Aanschaf en afstellen van trekkerploegen
Resultaten vlasproeven 1964
Kalktips
ELKE OLVEH POLIS IS WINSTDELEND
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
IIOEWEL met rondgaande trekkerploegen in het algemeen mooier en gemakkelijker is te ploegen
dan met keerploegen, zijn deze laatste (en wel speciaal de wentel- en kantelploegen) sterk in
aantal toegenomen. Vrijwel steeds is in de afgelopen jaren een rondgaande ploeg vervangen door
een keerploeg. De voordelen van dit type wegen in de praktijk blijkbaar aanzienlijk zwaarder dan de
nadelen. In dit artikel zal de aandacht voornamelijk worden gevestigd op belangrijke punten bij aan
schaf en afstelling, aldus de heer H. de Boer van de R. L. V. D. in de „Noordoostpolder" waaraan wij
deze bijdrage ontlenen.
Welk type trekkerploeg
Keerploegen hebben ten opzichte van rondgaan
de ploegen de volgende voordelen:
a. geen open voren in het land,
b. minder verrijden van de kopakker,
Hun nadelen zijn als volgt:
a. de aansluiting van de voren k&n wel goed zijn
op lichtere gronden, maar op zware kleigron
den is ze minder goed,
b. de prijs is gemiddeld belangrijk hoger.
Deze voor- en nadelen van de keerploegen kan
men omgekeerd zien als na- en voordelen van de
rondgaande ploegen.
Wanneer men na overweging van voor- en na
delen een besluit neemt ten gunste van de keer
ploeg, kan de vraag worden gesteld: Welk type;
een wentel-, een kantel- of een tweelingploeg?
In een groot aantal gevallen zal de tweeling-
ploeg al direkt afvallen, omdat:
1. lang niet alle tweelingploegen aan elke wille
keurige trekker kunnen worden gebouwd.
2. ze nogal wat sleutelwerk vragen bij het be
vestigen aan en afnemen van de trekker.
De wentel- en kantelploegen zijn in het alge
meen gekonstrueerd voor bevestiging in de drie
puntsophanging van de trekker. Hierdoor vraagt
het aan- en afkoppelen zeer weinig tijd.
Wentel- of kantelploeg
Wentel- en kantelploegen zijn beide in één- en
in tweescharige uitvoeringen verkrijgbaar. Wat
gekozen moet worden, hangt af van de beschik
bare trekkracht, de zwaarte van de grond en de
oppervlakte die jaarlijks wordt geploegd.
Is een één-scharige ploeg de beste oplossing, dan
geven wij de voorkeur aan een kantelploeg. Men
heeft dan geen kontragewichten nodig om wente
ling mogelijk te maken, zoals bij de één-scharige
wentelploegen wel het geval is.
Wil men een twee-scharige ploeg nemen, dan
geven we in het algemeen de voorkeur aan een
wentelploeg, omdat hierbij de links- en rechtwer-
kende lichamen samen een steviger geheel vormen.
Dit laatste is van belang om blijvend van een
goede werking verzekerd te zijn.
JONGE zeekleigronden bevatten van nature
J kalk. Bij oude zeekleigronden doet men
goed de kalkvoorraad telkens aan te vullen, op
dat het gehalte niet lager wordt dan 1% vrije
koolzure kalk. Rivierkleigronden hebben meestal
een grote kalkbehoejte. De structuur en voedings
toestand zijn in sommige gebieden zeer slecht.
Een bekalking in de zomer of het najaar ver
dient dikwijls de voorkeur boven een voorjaars-
bekalking. In de eerste plaats heeft men bij de
stoppelbewerking veel beter de gelegenheid om
de kalk intensief met de bouwvoor te mengen,
in de tweede plaats zal het te telen gewas meer
profijt hebben van de zomer- of najaarsbekal-
king.
Y/IL men op het juiste tijdstip kunnen be-
fr kalken dan zal men de benodigde kalkmest-
stoffen ook tijdig moeten bestellen. In de topperio-
den van het gebruik het vroege voorjaar en
's zomers na de oogst kunnen fabrikant en le
verancier niet aan iedere bestelling onmiddellijk
voldoen. Dit hebben verscheidene landbouwers
dit jaar helaas moeten ervaren.
Om te weten hoeveel kalk de grond nodig heeft
moet men grondonderzoek toepassen. De pH-snel-
dienst van het Bedrijf slaboratorium voor Grond
en Gewasonderzoek te Oosterbeek kan U hiervoor
snelle service verlenen.
Algemene opmerkingen
Voor het onderploegen van groenbemestingsge-
wassen is een ruime ploeg gewenst. Dit wil zeg
gen, dat de doorgaan tussen de opvolgende ris-
ters voldoende groot moet zijn. De afstand van
de schaarpunt tot de ploegboom dient liefst 55 cm
of meer te bedragen. Ook is het gewenst, dat er
voldoende ruimte is voor behoorlijk grote schijf-
kouters.
Een aanbouwploeg moet in korte tijd en liefst
door één man aan de trekker kunnen worden ge
monteerd en daarvan worden afgenomen. Drie
puntsbevestiging verdient daarom de voorkeur.
Ook tweelingploegen moeten slechts door middel
van enkele pennen of bouten vast te zetten en
los te maken zijn. Het afstellen moet eenvoudig,
traploos en met zo weinig mogelijk gereedschap
kunnen worden uitgevoerd. De bedieningsorganen
dienen zo mogelijk binnen het bereik van de trek
kerbestuurder te liggen.
In het najaar komt het vaak voor, dat het bie
tentransport wordt afgewisseld met ploegen. Vele
landbouwwagens hebben een spoorbreedte van
1.50 m. Uit een oogpunt van trekkrachtbesparing
zullen in deze tijd de meeste trekkers dus ook op
deze spoorbreedte worden gesteld. Veelal worden
dezelfde trekkers voor het ploegwerk gebruikt.
Om het tijdrovend verstellen van de spoorbreedte
te voorkomen, is het van belang bij de keuze van
een keerploeg na te gaan of deze ook kan worden
gebruikt als de trekkerwielen op 1.50 m zijn in
gesteld. Is de spoorbreedte van de wagen een
andere dan 1.50 m, dan houdt men deze vanzelf
sprekend aan bij de keuze van de ploeg.
In die gevallen, waarin het van belang kan zijn
een twee-scharige ploeg ook als éénschaar te ge
bruiken, is het verstandig te informeren of dit ook
inderdaad mogelijk is.
Een door het Instituut voor Landbouwtechniek
en Rationalisatie goedgekeurde ploeg biedt een
behoorlijke garantie voor werking en konstruktie.
b.
Hiermee is echter niet gezegd, dat alle andere
ploegen, waarvan tot nu toe geen bulletin ver
scheen, ondeugdelijk zouden zijn.
De afstelling van keerploegen
Vooral wanneer de scharen van keerploegen wat
ongelijk zijn uitgesmeed, kan het afstellen op een
puzzel lijken. Ook indien de scharen wel goed zijn
uitgesmeed, is het verstandig bij de afstelling van
wentel- en kantelploegen de volgende richtlijnen
in de aangegeven volgorde in acht te nemen om
zo snel mogelijk het gewenste resultaat te berei
ken.
a. Kontroleer eerst of de dwarsbalk tussen de
hefarmen zuiver evenwijdig is afgesteld aan
de achterbrug van de trekker. Loopt deze balk
niet evenwijdig, dan moet men hem bijstellen
met behulp van de draadspindel in een van
beide hefstangen.
Stel daarna de diepte in door de topstang de
gewenste lengte te geven; eventueel wordt deze
handeling aangevuld door het verstellen van
de regelhandle van de trekker, het steunwiel,
de aanslag op de achterbrug of de ketting met
moerschakel, door welke onderdelen de ploeg*
in zijn diepgang wordt begrensd.
Stel de breedte van de ploeg in door middel
van de breedtestelling. Kleine verschillen kun
nen door het verstellen van de schijf- en mes-
kouters worden weggewerkt.
Tot slot wordt de ploeg vlak of „korrekt" ge
steld door middel van de vlak- of korrektstel-
ling.
Inrichtingen voor diepte-, breedte- en vlakstel-
ling komen op iedere keerploeg voor.
Is het mogelijk in het veld een goede afstelling
te verkrijgen, dan verdient het aanbeveling de
ploeg wat diepte- en vlakstelling betreft op een
vlakke vloer eerst zogenaamd „droog" af te stel
len en te kontroleren. Hiertoe plaatst men de
beide linkerwielen van de trekker op houten klos
sen, waarvan de hoogte gelijk is aan de gewenste
ploegdiepte. De rechtswerkende lichamen worden
dan in werkstand gesteld. Nu moeten de schaar
punten en zolen alle de vloer raken.
Door de beide rechter trekkerwielen op te klos
sen kan hetzelfde worden gedaah met de links-
werkende ploeglichamen. Verkeerde afstellingen
of standen van de onderdelen komen op deze wijze
duidelijk tot uiting.
c.
d.
OPBRENGSTEN AAN ONGEREPELD STRO VLAS IN KG-HA
Rassen proef Proefstation voor de Akker- en Weidebouw, te Langeweg oogst 1964
Bemesting 150 kg kalksalpeter
per ha
Bemesting 250 kg kalksalpeter
per ha
vroege
opbrengst
lege
opbrengst
Rassen
afrijping
kg/ha
ring1)
rot1)
afrijping
kg/ha
legering
rot
Wiera
8
9261
632
8
7+
9817
6—
644
Fibra
9
8917
9
944
8
9589
644
7
Reina
8
9616
7
9
8—
9900
6
5
Emeraude
9
9772
6
7
7+
9767
4
6
LBW 612
8-
9150
7 44
7
6
9372
5+
3*)
Wiersema
51/77 844
9261
8%
944
7+
9250
7
844
3een hoog cijfer is gunstig voor de teler.
2) veel dode harrel.
Conclusie: Reina en Fmeraude geven bij beide N-giften de hoogste stro-opbrengst. Hoe sterker de
legering, hoe meer rot. Fibra en de selectie Wieisema 51/77 bleken het meest stevig. Sterke legering
vertraagt doorgaans de afrijping. Reina en Fibra leverden bij de laagste, Fibra bij de hoogste N-gift
de beste stro-kwaliteit.
Zaaizaadhoeveelheden-rijenafstandproef PAW oogst 1964
Rijenafstand 6,25
cm
Rijenafstand 12,5 cm
zaaizaad
opbrengst
opbrengst
Rassen
hoeveelheid
in kg/ha
legering
rot
in kg/ha
legering
rot
Fibra
120
9672
8
9
9239
7
0
140
9456
6
644
9350
6
7
160
9711
6
644
9206
5
744
Reina
120
9394
944
944
10022
744
8
140
9272
844
9
9405
644
744
160
9261
7
644
9411
5
7
Conclusie: Fibra reageert ongunstig op een ruimere rijenafstand, dit in tegenstelling met Reina. Ver
hoging van de zaaizaadhoeveelheid leidt voor geen van beide rassen tot 'n betrouwbare meeropbrengst
aan stro, wel tot minder risico van legering, evenals een nauwere rijenafstand.
(Adv.)