KNLC
MAU RITS PLEIN 23
Ontwikkeling ten plattelande
Landbouw-Comité-prijs 1963
kritisch beschouwd op K. N. L.C. jaarvergadering
te Assen
uitgereikt aan drs. A. L. A. Moret
986
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
DE vorige week vond te Assen de algemene vergadering
plaats van het Landbouw-Comité. Daarbij werd voor
het eerst in de geschiedenis van het K. N. L. C. door een
drietal niet-agrariërs een visie gegeven op de ontwikkeling
die het platteland doormaakt. Kritische kanttekeningen
werden geplaatst door drs. M. C. Verburg, directeur van
het Economisch-Technologisch Instituut in Zeeland, drs.
P. A. Wolters, burgemeester van Coevorden, en ds. H. Bar
deloos, directeur van het Vormingscentrum der N.H. Kerk
„De Klencke" te Oosterhesselen. Van de openingsrede van
de voorzitter, ir. C. S. Knottnerus, werd de vorige week
in de landbouwbladen reeds uitvoerig verslag uitgebracht,
zodat wij ons hier beperken tot een weergave van de in
leidingen van de twee genoemde sprekers. Op de ziens
wijze van ds. Bardeloos komen wij volgende week terug.
De hier kort weergegeven
inleidingen, gehouden op de
algemene vergadering van het
K. N. L. C. te Assen zullen
binnenkort tot één artikel
verwerkt verschijnen in de
kaderreeks „Kern en Keur"
van de P. J.G. N. Bestellingen
hierop kunnen nu reeds woi<.
den genoteerd. De abonne
mentsprijs van deze reeks (8
nummers per jaar) bedraagt
5,Losse nummers zijn
verkrijgbaar a ƒ0,75 bij de
P. J. G. N., Prins Mauritsplein
23, Den Haag.
LANDBOUW EN REGIONALE
DECENTRALISATIE
Dat waren de begrippen waarover
drs. M. C. Verburg zijn inleiding
hield. Hij stelde vast, dat de eigen
heid van de plattelandsontwikkeling
meer dan tot nu toe regionaal naar
voren gebracht zal moeten worden.
De regionale industrialisatiepolitiek
is veel te veel afhankelijk van de
administratieve grenzen die wij tegen
woordig nog kennen. Dat het anders
kan toont b.v. België waar meer
wordt gewerkt met ontwikkelings
gewesten.
TIEN CIJFERS
ACHTER DE KOMMA
Op tien cijfers achter de komma
nauwkeurig kan men de bietenprijs
vaststellen, maar op tien cijfers voor
de komma nauwkeurig weet men nog
niet wat een zeehaven kost, zo stelde
de spreker vast. Want in de grote
steden rekent men nu eenmaal min
der met kosten van uitbreidingen
dan men dat op het platteland doet
en wel moet doen. Over een dubbel
tje meer op een tramrit in steden als
Amsterdam en Rotterdam wordt nau
welijks gesproken. De stad is er nu
eenmaal en daarvoor moet gezorgd
worden. Een van de oorzaken van
deze wijze van denken is te vinden
in het feit, dat vele planologen den
ken vanuit stedebouwkundige opvat
tingen. Vanuit die opvattingen, aldus
drs. Verburg wordt kassenbouw
tegengegaan: de stedeling waardeert
het landschap. De betekenis van in
dustrie-vestiging in plattelandsker
nen wordt onderschat en het toeris
me wordt ruimtelijk sterk begrensd.
Zo ontstaan er grote agrarische ge
bieden die achterop raken omdat er
planologisch gezien niets mag gebeu
ren.
PLATTELANDERS TEKORT
De industriële vestigingsplaatsen
zijn tamelijk willekeurig vastgesteld.
Er zit in onze dynamische tijd veel
te weinig ontwikkelingsmogelijkheid
in dit systeem. Het overwegend ste
delijk denken van onze planologen
maakt ook dat elke plaats die zich
respecteert zijn uitbreidingsplan moet
hebben. Als deze alle gerealiseerd
worden is er over vijf jaar plaats
voor 30 miljoen Nederlanders. Daar
komen wij plattelanders tekort, die
tot voor kort nog naar de grote in
dustriecentra trokken.
PLANOLOGEN
EN SOCIOLOGEN
De sociologen zullen de planologen
moeten helpen bij het uitmaken waar
de mens straks wil wonen. Dan gaat
het minder om de gemeente-grenzen
waarmee men nu rekent, maar om
de vraag of men zich thuis zal voe
len. Naast de planning die vanuit de
stad denkt zal er een planning moe
ten komen die denkt vanuit het plat
teland. Nu overweegt nog sterk de
stadsplanning, waarbij men geneigd
is tot bruut ingrijpen op het platte
land.
Er wordt b.v. te weinig gedacht
aan de kleine dorpen, die soms met
een betrekkelijk kleine impuls weer
tot leven gewekt kunnen worden.
Zelfs gaat men zover dat men aan
dergelijke dorpen de vrijheid niet
laat tot uitbreiding. Te weinig wordt
ook de aandacht gevestigd op het
feit dat de ligging aan spoorwegen,
waterwegen of verkeerswegen dé
dorpen nieuwe mogelijkheden kun
nen geven.
Te zeer wordt nog gedacht aan be
staande kernen, die vergroot kunnen
worden, te weinig aan nieuwe ver
bindingen die de komende jaren tot
stand komen en die aan nieuwe plaat
sen kansen bieden.
DORPENPLANNEN
In het Noorden van ons land zijn
over de planologie ten plattelande
gezonde plannen uitgebracht. Daarbij
wordt b.v. uitgegaan van het aantal
leerlingen nodig om een school te be
volken. Daarbij worden die dorpen
bestraft, die geen kerkelijke eenheid
vormen, want zij moeten meer in
woners tellen om gescheiden op te
kunnen trekken. Ook hier zal het
platteland moeten leren dat vrijwil
lige samenwerking nodig is, zoals de
boer dat momenteel ook op zijn ter
rein leert. Denkbaar zou het zijn dat
streeksgewijze aan planologie werd
gedaan. Daarbij gaat het b.v. om een
aantal plattelandsgemeenten dat tot
samenwerking komt bij wegenbouw
en woningbouw, bij industrie-ontwik
keling, bij recreatie-plannen.
De krachten die hier leven moeten
tot ontwikkeling gebracht worden en
in de algemene planologie worden in
gebouwd. Niet van bovenaf alleen,
zoals nu nog te veel gebeurt, moet
de planologie worden opgezet, maar
ook van onder op moet er groei zijn.
Voor een harmonische ontwikkeling
is dat van betekenis.
OVERHEID EN
PLATTELANDSONTWIKKELING
Dat was het onderwerp dat door
drs. P. A. Wolters op de algemene
vergadering van het K. N. L. C. ter
sprake werd gebracht. De heer Wol
ters stelde dat de politiek van de
overheid die in de vorige eeuw
nog passief jvas in dezen in de
crisisjaren meer actief werd. Na de
2e wereldoorlog werd gestreefd naar
een algemene werkgelegenheid. Daar
de werkloosheid streeksgewijze sterk
verschilde werd gestreefd naar een
regionale industrie-bevordering, eerst
gericht op achtergebleven gebieden,
daarna op die gebieden waar de be
volking nog steeds wegtrok naar de
industriecentra. Momenteel gaat het
overheidsbeleid er van uit dat er op
dit terrein enkele „trekpaarden" no
dig zijn: de gehandhaafde kernen.
Anderzijds kan men stellen dat de
industrie voor elke werknemer be
reikbaar moet zijn. Industrie en land
bouw hebben elkaar in dit opzicht
dringend nodig. De landbouw en ook
de landbouwindustrie (als seizoenbe-
drijf) hebben te kampen met gebrek
aan arbeidskrachten. Als er geen in
dustrialisatie plaats vindt verliest het
platteland aan economische mogelijk
heden, wat op den duur ten nadele
werkt van de boer. Daarom heeft ook
de boer. belang bij industrialisatie,
bij toerisme en bij een gezonde mid
denstand.
Rationalisatie, mechanisatie, con
centratie van landbouw industrieën
en kernvorming die van onderop
moet groeien zijn nodig voor een
gezonde ontwikkeling van het plat
teland in de toekomst.
CULTUREEL LEVEN
Pas als aan deze voorwaarden is
voldaan is een cultureel leven van
school, kerk en vereniging mogelijk.
Verwezenlijking van een gezonde
plattelandssamenleving vraagt dan
ook regionale industrialisatie, bevor
dering van het toerisme en verbete
ring van de infrastructuur van de
streek. Dit alles vraagt samenwer
king tussen overheid, bedrijfsleven
en verenigingsleven. Daarbij moet in
economisch-geografische eenheden,
in streken worden gedacht.
Om een juiste planning mogelijk te
maken acht drs. Wolters planning op
korte termijn d.m.v. b.v. industriali
satie-nota's nodig, maar ook plan
ning op langere termijn. Het blijkt
nu immers dat op het gebied van
verkeer en woningbouw in dit op
zicht in het verleden te kort is ge
schoten
Bij onze planning dient niet in eer
ste instantie de vraag te worden ge
steld wat de overheid wil, maar voor
al wat de mens zelf voor wensen
heeft. Daarbij sloot drs. Wolters ge
heel aan bij de gedachten van drs.
Verburg.
Op de algemene vergadering van het K. N. L. C. te Assen op 22 oktober jl.
werd de Landbouw-Comité-Prijs 1963 groot duizend gulden toegekend
en uitgereikt aan drs. A. L. A. Moret, leraar in de economie aan het Amers-
foorts Lyceum.
De voorzitter van de jury voor de toekenning van deze jaarlijkse prijs, dr. K.
van Dijk, -merkte daarbij op, dat deze prijs wordt toegekend aan iemand die
,op bijzondere wijze heeft bijgedragen tot het versterken van de goede be
trekkingen .tussen het Nederlandse volk en zijn land- en tuinbouw. De heer
Moret nu heeft van de aanvang af niet alleen zijn medewerking verleend
aan de adoptie van scholen door landbouworganisaties, maar hij heeft boven
dien getracht in deze activiteiten een bredere strekking te geven, door ze
te betrekken bij de zo nodige vernieuwing van het onderwijs. Hij heeft ge
pleit, zowel in de dagbladen als ook in vakbladen voor het opnemen van deze
adoptie in het leerplan van scholen, met als doel een tegenwicht te krijgen
tegen al te eenzijdig intellectueel onderwijs en tegen verbrokkeling van het
onderwijs door het systeem van vakleraren. De bedoeling was daarbij boven
dien om de zelfwerkzaamheid van de leerlingen te bevorderen.
De heer Moret de hem toegekende prijs beschouwend als mede bestemd
voor de velen die zich voor de scholen-adoptie inzetten wees in zijn dank
woord nog eens op de stroomversnelling waarin wij allen leven. Mogelijk
dat we in het jaar 2000 ook op de boerenbedrijven met electronische „reken-
tuigen" die ons de bouwplan-mogelijkheden en de bemestingsmogelijkheden
in korte tijd voor rekenen. Maar de beslissing blijft uiteindelijk aan de boer
zelf, zo stelde hij. De technische ontwikkeling brengt ons allen dichter bij
elkaar. Bij dit alles blijft het werk van de boer steeds noodzakelijk, aldus
de heer Moret.