Het koelen van de melk op de boerderij Verschillend strooisel bij het mesten van varkens H£ Stro Zand Houten vlonder 633 VEEHOUDERIJ VRIJDAG 10 JULI 1964 IET 48e jaarverslag van de Coöperatieve Melkinrichting en Zuivelfabriek „Walcheren" te Middel burg over 1963 bevat naast een overzicht over ae financiële resultaten over het boekjaar 1963 vele andere gegevens. Over de kwaliteit van de melk schrijft het verslag, dat de uitslagen van het kwali teitsonderzoek bevredigend was, dit in vergelijking met de andere 41 fabrieken die ook aangesloten zijn bij de Stichting Regionaal Orgaan voor Melkhygiëne Z. W.-Nederland. Anderzijds geven de cijfers van het kwaliteitsonderzoek ook aan, dat er nog veel aan de kwaliteit van de melk kan worden verbeterd. Bij bezoek aan de bedrijven kwamen o.a. d« volgende oorzaken aan het licht die de kwaliteit slecht kunnen beïnvloeden: Teemsen met doekje geroeste teems niet grondig gereinigde teems koperen zeefbodems die vlug vol gaan zitten Teems on emmers die aan drogen in de zon, dus niet direct na 't meiken om gespoeld met water, waarna later een grondige reiniging kan volgen Gegalvaniseerde emmers met Baden Onvoldoende naspoelen of afdrogen van het gereedschap met doek of zeem na de reiniging Onvoldoende dagelijkse reiniging melkmachine Versleten tepelvoeringen, rubberring, melkslang, korte melkslangetjes Versleten borstels Geen koeling of foutieve „koeling Onvoldoende vóór behandeling van het uier vóór 't melken Verkeerde vóórbehandeling Wassen der uier zonder vol doende afdroging, de ruwe droge doek ontbreekt dus Te grote standlengte Vele koeien en ook nog veel uiers worden niet geschoren Melkmachine teveel laten „stofzuigeren" is ook nog wel eens eer oorzaak dat er teveel vuil' in de melk komt, evenals vuil gewonnen namelk Reukafwijkingen door bietenkoppen, groenteafvai kuilvoer en kraailook. Zeer sterke reukafwijkin gen geven soms bietenkoppen in 't najaar en kraailook in het voorjaar. Een zeer sterke reukafwijking kan ook worden veroorzaakt door slechts geslaagd kuilgras met een te hoge pH., met als gevolg: te veel boterzuurontwikkeling in de kuil. Naast een te grote hoeveelheid speelt ook het tijdstip van het voeren een rol voor deze reukafwijkingen. Vóór 't melken voeren van dergelijke voeder middelen is fout. Er zijn dus nogal wat punten, die wat de verzorging van de melk betreft, te wensen overlaten. HET KOELEN VAN DE MELK IN het mei-nummer van „Bedrijfsvoorlichting" van de Fed. van Ver. voor Bedrijfsvoorlich ting in Zuid-Holland, schreef de heer W. P. de Jong van het Rijksveeteeltconsulentschap over het koelen van de melk op de boerderij, (en dat dus gebaseerd is op Z. H.-omstandigheden en -prijzen, waaraan wij het volgende ontlenen. Het koelen van de melk is een goed middel om achteruitgang in kwaliteit van de gewonnen melk tegen te gaan. Hoe slechter de melk gewonnen is, des te groter zal het aantal bacteriën zijn dat in de m°lk terechtgekomen is. Door het koelen van de melk kunnen we de groei en vermenigvuldiging van de bacteriën tegen gaan. Hoe eerder melk dus gekoeld wordt, hoe beter. Bij tweemaal daags ophalen van de melk zal bij een goede mei'<winnlng koeling niet nodig zijn, wanneer de melk binnen Bat uur nadat ze gewon nen is, in de fabriek is. Slecht gewonnen melk zal veelal in de tweede of derde klasse terecht komen, ook al wordt ze gekoeld. Wordt de melk éénmaal daags opgehaald, dan is het in ieder geval noodzakelijk de avondmelk te koelen. Hoe slechter de melk gewonnen is, des te dieper moet zij gekoeld worden. Koelen tot 10 a 15° C zal voldoende zijn. Het koelen van de morgenmelk is wenselijk; de melkrijder heeft dan even meer speling bij het ver voer van de melk. Bij één keer per twee dagen ophalen moet de melk diep gekoeld worden tot 4 a 5° C. Bovendien zullen dan maatregelen genomen moeten worden voor de bewaring van de melk op de boerderij. In het navolgende zullen enkele mogelijkheden voor het koelen van de melk op het bedrijf be schreven worden. Daarbij wordt uitgegaan van een bedrijf met 25 melkkoeien, met een produktie vaiï 100.000 kg melk. (Daar deze methode voor Zeeland voorlopig nog niet actueel is, wordt hierop niet verder ingegaan. Red.) NORMAAL KOELEN TOT 10 a 15° C. De koelbak Op vele bedrijven wordt een koelbak gebruikt. Maar aan heel wat bakken kleven fouten. Ze zijn te d^ep, of te ondiep, of te breed; vaak ook wordt het koelwater niet onder in de bak toegelaten en het warme water niet van boven afgevoerd enz. Het nadeel van een koelbak is dat de bussen in en uit de bak getild moeten worden. Dit is ar beidsintensief en geeft veelal aanleiding tot niet koelen in de winter. Een voordeel van een koelbak is dat bij éénmaal daags ophalen van de melk de bussen in het koel water kunnen blijven staan tot kort voordat de melkrijder komt. Een goede koelbak kost 250,afhankelijk van de grootte. Het koelwaterverbruik is, wanneer gekoeld wordt tot 2° C boven de koelwater tempe ratuur, ongeveer 68 liter water per liter melk. Koelduur ongeveer 6075 min. De koelkosten zullen max. 0,25 ct per liter melk bed^qgen. Bii gebruik van nortonwater dat veelal in de bak gepompt moet worden, zullen de koel kosten 0,20 ct per liter melk bedragen. Koelringen Koelringen worden al jaren gebruikt voor het koelen van de melk. Een voordeel is, dat het in en uit de bak tillen van de bussen niet nodig is. De resultaten zijn wisselvallig. Veel koelringen voldoen niet omdat er teveel aaneen-geschakeld zijn, waardoor een ongelijke waterverdeling ont staat. Bij een goede koelring krijgt elke bus even veel water toegevoerd. Een goede koelring is in de ring van de kraan gemonteerd om bij het koelen van een oneven aan tal melkbussen waterverlies tegen te gaan. Het spreekt vanzelf, dat per bedrijf 1 koelring Amet kraan voldoende is. De andere koelringen kun nen zonder kraan uitgevoerd worden. Om de ring worden drie stukjes rubberslang ge schoven van 2 cm breed. Hierdoor blijft de ring Het goede model koelring. iets van de bus af; het water verdeelt zich dan beter over de bus. De koelring legt men met de gaatjes naar boven om de hals van de bus. Wanneer per melkmaal meer dan vier bussen gekoeld moeten worden, krijgt men de beste resul taten bij de volgende constructie: Langs de muur wordt op 60 cm hoogte een één- duimspijp aangebracht, die aangesloten wordt op de waterleiding of de nortonpomp. Aan deze pijp worden eenvoudige kranen aangebracht (gas- kraantjes of vacuumkranen) en wel voor elke twee bussen één kraan. Hierop worden de hierboven omschreven koelringen aangesloten; elke bus krijgt dan evenveel koelwater. Koeling tot 2° C boven koelwatertemperatuur vraagt een koelduur van 6075 minuten. Het koel waterverbruik varieert van 58 liter water per liter melk. De koelkosten zijn ook hier weer gering: pl.m. 1520 ct per liter melk. (Zie verder pag. 638) G. LOOYEN en S. DE JONG Szn. Prov. Veevoederbureau Zuid-Holland IN de praktijk van de varkensmesterij in Zuid-Holland kan men bij het mesten van varkens tegen- 1 komen, dat er mesters zijn, die stro als strooisel gebruiker bij mestvarkens, doch andere gebrui ken wat zand, terwijl weer andere de varkens zonder stro op een houten vlonder houden. Vooral in verband met de hoge prijs van stro zijn sommige m esters van mening, dat ze dit stro weg kunnen laten. Dit is de reden geweest, dat er op de Proefboerderij te Zegveld een proef genomen is. Opzet van de proef. Voor deze proef waren 5 tomen biggen van gelijke leeftijd beschikbaar. Alle biggen hadden dezelfde beer tot vader. Ze zijn naar geslacht, gewicht en afstamming zo gelijk matig mogelijk over 6 hokken verdeeld. De in deling was als volgt: hok 4 en 9 graanstro; hok 5 en 8 zand; hok 6 en 7 houten vlonder (zonder strooisel). Stal. Voor deze proef was de moderne varkens., stal op de Proefboerderij te Zegveld beschikbaar. Dit Is een stal van Deens type. De ventilatie is maar matig. De vloer bestaat uit klinkerisoliet. In de loop van de proefperiode is één keer de tempe ratuur van de vloer van de verschillende hokken opgenomen. Er bleek geen verschil van betekenis te zijn. Het lijkt gewenst bij een volgende proef iets meer gegevens te verzamelen over de tempe ratuur. Voeding. Alle varkens kregen hetzelfde rant soen. Het schema dat hiervoor werd aangehouden, was aangepast aan de lichtste varkens. Er werd begonnen met babybiggemeel, waarna ze tot een gemiddeld levend gewicht van 60 kg biggemeel kregen. Na 60 kg ontvingen de dieren alleen var- kensmeel. Verloop van de proef. Bij deze proef hebben zich geen ernstige moeilijkheden voorgedaan. De varkens in de hokken met zand als strooisel en de varkens op de houten vlonders zonder strooisel waren moeilijk schoon te houden. Het aanbrengen van een dwarsbalk om het zand wat tegen te houden, bracht hierin geen verbetering. Door het gebruik van zand als strooisel kreeg men enige moeilijkheden met de gierafvoer. Resultaten van de proef. De resultaten van deze proef kunnen we als volgt samenvatten: gem. voeder- aantal gem. gem. gem. aant. gem. groei verbruik Hok varkens begingew. eindgew. mest_ per dag per kg in kg in kg dagen in gr. groei in kg stro (4 6 20.7 107 141 611 3.29 (9 6 21.1 110 144 614 3.32 gemiddeld 612 3.30 zand (5 6 20.8 105 148 566 3.65 (8 6 21.3 108 149 582 3.55 gemiddeld 574 3.60 houten (6 6 20.5 98 150 514 4.04 vlonder (7 6 21.3 96 151 493 4.21 gemiddeld 503 4.12 Financiële uitkomsten. Volgens de berekenin gen van het L. E. I. gebruikt men in Zuid-Holland 0,3 kg stro per dag per mestvarken. Gaan we hier van uit, dan komt men aan ca. 45—50 kg stro per mestvarken en dit hebben we gerekend op 5, per varken. We hebben de indruk, dat er in Zeg veld iets meer stro gebruikt is, doch dit maakt niet zoveel uit. De kosten van het zand laten we buiten be schouwing, terwijl we verder niets gerekend heb ben voor de extra waarde van de mèst van de varkens met stro als strooisel. De varkens die bij deze proef zand als strooisel kregen, hadden een voederverbruik dat gemiddeld 0,3 hoger was dan van de varkens met stro als strooisel. Voor een groei van 80 kg dus ca. 24 kg meel. Dit is 8,h 8,50 per varken. De varkens die bij deze proef op een houten vlonder zonder strooisel lagen, hadden een voederverbruik, dat 0,8 kg hoger was dan van de varkens, die op stro lagen. Voor een groei van 80 kg dus ca 64 kg meel. Dit is 22,— a 24,per varken. Conclusie. Bij deze proef bleek het gebruik van stro als strooisel voor mestvarkens goed betaald te worden. De proef wordt in de zomermaanden herhaald.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 5