voor de conservenindustrie heeft een belangrijke plaats ingenomen in ons land en.
het laat zich aanzien dat die plaats in de komende jaren nog beduidend groter zal worden.
Zo is de teelt van doperwten (7300 ha) oorspronkelijk een tuinbouwgewas nu reeds vrijwel ge
heel naar de akkerbouw overgeheveld. Deze teelt immers kan met de machine worden bedreven, waar
door ook hier de „grotere eenheid" de aangewezen vorm van produktie is geworden.
Andere gewassen, die hier nog genoemd kunnen worden zijn: slabonen, in 1964 op contract 1347 ha
bij een totaal van 3170 ha; knolselderij: in 1964 op contract 318 ha bij een totaal van 729 ha.
Allemaal cijfers menen wij die dé betekenis van de contractteelt in Nederland duidelijk in het
licht stellen. En wat niet minder belangrijk is: alles wijst erop, dat die betekenis de komende jaren
nog belangrijk zal toenemen.
Sommige telers moesten door fustgebrek overgaan tot het storten van hun fruit, een nood
maatregel die gelukkig weinig moest worden toegepast in Zeeland en meestal alleen plaats
vond bij de mindere rassen.
De directie tuinbouw van het ministerie van
landbouw en visserij heeft een eerste schatting
van de produktie van appelen en peren voor het
seizoen 1964/65 gemaakt op 14 juli 1964. Nu de
vroege rassen reeds zijn verkocht en de oogst van
de herfst- en winterrassen onder doorgaans gun
stige weersomstandigheden plaats heeft, is het
inzicht in de gplukte hoeveelheden ruimer gewor
den. Er is aanleiding de raming van de produk
tie van APPELEN van 350 tot 375 miljoen kg en
die van PEREN van 125 tot 130 miljoen kg te
verhogen.
HEBT U ook wel eens het gevoel dat het leven
steeds drukker en jachtiger wordt? Als tuin
ders ervaren we het dit jaar wel bijzonder sterk.
Naarmate we meer mechaniseren lijkt het of er
steeds meer werk op ons af komt. Eigenlijk komt
er helemaal geen eind aan. Van het genoeglijke
leven van de geruste landman is in 1964 niet
veel meer overgebleven. Het is een harde strijd
om het bestaan en wie zich niet voor honderd
procent inzet moet ervaren dat er heel weinig
binnen komt.
In de fruitsektor wordt nog steeds onder hoog
spanning gewerkt om de geweldige oogst binnen
te halen. Er zullen deze week wel verschillende
telers klaar gekomen zijn met de pluk maar op
de grote en middelgrote bedrijven moet nog heel
wat gebeuren. Het gaat nu wel spannen want de
weersgesteldheid krijgt steeds meer najaarsallures.
Regen en wind komen vaker voor en het wordt
kouder. Dat laatste animeert dr vrouwen en meis
jes niet om naar onze boomgaarden te komen
voor de pluk. Omdat ze de hele zomer en het na
jaar bij ons hebben gewerkt laten ze ons ook nu
nog niet in de steek maar het gaat toch niet meer
van harte.
We kunnen ons voorstellen dat menige fruit
teler een zucht van verlichting zal slaken wanneer
het laatste fruit van deze oogst in de kist zit. Het
fustprobleem is ook een groot vraagstuk. De vei
lingen hebben gedaan wat ze konden om het zo
goed. mogelijk te doen verlopen.
Hierbij komt dat we als telers ook dikwijls
vooraf ons hebben laten horen. We hadden onze
zorgen rond de fustvoorzieningen en meestal ging
het dan om de vraag wat we zouden moeten doen
wanneer er geen kisten meer te krijgen waren.
We hebben echter ook moeten constateren dat we
soms wel de plaag hebben geroepen voor ze er
werkelijk was. „We riepen auw voordat het zeer
deed" zeggen we in Zeeland, waarmee we overi
gens niet willen zeggen dat er geen telers zijn ge
weest die schade hebben geleden door tekort aan
fust. Duidelijk is naar voren gekomen dat er voor
een dergelijke topoogst geen fust is aan te halen.
Een schrale 'troost is het, dat elke Nederlandse
fruitteler met dit probleem heeft gezeten en nog
zit.
Bijzonder gelukkig mogen we zijn met het feit
dat er zoveel vraag is naar ons fruit op de bin
nen- en buitenlandse markten. Er gaat namelijk
veel de grenzen over maar ook in ons land wordt
er veel verkocht. We hebben de indruk dat de
Nederlandse consument op het ogenblik ook pro
fiteert van de grote fruitoogst en dat de prijzen
die ze moeten betalen voor ons fruit in wat rede
lijker verhoudingen tot de prijs die wij krijgen
zijn gekomen, dan in de zomermaanden het geval
was.
We zagen vorige week zaterdag op de markt in
Goes redelijke Cox's Orange Pippin verkopen tegen
een prijs van 5 kg voor een gulden. Dat waren
de kleine maten en III grof kwaliteit maar dat
is beslist niet overvraagd. We hebben ook gezien
dat de handelaar die tegen deze prijs zijn produkt
aan de consument bracht, goede zaken deed.
We mochten constateren dat de grootwinkel
bedrijven ons fruit tegen een redelijke prijs ver
kopen. In de gewone fruitwinkels moet uiteraard
wat meer worden betaald maar we moeten er
bij zeggen dat we in onze directe omgeving toch
geen uitwassen zagen want de hogere prijzen in
de fruitwinkels werden meestal gerechtvaardigd
door de betere kwaliteit en het grotere sortiment.
We zagen ook in enkele steden van Holland ons
fruit verkopen en hoewel dan blijkt dat er nog
veel geld zit tussen de schakel tuin - tafel, de
verhoudingen zijn ook daar wat gunstiger dan
enkele maanden geleden.
We hoorden wel de klacht in onze grote steden
van mensen met kinderen dat ze geen kleine
appelen konden kopen dit jaar en men vroeg ons,
of die er niet waren. De detailhandelaar had niets
dan groot fruit. We moesten vertellen dat die
kleine appels bij ons niet verkocht worden voor
verse consumptie en naar de fabriek gaan en dat
wij in de mening verkeerden dat de consument
enkel grote vruchten wou hebben.
Over die afzet van ons fruit hebben we de laat
ste tijd reeds meer opmerkingen gemaakt. Het is
een moeilijk vraagstuk waar we nog niet direkt
uit komen. Zou er geen mogelijkheid zitten in een
proef met door onze veilingen gesteunde verkoop
punten voor fruit in enkele van onze voornaamste
verkoopcentra in de grote steden. We denken dan
aan het koophart van Rotterdam, aan het verkoop
centrum bij Rijswijk en aan Amstelveen. Het is
maar een gedachte. We kunnen nog niet direct
zeggen hoe het zou moeten maar misschien zou
in deze richting iets gedaan kunnen worden. We
zijn overtuigd van de nuttige funktie van de han
del. We willen ze niet uitschakelen maar misschien
dat we daarnaast als telers ook wat zouden kun
nen doen.
Tot de volgende week.
UET rooien van gladiolen vraagt veel tijd. Veelal maakt men daarbij gebruik van een lichter, waar-
na de knollen worden opgetrokken. Het loof wordt vlak boven de knol afgeknipt of afgebroken.
Bij het afbreken is het belangrijk, dat de beschermende schedebladeren niet inscheuren. Ras en rooi-
tijdstip zijn bepalend of er geknipt of gebroken kan worden. Al met al veel werk in een periode
met vaak slecht weer.
Arbeidskrachten zijn schaars en duur. Al enkele jaren wordt gezocht naar een oplossing voor het
rooiprobleem, ook door de heer J. Rademakers uit Kruisland. „Hoe kan het breken of knippen wor
den gemechaniseerd?" is een vraag die bij hem al enkele jaren bestond. Zowel aan rooimachines
als afsnijdapparaten heeft hij al jaren gewerkt in verband met de noodzakelijke arbeidsbesparing.
Vooral ook met de bedoeling om mechanisch te kunnen rooien, werden dit jaar de gladiolen op rug
gen geplant.
Een loofplukker. Woonachtig in een gebied waar veel pootaardappelen worden geteeld, kwam hij
op het idee het eens te proberen met de „Vicon aardappelloofplukker". Zonder enige verandering
aan te brengen, begon hij ermee. Het resultaat was verrassend. De machine bleek uitstekend te vol
doen. Het resultaat was gelijk aan het met de hand afbreken van het loof. Onder normale om
standigheden kan 1 ha per dag worden getrokken. Het is daarom ook aantrekkelijk, omdat men
hierbij uitgaat van een bestaande machine, die op dat moment niet voor andere doeleinden behoeft
te worden gebruikt.
Werkwijze. De loofplukker wordt getrokken door een vierwielige trekker. Het draaiende gedeelte
wordt aangedreven door de aftakas van de trekker. De tandwielkast van de loofplukker heeft een
drieledige functie, namelijk het aandrijven van: a. de twee roterende verdelers, b. het freesmecha
nisme en c. de twee trekwalsen.
De twee roterende verdelers hebben een tegengestelde draairichting. Ze zorgen voor de opvoer
van het loof. De frees slaat het gladiolenloof tot op 20 cm boven de rug stuk. De trekwalsen
zijn twee met lucht gevulde rubber ballonnen, die tegen elkaar drukken en ook een zeer snel
tegengestelde draairichting hebben. De resterende 20 cm loof wordt door deze walsen gepakt en
van de knol getrokken. De druk van de walsen op weerszijde van de rug houdt de knollen op
hun plaats.
Het rooien van de knollen. De knollen die in de ruggen zijn achtergebleven, rooit de heer Rade
makers met een machine die ook voor tulpen wordt gebruikt. Mogelijk zijn meerdere machines daar
voor bruikbaar. De bruikbaarheid is vaak afhankelijk van de structuur van de grond. Gezien de
geringe ervaring en de verschillende grondsoorten lijkt het juist, hierop niet verder in te gaan. Dit
dient eerst nader te worden onderzocht.
R. T. C. „Goes", A. SPRUIT.