De inzaai van stoppelgewassen
641
VRIJDAG 10 JULI 1964
J. M. v. d. WEELE
R. L. V. D. -r- Goes.
nog doen. (Zie verder volgende pag.)
HET ziet er naar uit dat de oogst van de zomergewassen
vroeger zal vallen dan de laatste twee jaren. Dit
houdt in dat de vrijgekomen stoppels onze aandacht vragen.
In een aantal gevallen zal hieraan geen werk zijn, omdat
reeds een groenbemester onder dekvrucht is ingezaaid,
maar een vrij aanzienlijke oppervlakte zal op één of andere
manier „bewerkt" moeten worden.
Naast de mogelijkheden van onkruidbestrijding die spe
ciaal de vroege stoppels bieden, bestaat de gelegenheid tot
inzaai van een stoppelgewas. Op dit laatste zal in dit ar
tikel nader ingegaan worden, waarmee niet gezegd wil zijn
dat de stoppelbewerking uit een oogpunt van onkruidbe
strijding minder belangrijk is. Schoon land is een eis van
de eerste orde en een voorwaarde voor goede bedrijfsuït-
komsten.
Een minstens zo belangrijke voorwaarde is echter, dat de
grond in een goede kuituurtoestand verkeert. De verbouw
van een geslaagd stoppelgewas kan hieraan een belangrijke
bijdrage leveren. Op de gemengde bedrijven kan van som
mige gewassen bovendien nog een aanzienlijke hoeveelheid
veevoer worden gewonnen.
WAAROM EEN STOPPELGEWAS
IVEZE vraag kan kort beantwoord worden met ae op-
merking: „Het levert een batig saldo op"! Toch wil
len we wat dieper ingaan op de voordelen die (stoppel)
gróenbemesters bieden.
Ie. Grondbedekking. Gaat struktuurbederf door regen
(slemp) en uitdrogen tegen. Bij snelle beginontwikke-
ling wordt het onkruid onderdrukt.
2e. Beworteling. Bevordert de doorlatendheid en houdt op
slempige grond na het omploegen de bouwvoor beter
vast. Vooral grasgroenbemesters bezitten deze eigen
schap. Zware kleigrond ploegt gemakkelijker.
3e. Opbrengst. Zowel het onder- als het bovengrondse
deel levert bij onderwerken een welkome hoeveelheid
droge organische stof op.
4e. Stikstofbesparing. Bij verbouw van vlinder
bloemige groenbemestingsgewassen 't grootst
in het eerste jaar daarop volgend (2060 kg
N/ha)bij niet-vlinderbloemigen een besparing
van 040 kg N/ha. Deze hoeveelheden zijn
sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de
groenbemester, het weer en het gewas dat ge
teeld wordt.
5e. Vertering. Gunstige ervaringen zijn bereikt
met de inzaai van wikken of Alexandrijnse
klaver in vroege graszaad-stoppels De afbraak
en vertering van de wortel- en stoppel resten
wordt er door bespoedigd, hetgeen resulteert
in een beter geslaagd gewas in het daaropvol
gende jaar. Dit geldt zij het in mindere
mate ook voor (lange) graanstoppels.
Bovengenoemde punten zullen leiden tot het
scheppen van gunstige groeivoorwaarden voor de
gewassen in het volgende jaar. Voor een goed zaai-
bed, verkregen met zo weinig mogelijk bewerkin
gen van de grond, kan reeds nu de basis worden
gelegd.
Door inzaai vj>n een groenbemestingsgewas in het voorgaande jaar, legt
men de basis voor een goed gevormde aardappelrug.
Enkele belangrijke voor Zeeland geschikte stoppel gewassen. In de'volgende tabel zijn van enkele voor
Zeeland belangrijke stoppelgewassen de voornaamste gegevens vermeld, die ten dele aan de Rassen-
lijst 1964 zijn ontleend. Voor meer uitvoerige gegevens wordt hiernaar verwezen.
zaaizaad
Vlinderbloemigen
Niet
Vlinderbloemigen
Naam
gewas
wikken
Alexandrijnse
klaver
Ital. raaigras
Westw.
raaigras
zaai
tijd
juli10 aug.
juli—5
juli5
hoeveelheid grond-
kg/ha1) bedekking
120 (90—140)
gem.
stikstofgift zaaizaad-
kg N/ha D en stikstof-
kosten
gld/ha
100
aug.
aug.
30 (25— 40)
40 (30— 40)
50 (40— 60)
80 (60—100)
80 60—100)
juli— aug.
x) Het eerste getal geeft de meest gebruikelijke hoeveelheid aan De tussen haakjes geplaatste
len geven de vaak voorkomende speling aan.
-'tal-
Bij aanwezigheid van bietencystenaaltjes in de
grond oppassen met kruisbloemigen en bij een
met erwteneystenaaltjes besmette grond geen
wikken gebruiken. Zaadvorming kan bij gras
groenbemesters en soms ook bij kruisbloemi
gen een vervelende eigenschap zijn..Vaak zijn
echter hiertegen wel afdoende maatregelen te
treffen. Voor veevoer leent het ene gewas zich
beter dan het andere.
6. De kosten. Zaaizaad en soms kunstmest zijn
de belangrijkste posten. Vergelijking van deze
kosten zonder meer is niet mogelijk. Uiteinde
lijk moeten de eerdergenoemde faktoren door
slaggevend zijn bij de keuze van het gewas.
OPMERKINGEN BIJ DE TABEL
HOOR de lichte zavelgronden waar nogal muur
voorkomt, verdient wikken de voorkeur boven
Alexandrijnse klaver. Wil men tegen muur spui
ten dan is gras het beste gewas. Zowel van Ita
liaans als van Westerwolds raaigras verdienen de
bekende selekties de voorkeur. Is voederwinning
het hoofddoel van het stoppelgewas dan kan bij
vroege zaai ook het tetraploïde gekozen worden.
Dit schijnt echter van Italiaans raaigras zo goed
als uitverkocht te zijn. Bij late inzaai (2e helft
augustus en begin september) kan het landras van
Westerwolds raaigras genomen worden. Dit heeft
een snelle beginontwikkeling.
Wanneer vroeg gezaaid wordt is minder zaai
zaad nodig dan bij laat zaaien. Op zware grond
meer zaaizaad gebruiken dan op lichte grond. Van
het grove tetraploïde raaigras is meer zaaizaad no
dig dan van het gewone diploïde, althans voor vee-
voerwinning.
Het cijfer voor de grondbedekking heeft zowel
betrekking op de vlotheid als op de mate van
grondbedekking van een volgroeid gewas.
Gras dat tevens voor voederdoeleinden wordt
verbouwd moet zwaarder met stikstof worden be
mest dan wanneer groenbemesting het hoofddoel
WELK GEWAS IN DE STOPPEL
ITIT het grote aantal stoppelgewassen zal, af-
hankelijk van de eisen die men er aan stelt
en de bedrijfsomstandigheden, het meest passende
gewas gekozen moeten worden. Hierbij zal blijken
dat een aantal van deze gewassen om een of an
dere reden minder aantrekkelijk is, zodat de uit
eindelijke keuze toch beperkt is. Faktoren die de
keuze bepalen zijn:
1. Doel van de teelt, (alleen groenbemesting of
tevens veevoer). Sommige gewassen zijn voor
beide doeleinden geschikt;
2. Zaaitijd. Afhankelijk van het tijdstip van vrij
komen van de stoppel zal het voor die tijd
beste gewas gekozen moeten worden. Voor
groenbemesting alleen kan men later zaaien
dan voor voederwinningsdoeleinden. Vroeg
zaaien betekent echter ruimere keus en min
der risiko.
3. Onkruid. De zwaarte van de grond, onkruid
bezetting en voorgenomen maatregelen ter be
strijding van onkruid in de stoppel of de
groenbemester. Wordt veel onkruid verwacht
dan een snelle groeier kiezen of een gewas
waarin chemische bestrijding kan plaats vin
den.
4. Slagingskansen. Afhankelijk van de soort ge
was, de grond en de aantasting door ziekten
en plagen kan de teelt goed of minder goed
slagen. Ten dele kan men hiertegen afdoende
maatregelen treffen.
5. Eigenschappen van het gewas. Aan sommige
gewassen zijn bezwaren verbonden omdat ze
de vruchtopvolging in gevaar kunnen brengen.
Wie dit
voorjaar geen
groenbemestings-
gewas gezaaid
heeft, kan het nu
in vele
gevallen