Wat nu te doen aan onze graszaadpercelen?
OOGSTMACHINES
VRIJDAG 31 JULI 1964
711
DE NIEUWE PERCELEN
(Terwijl de oogst van de dekvruchten, zoals vlas, erwten, oliehoudende zaden
e.d. in volle gang is, verdient het aanbeveling nu reeds voldoende aandacht
aan het graszaad te besteden, dat hieronder is uitgezaaid. De belangrijkste
factor om dit jonge perceel te doen slagen is het tijdig stikstof geven. Wacht
niet tot de oogst achter de rug is en de dekvrucht het veld heeft geruimd,
maar strooi vandaag nog de benodigde stikstof. De oppervlakte van het per
ceel waar nu nog schelven, ruiters of hokken staan, bedraagt niet meer dan
hoogstens 5 van het geheel. Het is onlogisch om de resterende 95 van
het perceel de dupe te laten worden van die 5 De stikstof kan zowel in
de vorm van kalksalpeter als kalkammonsalpeter gegeven worden.
Aan de langzaam groeiende grassen zoals veldbeemd en roodzwenk moet
40 kg zuivere stikstof worden gegeven na dekvrucht erwten en ca. 60 kg
zuivere N na vlas. Raadpleeg de rassenlijst 1964 blz. 144148 voor de andere
grassoorten. Naarmate de stikstof later in het seizoen wordt gegeven kan
de hoeveelheid iets worden opgevoerd. Men bedenke evenwel dat de fout van
te laat stikstof geven niet ongedaan kan worden gemaakt door meer stikstof.
Het graszaad heeft nu eenmaal een bepaalde tijd nodig om tot de gewenste
ontwikkeling te komen. Zorgt U, als teler ervoor dat de plant van meet af
aan over voldoende voedingsstoffen beschikt om ongehinderd te kunnen
groeien.
Ook in verband met de onkruidbestrijding is het van groot belang, dat het
perceel vroegtijdig een bepaalde ontwikkeling heeft bereikt. Het ondervindt
dan veel minder last van groeistof en andere bespuitingen, die in de na
zomer moeten worden uitgevoerd. Hierover volgt nog nader bericht.
DE OUDE PERCELEN
Nu de oogst van het graszaad van vele soorten
achter de rug is, moeten we ons beraden over de
bestemming van het perceel. Het is altijd van het
grootste belang om het stro zo spoedig mogelijk
af te voeren, zodat we de vrije beschikking over
het perceel hebben.
Tweedejaars-gewassen. Na een eerste oogst
kunnen vele graszaadpercelen nog een jaar blijven
liggen voor een tweede oogst. Er zijn verschillende
voordelen aan verbonden;
1. Daar er geen Inzaai plaatsvindt, ontlopen we
de daaraan verbonden risico's. Het percentage
mislukkingen ligt bij eerstejaars-percelen hoog.
2. De onkruidbestrijding is minimaal en is beperkt
tot een éénmalige bespuiting tegen hardnek
kige wortelonkruiden en een pleksgewijze be
strijding van grasachtige" onkruiden.
3. De hergroei kan in vele gevallen benut worden
als veevoer. Dit verhoogt het rendement van
het perceel.
4. De ontwikkeling van het gewas vóór het de
winter ingaat laat bij deskundige behande
ling niets te wensen over.
Maaien van de hergroei. Als we tot een tweede
oogst besluiten, is het van belang het perceel zo
spoedig mogelijk 300 a 400 kg salpeter te geven
om de hergroei te stimuleren. Er kan dan ind^(
tweede helft van september nog een flinke snee
groenvoer worden gewonnen. Als we daar geen
prijs op stellen, kan de stikstofgift achterwege
blijven. De hergroei moet echter wel gemaaid en
daarna worden afgevoerd. De juiste tijd voor de
meeste grassoorten is de tweede helft van sep
tember, alleen veldbeemd moet pas in de eerste
helft van oktober worden gemaaid. De zaadop
brengsten reageren scherp op de juiste maaitijd.
Ongetwijfeld is er enig verschil in maaidata tus
sen het noorden en het zuiden. In het zuiden zal
altijd wel een dag of tien later gemaaid kunnen
worden dan in het noorden. De richtlijn hiervoor
is om zodanig te maaien, dat het gewas een
handbreed hoog de winter ingaat.
Enkele duidelijke aanwijsbare voordelen van het
maaien zijn:
1. De zaadopbrengst wordt er gunstig door beïn
vloed, vooral bij veldbeemd, waar verschillen
van 50 werden geconstateerd tussen wel en
niet gemaaide percelen. Ook alle andere gras
soorten reageren, gunstig op het maaien van de
hergroei.
2. Bij strenge winters vriezen hervoor gevoelige
rassen nl. Engels raai, Italiaans raai, kam-
gras en knolkanariegras veel meer uit op
ruige dan op gemaaide percelen.
3. Na het maaien heeft men het volgende jaar
een beter oogstbaar perceel, omdat geen hinder
wordt ondervonden van achtergebleven stro-
resten, die het beruchte stroppen veroorzaken.
Stikstof geven. Na het maaien van de hergroei
wordt aan de percelen, die nog geen stikstof kre
gen, stikstof gegeven. Aan de langzaam groeiende
grassen, te weten beemdgrassen, roodzwenk, struis
grassen e.d. 45 èt 60 kg zuivere N en aan de snel
groeiende zoals Engels raai, beemdlangbloem e.d.
30 a 45 kg zuivere N. Percelen die reeds vroeg
hun stikstof kregen, geven we een aanvullende
gift van 20 k 30 kg zuivere N.
Grondbewerking. Een grondbewerking tussen de
rijen heeft geen invloed op de zaadopbrengst en
kan dus achterwege blijven. Alleen uitlopervor
mend roodzwenk vormt hierop een uitzondering,
mits de bewerking op tijd eind juli, begin augus
tus wordt uitgevoerd.
Derdejaars-percelen. Als men na de tweede zaad-
oogst het perceel wil handhaven, geldt voor de
meeste grassoorten dat zij eenzelfde behandeling
behoeven als een tweedejaarsperceel. De opbreng
sten van de -derdejaars-percelen vallen dikwijls
tegen. Uitzonderingen hierop vormen de verjongde
uitlopervormende grassoorten.
Verjongen. Veldbeemd en uitlopervormend
roodzwenk kunnen verjongd worden. Direct na
de zaadoogst wordt het gewas oa. 10 a 12 cm
omgeploegd. Uit de uitlopers vormen zich weer
nieuwe planten. Het is van belang om vóór be
gin augustus te ploegen om het gewas voldoen
de tüd te geven opnieuw uit te lopen. Dit wordt
bevorderd door voor het ploegen 200 kg kalk
salpeter te geven. Als het verjongde gewas
eenmaal zichtbaar is wordt nogmaals 200 a 300
kg kalksalpeter gegeven. De eerste gift stikstof
bevordert tevens de vertering van de oude zode,
hetgeen het gewas ten goede komt.
Bij het ploegen is het van belang om een
vlak perceel te krijgen. Dit is te bereiken met
een goed afgestelde ploeg. Men kan dan de
ploegsneden zo regelmatig als mogelijk is, leg
gen. Rechtopstaande ploegsneden geven veel
werk bij het egaliseren, dat na het ploegen
moet plaatsvinden. Hiervoor wordt meestal een
schijveneg gebruikt. Eventueel wordt daarna
nog met een sleepbord of cambridgerol gelijk
gemaakt. Het is van belang om dit direct na
het ploegen te doen, daar door de weersom
standigheden het egaliseren op een later tijd
stip wel eens tegenvalt. Hoe eerder het perceel
klaar ligt des te beter. Een vlak perceel is ge
wenst, daar anders het maaien in het volgende
jaar moeilijkheden met zich meebrengt.
Soms gebeurt het „verjongen" door frezen.
De resultaten die we hiervan in de praktijk
zagen, waren veelal teleurstellend. Indien men
zeer zware grond heeft, waar ploegen niet goed
mogelijk is, kan een vroeg gefreesd graszaad
perceel mits dit voldoende wordt aangedrukt,
zodat er een goede aansluiting met de onder
grond is, wel tot goede resultaten leiden. In het
algemeen moeten we adviseren om bij verjon
gen gebruik te maken van de ploeg. Ploeg niet
dieper dan nodig is om een goede vlakke lig
ging te verkrijgen en stel de ploeg goed af, zo
dat de sneden gelijk van dikte zijn.
Na de derde zaadoogst behandelt men het ge
was als een tweedejaars. De omgeploegde uit
lopervormende graszaadpercelen kunnen het
vierde jaar gelijk behandeld worden als een
tweedejaars.
Stoppelbewerking. Indien na de zaadoogst het
perceel niet blijft liggen, moet direct met de
grondbewerking worden begonnen. Het meest
effectief is om te frezen. Na het groen worden
herhaalt men deze bewerking overdwars, om
daarna nog enkele malen met een triltandculti-
vator het perceel te bewerken. Al deze bewer
kingen hebben ten doel om de zode zo goed
mogelijk stuk te maken en om het uitgevallen
zaad zoveel mogelijk te doen kiemen.
Een andere goede methode is om na het fre
zen wikken in te zaaien. Deze kunnen dan on
dergebracht worden door een cultivatorbewer-
king. Indien deze inzaai slaagt, krijgt men een
goed gewas wikken. In de herfst kunnen dan da
normale grondbewerkingen plaatsvinden. Deze
methode bevordert in hoge mate de vertering
van de zode en geeft bovendien nog extra stik
stof aan de grond, wat het nagewas ten goede
komt. Het direct omploegen geeft onvoldoende
versnippering van de zode en het zaad krijgt
te weinig kans om te kiemen. De eerste grond
bewerking moet vroeg plaatsvinden. Men kan
dus geen snede groenvoer meer winnen. Een te
laat bewerkt perceel geeft problemen t.a.v. de
stikstof en de vochtvoorziening van het nar
gewas.
aanwezig is, is het nodig de staalkabel regelmatig
te kontroleren op breuk. Nog veiliger is het om
thuis of op de machine een reservekabel te heb
ben.
DE MAAIDORSER
Voor de maaidorser is allereerst belangrijk
het onderhoud van de rostrommel tijdens de
oogst. Hierbij moet niet alleen de mantel,
maar ook de achterkant van de slaglijsten gron
dig worden schoongemaakt, zodat de balans van
de trommel behouden blijft. Half schoonmaken
is erger dan niet schoonmaken. Dit heeft door
onbalans namelijk ernstige trillingen in de trom
mel tot gevolg, met een, daaraan verbonden,
zware lagerbelasting. Bij het schoonmaken heeft
men tevens gelegenheid de trommel en de mantel
op slijtage en beschadiging te kontroleren.
Is het nodig een nieuwe slaglijst op de trommel
te zetten, dan moet ook de tegenoverliggende
door een nauwkeurig en even zware (dus ook
een originele) worden vervangen om de balans
te handhaven. Wanneer men de stroschudders
schoonmaakt heeft men de gelegenheid te kontro
leren of le schudderlagers niet te veel speling
hebben. Men kan de speling bij houten lagers
opheffen door het wegnemen van een of meer
vulplaatjes. Verder kijkt men even of er tussen
de schudders nog dezelfde ruimte is en stelt de
schudders zonodig bij.
Ook willen we nog wijzen op bijzondere motor
storingen bij motoren die op de maaidorser ge
bouwd zijn. In de eerste plaats komt het nogal
eens voor dat de luchtleiding voor het luchtfilter
verstopt raakt. De motor heeft dan neiging tot
roken of trekt minder goed. In de tweede plaats
heeft men dikwijls last met het verstoppen van
het kafscherm voor de radiateur, waardoor de
temperatuur van de motor te hoog oploopt.
BIETENROOIMACHINES
Tijdens het gebruik van de bietenrooimachines
dient men er voor te zorgen dat de rooischaren
of sloffen steeds glad blijven. Wanneer er niet
wordt gerooid kan men de rooischaren het best
invetten om roestvorming te voorkomen. De slof
fen of scharen kunt U even met olie of vet
bestrijken.
De rooiketting moet men zoveel mogelijk soepel
houden. Regelmatig schoonmaken is hierbij be
langrijk, naast de nodige smering. Wanneer de
rooiomstandigheden minder goed zijn, heeft men
de beschikbare trekkracht wel nodig en is het
beter niet onnodig te veel PK's te verliezen.
De kopmessen moeten goed scherp worden ge
houden om afbreken van de koppen zoveel moge
lijk te voorkomen.
ALGEMEEN
Bij de verwerking van de oogst heeft men
naast de bovengenoemde machines ook de zoge
naamde verwerkingsmachines nodig, zoals trans
porteurs en dergelijke. Denkt U er vooral om,
dat de elektriciteitskabels en stekkers deugdelijk
zijn. Dit is niet alleen van belang om storingen
tegen te gaan, maar vooral om ongelukken te
voorkomen.
Verder is het gemakkelijk dat de versnellings
handels en moeren tijdens de oogst goed funk-
tioneren. Zijn er schroeven vast geroest, dan
kunt U deze weer los krijgen door wat diesel
olie te gebruiken. Dit kruipt als het ware tussen
de bout en de moer en na enige tijd is de schroef
meestal wel los te krijgen.
Bij het gebruik van de oogstmachines in het
seizoen moet men steeds zorgen voor een regel
matig onderhoud. Let vooral op de slijtage van
kettingen en V-snaren. Vertonen deze onderdelen
abnormale slijtage, dan moet de spanning en het
uitlijnen worden nagegaan..
Zorg voor regelmatige smering. Slechts hier
door kunt U de storingen tijdens de oogst voor
komen en de onderhoudskosten laag houden.
i