Longwormziekte
VAN HART TOT HART
mm: 5
Snelle
groei
Aaltjes-
onder
zoek
783
jeugd-bejaardeiuorg
0 weidt het jongvee niet tesamen met ouder vee
(smetstofdragers!
0 verdeel de weide in percelen, zodat een regel
matige omweiding mogelijk is, hierdoor worden
de kansen op een aanzienlijke besmetting be
duidend minder;
0 een „droge" weide is verre te verkiezen boven
een „natte" weide;
0 bevorder de weerstand van de dieren door hen
„het goed" te geven, dus niet karig zijn met bij-
voederirrg waarmede reeds vroeg begonnen kan
worden;
0 stal de kalveren vroeg op. In het najaar met
zijn lange, koude en natte nachten groeit van
deze dieren hoofdzakelijk alleen het haar. Ze
zien er daardoor redelijk goed uit, doch veelal
blijken de dieren schraal te zijn!
WIJ ONTVINGEN
0 Verschillen in Bedrijfsresultaat van Akker
bouwbedrijven in de IJselmeerpolders. Onder
zocht werden de oorzaken van verschillen in
bedrijfsuitkomsten op akkerbouwbedrijven in
de Wieringermeer en de Noordoostpolder. Be
halve van de gegevens van de staatslandbouw-
bedrijven in deze beide polders zijn ook gege
vens van een aantal verpachte bedrijven ge
bruikt,
50.000ste aaltjesmonster
VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1964
Longwormziekte wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van wormen
in de luchtpijpjes en longblaasjes van de longen. Deze aandoening veroor
zaakt bij rund en schaap aanmerkelijke verliezen, welke voor een groot deel
zijn te beperken of te voorkomen indien men met het onderstaande rekening
houdt.
Het is de Gezondheidsdienst gebleken dat momenteel steeds
meer gevallen van longwormziekte bij runderen en schapen
voorkomen. Dr. J. Tesink geeft een beschouwing over deze
ziekte.
VERSCHIJNSELEN
IN de zomermaanden en begin van de herfst zien
we dat vooral graskalveren en pinken gaan
hoesten. Vooral na hollen treden in het eerst hoest
buien op, in een wat later stadium kunnen we het
hoesten ook waarnemen wanneer de dieren rustig
lopen of stilstaan. Veelal steken de dieren met
ruim geopende mond de tong vrij ver naar buiten
waarbij soms tamelijk snel geademd wordt, hier
na volgt een hoeststoot.
Afhankelijk van de hevigheid van de infectie
neemt na verloop van tijd het hoesten toe. De
ademhaling van de dieren is versneld, de tempe
ratuur meestal niet veel verhoogd, tenzij er een
longontsteking als complicatie is opgetreden. De
dieren gaan slechter eten krijgen een vieze neus,
worden trager, droog en dor in huid en haar. In
plaats van te groeien gaan ze kwijnen.
Als men geen maatregelen neemt en de
ontwikkelingsomstandigheden voor de ziek
teverwekkers gunstig zijn, kunnen wel meer
dan de helft van de dieren sterven of ze staan
stil in ontwikkeling en vermageren steeds
meer. Als men te laat maatregelen treft moet
men soms een geheel najaar en winter moei
te doen om de dieren in leven te houden zon
der dat ze groeien.
HOE ONTSTAAT DE ZIEKTE?
AP de weide kunnen van een vorig jaar nog
larven aanwezig zijn. Belangrijker is echter
dat dieren welke het vorige jaar in meer of min
dere- mate besmet zijn geraakt en ogenschijnlijk
zijn genezen, dragers zijn gebleven van longwor
men. Vooral komen met het ingeslikte longslijm
longwormlarven via het maagdarmkanaal met de
mest op de weide.
Onder bepaalde omstandigheden betreffende tem
peratuur en - ochtigheid van de weide, komen de
larven in een toestand waarin ze besmettelijk zijn.
Met het gras worden de larven opgenomen en
komen weer via de maag in de darmen. Vervol
gens dringen ze door de darmwand heen (soms
aanleiding tot diarrhee), maken nog een bepaalde
ontwikkeling door en bereiken na enige tijd de
longen. Hier groeien de larven uit tot volwassen
longwormen, welke dan weer in de luchtpijpjes
eieren leggen waardoor weer opnieuw, en nu een
groter aantal larven op de weide komen.
De dieren raken zodoende steeds ernstiger be
smet en worden ziek.
De wormen zien eruit als dunne witte draadjes
van 210 cm lang. Ze zitten in de longen als
lange, met slijm aan elkaar geplakte slierten, wel
ke soms voor een belangrijk deel de luchtpijpjes
vullen.
Als men bij een geslacht of gestorven dier de
longen goed bekijkt, verwondert het dikwijls dat
de dieren nog niet eerder tengevolge van adem
nood zijn gestorven.
onder meer t.g.v.
Loten f 1.25
8 voor f 10.
f 150.000.prijzen
VAN HART TOT HART - R'DAM
Doordat de luchtpijpjes zo vol met slijmige worm
slierten zitten, kunnen we begrijpen dat het niet
gemakkelijk is om met geneesmiddelen de longen
wormvrij te maken. Op den duur raken de dieren
zó aangetast, dat ze longontsteking, bloedarmoede
of diarrhee krijgen en ten gronde gaan.
In het najaar lijden de dieren bovendien dik
wijls aan een tekort aan sporenelementen, en wel
in het bijzonder aan koper, waardoor het weer
standsvermogen van de dieren kleiner wordt.
De schade die het zwaarst gevoeld wordt is dat
dieren sterven; de grootste schade treedt vaak op
doordat een groot aantal jonge dieren het slecht
doen en achter blijft in ontwikkeling.
WAT IS ER TEGEN TE DOEN?
T het bovenstaande volgt als vanzelf
sprekende maatregel het tijdig behan
delen (inspuiten) der dieren en zonodig op
stallen (tussen de staken zetten!). Deze raad
wordt dikwijls niet opgevolgd. Zodra de eer
ste verschijnselen van hoesten zich onder de
graskalveren voordoen wil men het nl. eerst
nog eens even afwachten" en als er dan één
zichtbaar aan lijdt en de andere nog niet zo
duidelijkgaat men er niet zo gemakkelijk
toe over om voor „dat ene dier" de dieren
arts te waarschuwen.
Inmiddels schrijdt de infectie voort en zijn
zoveel larven opgenomen, dat de behandeling te
laat komt om ernstige schade te voorkomen.
Het is noodzakelijk de weerstand van de aan
getaste dieren zoveel mogelijk te vergroten, reden
waarom het verstrekken van extra goed voer is
aangewezen. Ook het verstrekken van koperhou-
dende koekjes is in vele gevallen sterk aan te
bevelen.
Het gezegde „voorkomen is beter dan genezen"
geldt ook ten aanzien van de longwormziekte.
Wij raden daarom die veehouders, wier jongvee
steeds aangetast wordt door longwormen, aan in
den vervolge hun kalveren te laten vaccineren
tegen longwormziekte.
Deze voorbehoedende behandeling dient te ge
schieden als de kalveren jong zijn en nog op stal
staan. De entstof wordt ingegeven bij kalveren
ouder dan 6 weken, de behandeling wordt na vier
weken herhaald.
AA LT-TE«ONDERZOEK
VOLOP IN DE BELANGSTELLING
Het aaltjesonderzoek is een voorspoedig groeien
de jonge loot bij het onderzoek op het Bedrijfslabo-
ratorium. In enkele jaren tijds heeft het zich zelfs
ontwikkeld tot een jonge boom, die nog veel goede
beloften inhoudt voor de toekomst, gezien de regel -
matige en forse stngin^en in de inzendingen. Dit
blijkt uit de volgende cijfers.
19571708 monsters
1958: 2906 monsters
1959: 4649 monsters
1960: 5576 monsters (excl. 1850 monsters voor
oriënterend onderzoek)
1961: 7252 monsters
1962: 8325 monsters
1963: 10854 monsters
In vergelijking met vorig jaar augustus ligt de
inzending nu reeds ongeveer 1400 monsters hoger.
De grond- en gewasmonsters voor aaltjesonder
zoek komen uit vrijwel alle sectoren van het be
drijfsleven landbouw, tuinbouw en ook bloemen
teelt.
Het wetenschappelijk onderzoek op de Wage-
ningse instituten gaat gestaag verder met als re
sultaat dat regelmatig nieuwe aaltjessoorten wor
den gevonden die schade doen aan de gewassen. De
laatste tijd staat het overbrengen van virusziekten
door de aaltjes in het middelpunt van de belang-
ADVIES
TEN aanzien van het weiden van het jongvee,
in verband met het zoveel mogelijk trachten
te voorkomen van een besmetting met longwor
men, geven wij U het volgende advies:
0 breng het jongvee niet op een weide waar ge
durende een of meerdere jaren achtereen ver
schijnselen van longwormziekte onder het rund
vee werden waargenomen;
0 breng niet te veel jongvee tesamen in een wei
de, immers hoe dichter de veebezetting, hoe
groter de besmettingskans;
De verschillen in bedrijfsresultaten werden
vooral veroorzaakt door de verschillen in kg-
opbrengsten per ha van aardappelen en sui
kerbieten, en door verschillen in opbrengstprij-
zen van aardappelen. De verschillen in de kos
ten hadden veel minder invloed.
Deze studie no. 12 kan worden besteld bij
het L. E. I. door overschrijving van 7,op
girorekening 4 1 2 2 3 5 L. E. I. te 's-Graven-
hage.
stelling. Dit probleem is echter nog niet bij het
praktijkonderzoek betrokken.
ONDERZOEK OP WITROT
EN FRUITTEELTMOEHEID
De afdeling aaltjesonderzoek doet echter meer
dan alleen grond en gewassen onderzoeken op aal
tjes. Ook wordt onderzoek verricht op de kans op
schade met betrekking tot verschillende planten
ziekten zoals het witrotonderzoek voor uien en het
fruitteeltmoeheidsonderzoek. Bij het witrotonder
zoek wordt het aantal sclerotien geteld en naar
aanleiding hiervan wordt de uienteler een advies
gegeven over de kans op schade.
Het fruitteeltmoeheidsonderzoek waarbij nage
gaan wordt of het aanbeveling verdient vóór het
planten (speciaal bij herinplant) de grond te ont
smetten, is dit jaar gestart. Ongetwijfeld zullen
er in de komende jaren meer van dergelijke vraag
stukken op plantenziektenkundig gebied, waarbij
onderzoek voor de praktijk nadere aanwijzingen
kan geven.
Vooral nu boer en tuinder door economische mo
tieven min of meer gedwongen zijn door eenzijdige
teelten een goede vruchtwisseling steeds meer ge
weld aan te doen, worden de kansen op sterker
verbreiden van plantenparasieten groter.
Voorkomen gewaarschuwd door onderzoek
is altijd nog voordeliger en beter dan genezen.
PEN dezer dagen ontving het Bedrijf slaboratorium voor
k Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek het 50.000ste
monster voor onderzoek op aaltjes. Het grondmonster was
afkomstig uit een kas van de heer F. C. Castelein, Drecht-
dijk 29, De Kwakel (Z. H.) waarin volgens plannen rozen
t zullen worden geteeld.
Uiteraar.i is d*t monster gratis op de gevraagde vrij-
levende wortelaaltjes Pratylenchus en Paratylenchus en
Melodogyne soorten) onderzocht.