Europese ordening groente- en fruitmarkt Een belangrijk voorstel VRIJDAG 23 OKTOBER 1964 .Officieel ofgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouH en Veeteelt in Zeeland Fr ar kering bij abonnement: Terne uzen 52e Jaargang No. 275$ [IET georganiseerd Tuinbouwbedrijfsleven bespreekt en bestudeert in deze weken uitvoerig een voorstel van de Europese Commissie om meer ordening te brengen in de markt van een aantal soorten groenten en fruit. Dit geschiedt in ons eigen land in de afdeling tuinbouw van het K. N. L. O., in de Hoofdafdeling Tuinbouw van het Landbouwschap en zeer speciaal in een reeds vroeger gevormde werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van het Centraal Bureau voor de Tuinbouwveilingen en de drie Centrale landbouw organisaties. Maar ook in E. E. G.-verband heeft dit voorstel sterk de aandacht getrokken en zo wijdt het Presidium van het C. O. P. A. (het orgaan van de landbouw* organisaties uit de zes landen) er op 29 oktober een vergadering aan en ver gadert de dag erna het Raadgevend Comité voor Groenten en Fruit van de E. E. G. erover. In dit laatste comité zitten vertegenwoordigers van de telers, de coöperatie, de handel, de verwerkende industrie, de werknemers en de consumenten uit de zes E. E. G.-landen. Het is één van de adviesorganen van bet lid van de Europese Commissie dr. S. E. Mansliolt. WAAR HET OM GAAT OP 14 januari 1962 werden na een lange mara thonzitting door de Raad van Ministers van de E. E. G. een vijftal verordeningen aanvaard, waarvan er een handelde over de marktordening voor groenten en fruit. Het betrof hier een 21-tal produkten, waarvoor de zes landen gemeenschap pelijke kwaliteitsnormen hadden aangenomen. Men herinnert zich nog, dat volgens deze veror dening de onderlinge handel in deze genoemde pro dukten in de klasse Extra per 1 augustus 1962 vrij kwam, terwijl de handel in klasse I op 1 januari van 1964 vrij werd gelaten. De handel in kwali teitsklasse II komt per 1 januari 1966 vrij. De nog bestaande belemmeringen ten opzichte van de in voer uit derde lèmden, niet lid van de E. E. G. wer den gelijk gemaakt. Toch is er nog geen volledig vrije markt ontstaan, want volgens deze verorde ning mocht iedere lid-staat onder bepaalde voor waarden een beroep doen op de zogenaamde vrij waringsclausule. Werd dit beroep door de Brussel se instanties toegewezen, dan kon de betrokken staat de grens alsnog sluiten of een minimum- invoerprijs vaststellen. Een dergelijk beroep wordt toegestaan bij een ernstige marktverstoring door een te grote aanvoer van zowel het in eigen land geteelde produkt als van de invoer uit een ander E. E. G.-land. Teneinde ook deze bestaande, op elk ogenblik mogelijk optredende handelsbelemmerin gen weg te nemen, heeft de Europese Commissie in juli van dit jaar haar voorstel bij de SLaad van Ministers ingediend. WISSELEND AANBOD EN PRIJZEN HET is voor iedere ingewijde bekend, dat bij vele soorten groente en fruit de omvang en het tijdstip van het aanbod in belangrijke mate be paald worden door de weersomstandigheden. Ook de vraag van het publiek hangt hiermede samen en daardoor eveneens de prijsvorming. Grote schom melingen treden elk jaar weer op, vooral bij de bederfelijke produkten, zulks dikwijls ten nadele van de telers. In ons eigen land zorgt een goed opgezet systeem van veilingen ervoor, dat optredende overschotten bij de aanvoer tegen minimum-ophoudprijzen uit de markt gehouden worden, waardoor een totale ineenstorting van die markt voorkomen wordt. Bij dit stelsel gelden echter een drietal principes. 1. De prijsvorming is geheel vrij, waardoor de prijs steeds het evenwicht tussen aanbod en vraag kan herstellen, 2. De ophoudprijs, waarvoor produkten uit de markt gehouden worden wanneer deze verza digd is, mag geen stimulans voor de teelt of voor teeltuitbreiding betekenen. 3. De kosten, verbonden aan het uit de markt nemen, het eventueel vernietigen van het pro dukt of het vinden van een afzetmogelijkheid bij de verwerkende industrie, moeten door de telers van het produkt zelf worden opgebracht. Hierdoor vermijdt men overheidsingrijpen en bevordert het belang, dat de telers bij een goede regeling hebben. Het voorstel van de Europese Commissie ver toont op het eerste gezicht wel overeenkomsten met ons Nederlandse systeem. Het kent bepalingen, die het oprichten van telersverenigingen sterk bevordert. In de zes E. E. G.-landen kennen alleen Nederland en België het veilingsysteem De afzet van groenten en fruit geschiedt in de andere lan den op een veel vrijere en daardoor chaotischer wijze met hier en daar wel coöperatieve afzetorga nisaties, die echter veelal geen grote invloed op het marktverloop uitoefenen. Nieuw op te richten telersorganisaties kunnen wol gedurende een aantal jaren een subsidie krijgen voor hun administratieve kosten en op deze manier van de grond komen. Dit is een van de twee belangryke onderdelen van de or dening van de Europese Commissie en dit prin cipe valt zeker te ondersteunen. De voorwaar den, waaraan de statuten van deze telersvereni gingen moeten voldoen, bevatten echter enkele punten, waarmede wij minder gelukkig zijn. Een belangrijke bepaling is namelijk, dat deze statuten regelen moeten bevatten strekkende tot de kwantitatieve aanpassing van de protfuk- tie aan de afzetmogelijkheden. Het betekent, dat de leden gedwongen moeten kunnen worden de produktie van een tufnbouwprodukt in te krim pen of misschien zelfs uit te breiden. Wij staan echter in ons land op het standpunt, dat de in dividuele teler zelf verantwoordelijk moet blij ven voor zijn teeltplan en ook zelf de risico's moet blijven dragen. Deze kwestie hangt uiteraard nauw samen met het hierboven onder 3 vermelde beginsel, dat de kosten van het uit de markt houden door de telers van het produkt zelf gedragen dienen te worden en dat de ophoudprijs geen enkele stimulans tot teeltuitbreiding mag inhouden. In het voorstel van de Europese Commissie wordt namelijk, zoals wij zullen zien, aan deze twee beginselen geweld ge daan. Om nog even terug te komen op de bepaling in zake dfe kwantitatieve aanpassing, het is duidelijk, dat deze alleen van bovenaf, dus door de instanties in Brussel zal kunnen worden opgelegd en dan door de telersverenigingen kan worden uitgevoerd. Het is onzes inziens namelijk ondenkbaar, dat oen telersorganisatie, waaronder onze veilingen zullen vallen, voor zijn leden een beperking van de pro duktie van bijvoorbeeld bloemkool of tomaten gaat voorschrijven zonder dat dit zelfde in andere nabij gelegen teeltgebieden eveneens gebeurt. DE INTERVENTIEREGELING UET tweede belangrijke onderdeel van de voor- gestelde verordening betreft een regeling voor het uit de markt houden en nemen van over schotten. Hier dient allereerst vermeld te worden, dat het voorlopig om een achttal tuinbouwproduk- ten gaat, namelijk: tomaten, bloemkool, appels, peren, perziken, sinaasappelen, mandarijnen en tafeldruiven. Het is interessant enige cijfers van de produktie in de E. E. G.-landen te bezien dat onderaan deze pagina opgenomen werd. Een duidelijker illustra tie vaji het grote belang van Italië bij de groente en fruitsector is niet denkbaar. INSCHAKELEN PRODUCENTENORGANISATIES [JE vorengenoemde producentenverenigingen V zullen ingeschakeld worden bij 't uit de markt nemen van overschotten. En het voorstel van de Europese Commissie is, dat een belangrijk deel van de uitgaven, welke deze verenigingen hierdoor moeten doen, vergoed zal worden door het Europe se Oriëntatie- en Garantiefonds. Dit laatste is net fonds, waarmede het gehele gemeenschappelijke landbouwbeleid in de E. E. G. gefinancierd zal wor den. Teneinde het uit de markt nemen van overschot ten te regelen, worden voor de acht produkten jaarlijks zogenaamde oriëntatieprijzen vastgesteld. Deze gelden voor het gehele E. E. G-gebied en die nen het rekenkundig gemiddelde te zijn van de marktprijzen, die gedurende drie voorafgaande jaren op een aantal representatieve markten zijn waargenomen. Ook moet rekening gehouden worden met de richting, welke aan de produktie gegeven moet worden. Men wil dus de mogelijkheid hebben door vaststelling van deze oriëntatie-prijzen overproduc tie tegen te gaan. De oriëntatieprijs moet gezien worden als een basisprijs, waarop de te nemen maatregelen gaan rusten. De zes lid-staten verplichten zich namelijk vol gens het voorstel elke werkdag de dagnoteringen van de representatieve markten aan de Europese Commissie door te geven. Uit deze dagnoteringen wordt de gemiddelde dagprijs in de Gemeenschap vastgesteld. Wanneer nu de dagprijs daalt onder 80 van de oriëntatieprijs, kunnen maatregelen worden geno men, en wel a. b. een verbod kan worden uitgevaardigd bepaalde soorten, rassen of kwaliteiten aan de markt te brengen. een premie tot fabriekmatige bewerking kan worden gegeven. PRODUKTIE IN 1962 Produkten Appels Peren Perziken Tafeldruiven Sinaasappels Mandarijnen Tomaten Bloemkool Wij kunnen in het algemeen opmerken, dat van Nederlandse zijde, aan de doeltreffendheid van beide maatregelen ernstig wordt getwijfeld. Want het uit de markt houden van bepaalde rassen en kwaliteiten zal alleen werken, wanneer het aanbod van de produkten geheel of voor het grootste deel over de telersorganisaties loopt, hetgeen in grot? delen van Europa nog bij lange na niet het geval is. Een andere mogelijkheid kan een enorm con trole-apparaat zijn, dat gelukkig niet hertaat en niet ontstaan moet. (Zie verder pag. 959) CIJFERS IN MILJOENEN KG Italië 2209 913 1037 893 730 117 2692 432 E. E. G. Frankrijk Belg./Lux. Nederland West-Duitsland 5124 857 139 225 1694 1829 309 53 93 461 1405 310 10 10 38 1228 312 13 9 1 732 2 118 1 3582 563 60 229 38 1009 410 52 58 67 Uit landbouwstatistiek E. E. G.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 1