h Aardappelareaal in E.E.G. ruim 200.000 ha kleiner dan in 1963 756 CONCOURS-HIPPIQUE TE ZEVENBERGEN 28 augustus D* Wist U dat....? ZEEUWS LAND- EN TUINBOUW «SLAD ÜIT de meeste E. E. G.-landen heeft men intussen eerste ramingen ontvangen over het areaal, dat dit jaar met aardappelen is beteeld. Uit de aard der zaak zijn deze gegevens nog van voorlopige aard; de ervaring heeft geleerd, dat de cijfers, welke een correctie hebben ondergaan, in de regel wat hoger zijn. Maar ook de voorlopige cijfers kunnen een middel zijn waardoor men in staat is zich een globaal beeld tê vormen van de hoeveelheid aardappelen, welke van een dergelijk areaal kan worden verwacht. Het aardappelareaal in de E. E. G. heeft behoudens correcties, welke later dienen te worden aan gebracht in 1964 in vergelijking tot de vier voorafgaande jaren de volgende omvang (1.000 ha): Landen België/Luxemburg West-Duitsland Frankrijk Italië Nederland E. E. G voorlopig. KRACHTIGE INKRIMPING AREAAL UAN 1963 op 1964 is de oppervlakte aardappelen in de E. E. G. met 209.000 ha 9 vermin derd. De krachtige inkrimping van het areaal is een verschijnsel, dat zich voordien niet van het ene jaar op het andere heeft voorgedaan. Gaat men van een ha-opbrengst uit, welke tot dusver gemiddeld op 20.000 kg kan worden gesteld, maar dit jaar wel niet zal worden bereikt, dan betekent deze vermindering van het areaal, dat er ruim 4 miljoen ton minder zal worden geoogst dan 1963. De afkerige houding, welke men ten opzichte van de aardappel aan de dag legt, blijkt zodoende een Europees verschijnsel te zijn, waarvan alleen Italië nog geen last schijnt te hebben. laatstgenoemd land blijkt het areaal op hetzelfde peil van 1963 te hebben gehouden. Vergeleken met het vorig jaar is de oppervlakte aardappelen het sterkst ge daald 13%) in Frankrijk, op de tweede plaats komt België/Luxemburg met 11 waar, gezien op langere termijn, het areaal sinds 1960 een in krimping heeft ondergaan van 22 zodat het areaalverlies in dat land wel het grootst is. In W. Duitsland en Nederland is de oppervlakte in ver gelijking tot vorig jaar met 7 verminderd. REDENEN ÏJE redenen, waarom het aardappelareaaï in alle landen met uitzondering van de Zuideuro- pese is teruggelopen, zijn vrijwel van gelijke 1960 1961 1962 1963 1964*) 85 77 73 74 66 1.041 976 963 925 853 880 878 852 864 750 379 379 377 386 380 146 133 130 133 124 2.531 2.443 2.395 2.382 2.173 Jaren 1960 1961 1962 1963 1964 (voorlopig) Zwitserland 49 48 47 45 43 Denemarken 92 72 63 64 55 aard. Zij berusten enerzijds op economische moei lijkheden, welke men bij de afzet on de prijsvor ming ondervond, welke op hun beurt voorname lijk zijn veroorzaakt door het dalend verbruik van consumptie-aardappelen. In zoverre hadden tal rijke landen te lijden onder een overproduktie, welke een min of meer geprononceerd karakter droeg en die zij thans door de vermindering van de oppervlakte trachten te verminderen. Aan de andere kant keert de landbouw daartoe gedwon gen door de arbeidsintensieve gewassen, waartoe ook de aardappel ongetwijfeld behoort zich van deze produktep af, omdat de landbouw er niet meer in kan slagen om de benodigde arbeidskrachten te engageren. Men zal daaruit kunnen conclude ren dat het einde van de vermindering van het aardappelareaal nog niet in zicht is. Gunstige eco nomische omstandigheden, welke zich in de afzet en prijsvorming voordoen, kunnen uit de aard der zaak het tempo van deze daling vertragen. OOK BUITEN DE E. E. G. I\E omschreven ontwikkeling van het aardappei- areaal is niet tot de E. E. G.-landen beperkt. Er zijn tot dusver uit de Europese derde landen alleen nog maar ramingen uit Denemarken en Zwitserland beschikbaar, welke in onderstaand overzicht zijn opgenomen, waarbij ter vergelijking gebruik is gemaakt van de cijfers vanaf 1960 (1.000 ha): Opmerkelijk is, dat sinds 1960 ook het aardappel areaal in Zwitserland met 12 is gedaald, hoewel het economisch succes van de valorisatie van de oogst ook in dat land in vergaande mate wordt ge garandeerd door maatregelen van de overheid. In Frankrijk zijn het vorig jaar eveneens aanzienlijke middelen ter versteviging van de consumptie-aard- appelmarkt te baat genomen zonder dat men erin is kunnen slagen het aardappelareaal hierdoor op het oude peil te houden. Hetzelfde geldt voor Ne derland, waar althans voor een deel een garantie systeem wordt toegepast. Wat Zwitserland betreft dient in aanmerking te worden genomen, dat naast Zweden en Groot-Brittannië, dit land consumptie aardappelen aanbiedt tegen prijzen, welke tot de hoogste van West-Europa moeten worden ge rekend. IN Denemarken tenslotte heeft de aardappel, welk produkt tegenwoordig nog slechts van ondergeschikte betekenis in de Deense landbouw is, de laatste vijf jaar niet minder dan 40 van zijn oppervlakte verloren. De redenen, welke tot deze ontwikkeling hebben geleid, zijn in hoofdzaak van economische aard. De Deense aardappelexport heeft de laatste jaren met aanzienlijke moeilijk heden te kampen gehad hetgeen niet in de laatste plaats komt door het feit, dat Denemarken geen lid van de E. E. G. is. Bovendien wordt er in Deense vakkringen steeds weer op de exportsubsidies gewezen, welke door een aantal E. E. G—landen bij levering aan derde landen worden verleend en waardoor de niet-ge- subsidiëerde Deense aardappelen worden uitgescha keld. Alles bijeen genomen lijkt het er op of de West- europese aardappelproduktie in 1964 aanzienlijk kleiner zal zijn dan het vorig jaar. Dit moet niït alleen worden toegeschreven aan de inkrimping' van het areaal, maar ook aan de invloed, welke de droogte, waaronder toonaangevende aardappel landen te lijden hebben gehad op de ontwikkeling^ van de gewassen heeft gehad. DOOR de eeuwen heen is Zevenbergen steeds het u centrum op landbouwgebied in Noord-West Noord-Brabant. Al laat de steeds voortschrijdende industrialisatie ook dit oude West-Brabantse cen trumstadje door de West-Brabantse ontwikkelings plannen niet onberoerd (en terecht) het heeft met zijn omgeying zijn agrarische inslag behouden. Het jaarlijks terugkerende concours-hippique, voorafgegaan door uitgebreide dressuurwedstrij- den wordt steeds op de kermis-woensdag in de maand gehouden en valt dit jaar op woensdag 26 augustus a.s. Aan dit concours komen steeds vele landelijke rijverenigingen en individuele amazones en rui ters deelnemen, niet alleen uit Noord-Brabant maar ook uit Zeeland, Zuid-Holland en Gelderland. Daar naast kent het belangstelling uit het gehele land. Deze belangstelling is de laatste jaren nog aan merkelijk groeiende. Reden daarvan is dat de organisatoren ,,De Vereniging tot Bevordering van de warmbloedfokkerij in West-Brabant" er toe zijn kunnen overgaan om aan dit concours een vijftal tuignummers te verbinden, die ver reden worden onder auspiciën van de Nederlands Hippische Sportbond. Daarmee heeft dit concours nog meer aan kwaliteit en kwantiteit gewonnen. Het ziet er naar uit, dat het komende concours zijn voorgangers nog aanmerkelijk zal overtreffen. Het aantal inschrijvingen van Landelijke rui ters, zowel van de Ned. Federatie als van de N. C. B. beloopt meer dan 400 paarden. Daarnaast zijn voor de tuignummers, die onder auspiciën van de Nederlands Hippische Sportbond verreden worden, uit de beste stallen van Nederland, een aantal inschrijvingen binnengekomen, die de ver wachtingen ver te boven gaan. In totaal worden ongeveer 500 paarden op dit concours verwacht, zodat het een hoogtijdag op paardensportgebied belooft te worden. Dit jaarlijks terugkerende concours-hippique heeft steeds een feestelijke omlijsting. Op de woensdag vindt er ook nog de bekende paarden- en veemarkt plaats; op de donderdag vindt men er de streekweekmarkt en de land- bouwbeurs, en op de zaterdag worden er wieler wedstrijden gehouden voor nieuwelingen, ama teurs en onafhankelijken, de z.g. Ronde van Zeven bergen. In de laatste week van augustus kan een ieder dus terecht in Zevenbergen (Zie adverten tie.) nieuwe wet op de Inkomstenbelasting, hoewel bedoeld als een vereenvoudiging, in meer dere gevallen weer nieuwe moeilijkheden geven zal. Wij hebben in deze rubriek reeds bij herhaling geschreven over de landbouwvrijstelling, bij onze lezers nu wel reeds bekend als opgenomen in art.6, lid 2 Besluit Ink. Bel. 1941. Welnu deze landbouwvrijstelling is na een amendement van dr. Lucas ook weer opgenomen in de Wet Ink. Bel. 1960. Evenwel niet ongewijzigd. Voor de duidelijkheid zullen we de bepalingen van het Besluit Ink. Bel. 1941 en die van de Wet Ink. Bel. 1960 hieronder eens naast elkaar afdrukken. BESLUIT INK.BEL. 1941 art. 6, lid 2. WET INK.BEL. 1960 art. 8, b. „Waardeverandering van onroerende goederen welke tot het landbouwbedrijf van de belasting plichtige behoren, heeft geen invloed op de winst behalve voorzover de waardeverandering in de uitoefening van het bedrijf is ontstaan". „Tot de winst behoort niet voordelen uit land bouwbedrijf ter zake van waardeveranderingen van gronden- daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen-y behoudens voorzover de waar deverandering in de uitoefening van het bedrijf is ontstaan". Als we beide redacties vergelijken is de afwijking niet erg groot. Direct valt op dat in het thans geldende besluit Ink.Bel. gesproken wordt van ONROERENDE GOEDEREN, terwijl in de nieuwe wet Ink.Bel. 1960 sprake is van gronden, waarbij zelfs nog nadrukkelijk de ONDERGROND VAN GE BOUWEN wordt genoemd. Bij vergelijking van oude en nieuwe wet blijkt dus dat de landbouwvrijstelling een beperking heeft ondergaan. Gebouwen en andere opstanden vallen niet meer onder die vrijstelling. Indien men dus bij enigerlei vervreemding winst maakt op opstallen en opstanden is deze winst in principe belast. De waarde waarvoor DEZE onroerende goederen te boek staan wordt dus voor de Inkomstenbelasting zeer belang rijk. AANNEMENDE dat'onze Eerste Kamer deze wet aanneemt en dat deze reeds met 1 januari 1965 in werking treedt spelen de nieuwe bepalingen reeds een rol vanaf 1 mei 1964 voor hen wier boekjaar van mei tot mei loopt. Van zeer groot belang is nu voor welke waarde deze gebouwen etc. op de balans voorkomen. Onder het besluit Ink.Bel. 1941 was dit van weinig belang daar winst toch onder de vrijstellingsbepaling viel, (behalve in gevallen als in het slot van art. 6, lid 2 bedoeld) maar onder de wet Ink.Bel. 1960 wordt dit geheel anders. Nu kan het zeer wel voorkomen dat b.v. gebouwen voor een betrekkelijk laag bedrag op de balans voorkomen, lager dan de werkelijke waarde. Dit zou tot gevolg hebbben dat bij vervreemding in een bepaald jaar een zeer grote winst aan de dag zou treden, die in feite reeds bestond op het mo ment waarop de wet Ink.Bel. 1960 in werking treedt. Dit zou tot een onbillijke belastingheffing aan leiding geven daar deze winst gevormd is in een periode toen deze niet belast was. Teneinde deze onbillijkheid weg te nemen is art. 70 in de wet Ink. Bel. 1960 opgenomen. Dit art. luidt: „De boekwaarde van onroerende goederen, andere dan bedoeld zijn in art. 8, letter b., (zie boven) wel ke tot het landbouwbedrijf van de belastingplichtige behoren, kan, zonder dat dit de winst beïnvloedt, aan het begin van het eerste kalenderjaar waarover de winst volgens deze wet wordt bepaald, wor den verhoogd tot de waarde welke aan die goederen in het economisch verkeer kan worden toege kend, behoudens voorzover het waardeverschil in de uitoefening van het bedrijf is ontstaan". ,J)e inspecteur stelt het bedrag van de verhoging bij beschikking vast". Tot zover deze week. Een volgende week willen wij één en ander nog eens nader bezien en toe lichten, MEIJERS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 4