612
Van Nationaal naar Internationaal Landbouwbeleid
Wist V dat....?
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
(Vervolg van vorige pag.)
king hebben moeten treden. Men wil nu trachten
per 1 november deze verordening te laten ingaan.
Die voor de rijst zijn klaar en die voor het rund
vlees bijna gereed. Deze zouden dan per 1 septem
ber of 1 oktober in werking kunnen treden. Maar
als voorwaarde hiervoor heeft indertijd minister
Biesheuvel gesteld: wij gaan alleen accoord wan
neer ze alle drie tegelijkertijd in werking treden.
Nederland is bijzonder bang, als de Italianen en
de Fransen hun rijstverordening binnen hebben,
dat ze de andere reglementen op de lange baan
gaan schuiven. Hierdoor zou dan voor Nederland
een aanzienlijke schade ontstaan. De heer Biesheu
vel heeft nu nog de troef in handen van de rijst
en hij wil deze niet uit handen geven eer hij een
garantie heeft dat tegelijkertijd het reglement van
de zuivel en het rundvlees in werking treden.
Dat is dus de tweede moeilijkheid, maar hier
zal men dus wel uitkomen.
Naar de redaktie juist voor het ter perse gaan
van dit nummer verneemt hebben de ministers
van Landbouw van de zes E. E. G.-landen te
Brussel een compromis bereikt Over de drie
landbouwverordeningen, zuivel, rijst en rund
vlees. Dit compromis houdt in dat de verorde
ning voor rijst op 1 september a.s. in werking
zal treden, indien vóór eind juli een accoord
wordt bereikt over de zuivelverordening. Indien
dit dan nog niet gelukt zou zijn dan zal de in
werkingtreding van de rijstverordening ver
schoven worden naar 12 september a.s. In beide
gevallen in de voor de zuivel- en rundvlees
verordeningen vastgestelde ingangsdatum 1
november. Met deze regeling die eerst na uren
lange moeizame debatten kon worden bereikt,
heeft Nederland dus afgezien van de aanvanke
lijke koppeling van de drie verordeningen, wat
de datum van toepassing betreft. Red.
POLITIEKE MOEILIJKHEDEN
ZIJN GROTER
WE werkelijke moeilijkheden, ben ik van mening,
"liggen niet zozeer in de landbouwzaken, maar
zitten veel meer in 't politieke vlak. Hoe verder de
economische gemeenschap van deze zes landen
voortschrijdt (en we zijn dus nu ruim zes jaar be
zig) hoe meer naar voren komt, dat we geen poli
tieke eenheid vormen als zes landen. En het is
juist de politieke eenheid die bijzonder veel moei
lijkheden oplevert, omdat er totaal verschillende
denkbeelden over die politieke eenheid zijn. Tussen
met name Frankrijk en bijv. Nederland en Italië.
En zolang wij dus daar geen enkele voortgang
maken, zal het ook steeds moeilijker worden om
op economisch gebied verder te kunnen werken.
Persoonlijk acht ik het niet zo verschrikkelijk be
langrijk of wij deze economische gemeenschap in
12 jaar tot stand brengen of in 20 jaar! Want een
zo ingewikkelde en moeilijke eenheid is in de ge
schiedenis nog nooit vlug tot stand gekomen, tenzij
men het dwingend heeft opgelegd en daar is nooit
veel zegen uit voortgekomen. Landen als Frankrijk,
Italië en Duitsland en ons eigen land hebben
eeuwen nodig gehad om tot een eenheid te gera
ken. En wij willen in onze snelle tijd van straal
vliegtuigen alles in 12 jaar voor elkaar boksen! Ik
geloof dat we wat geduld moeten hebben en dat
we dan op den duur heus wel tot het gewenste
resultaat komen al is dat dan niet precies op tijd.
Want de hele situatie zowel van technische, weten
schappelijke als economische kant is van dien aard
dat men gedwongen wordt tot grotere eenheden
te komen. En dan is er ook nog tijd om die andere
Europese landen, die nu nog afzijdig staan in onze
gemeenschap te krijgen.
VERLAGING
AMERIKAANSE INVOERRECHTEN
UET tweede belangrijke punt is de Kennedy-
ronde, de onderhandelingen om de handel te
verruimen tussen de landen in de wereld. Even
eens 'n ingewikkelde zaak. In het kort neerkomend
op bevordering van de handel door verlaging van de
Amerikaanse invoerrechten tot 50 Wijlen pre
sident Kennedy streefde naar grotere samenwer
king in de Atlantische Gemeenschap. Door twee
middelen wilde hij dat doel bereiken. Allereerst
door Engeland te trachten bij de E. E. G. te krijgen.
Met de verwachting dat dan andere landen wel
zouden volgen. In de tweede plaats te streven naar
vergroting van de handel van de twee westelijke
werelden, te bereiken door verlaging van de tarie
ven en het vermindering van de handelsbelemme
ringen.
Het toetreden van Engeland tot de E. E. G. is
mislukt door het veto van Frankrijk. De verlaging
van de tarieven en het verminderen van de han
delsbetrekkingen, de Kennedy-onderhandelingen,
zijn nog gaande.
En de vraag is, of men er iets mee opschiet nu
het plan toch al voor een deel mislukt is. Wanneer
er n.l. geen overeenstemming over een vrijere han
del in landbouwprodukten komt, dan kan er van
de zijde van Amerika ook geen overeenstemming
komen over de industriële produkten. En dat is be
grijpelijk, want Amerika is het land met de groot
ste landbouwoverschotten. De Amerikanen wensen
dat met name West-Europa (de E.E.G.) meer
Amerikaanse produkten gaat kopen in de toe
komst. Zij willen een garantie voor de toegang tot
onze markt krijgen; vooral voor de granen. Hoe
een en ander geregeld zal moeten worden, is nog
de grote vraag. Vandaar dat de Amerikanen van
mening zijn dat in de E. E. G. de graanprijzen niet
zo hoog gesteld moeten worden, daar dit o.m. tot
gevolg zal hebben dat Amerika de overschotten
daar niet af kan zetten.
OOK IN INDUSTRIËLE SEKTOR
MOEILIJKHEDEN
ÏYE E. E. G.-landen hebben daarentegen een heel
andere mening en achten de Amerikaanse
zienswijze niet de juiste. Bij het geven van ae ge
vraagde garantie aan Amerika voorziet men in de
E.E.G. bij grote oogsten alleen maar'n verschuiving
Van het overschottenprobleem van Amerika naar
de E. E. G.-landen. Dit acht men geen reële oplos
sing van de grote landbouwproblemen. Die oplos
sing zal gezocht moeten worden door overleg t.a.v.
het te voeren landbouwbeleid. Dus redelijke prij
zen van de produkten voor onze boeren, een oplos
sing zien te vinden voor de afzetproblemen en een
betere produktiebeheersing.
Het ziet er niet naar uit dat t.a.v. deze tegen
gestelde meningen vlotte oplossingen gevonden
zullen worden, want de onderhandelingen in de in
dustriële sektor geven ook allerlei grote moeilijk
heden. Mjen verwacht dat deze onderhandelingen
zeker enige jaren in beslag zullen nemen. Maar
wanneer deze uiteindelijk tot een resultaat leiden,
zullen zij vanzelfsprekend invloed hebben ook op
het Nederlandse landbouwbeleid, op wat dan mis
schien al geworden is een E. E. G.-landbouwbeleid.
Omdat de afspraken, die gemaakt worden door de
E. E. G. dus ook door Nederland moeten
worden nagekomen.
TAAK Z. L. M.
II7E zijn zo langzamerhand ver van huis geko-
men, ver van de dagelijkse arbeid op de boerde
rij en ver van de dagelijkse zorg van de boer. En
ik kan me voorstellen dat u zich afvraagtwat heb.
ben wij als landbouworganisatie, als Z. L. M. en
ook als K. N. L. C. daar eigenlijk mee te maken.
Wij hebben als landbouworganisatie echter de taak
uw belangen op alle mogelijke gebied te behar
tigen, ook op het gebied van het landbouwbeleid.
Wij hebben dat altijd in positieve zin gedaan.
Voor de oorlog, maar zeker ook na de oorlog.
We hebben getracht de geweldige ontwikkeling
niet alleen te volgen, maar we hebben ook ge
tracht er mede richting aan te geven. Het is uit
eindelijk natuurlijk de Regering, die het laatste
woord hierin heeft. De overheid beschikt over een
groot apparaat van mensen met zeer gespeciali
seerde krachten op alle mogelijke gebied. En de
enige mogelijkheid dat de landbouworganisatie
toch ook mede richting kan geven aan het land
bouwbeleid en de belangen van de boeren in Ne
derland zo goed mogelijk te behartigen, was dat
wij ook een apparaat daar tegenover stelden. Niet
zo groot, dat is onmogelijk, maar in ieder geval
een apparaat van mensen die de vraagstukken
goed aankonden. En als landbouworganisaties heb-
ben we dat in samenwerking gedaan. We hebben
het eerst gedaan in de vorm van de Stichting van
de Landbouw, en daarna samen met 't Landbouw
schap.
En ik vraag me wel eens af of wij daarbij te ver
gegrepen hebben. Wanneer men zo daarover leest
en over hoort wat er allemaal tegen deze samen
werkingsvorm zo gezegd en geschreven is, dan
vragen we ons wel eens af, zijn wij daarmee op
de goede weg? Maar dan vraag ik me weer af hoe
hadden wij al deze zaken kunnen behartigen?
VELE TAKEN VOOR ONZE ORGANISATIE
UET landbouwbeleid is maar een onderdeel van
de zaken, die wij voor U moeten behartigen.
We moeten ook voor U behartigen uw grond- en
pachtzaken, alle planologische plannen moeten wij
beoordelen, de sociale vraagstukken, de arbeids
overeenkomsten, de arbeidsvoorwaarden, ook de
sociale problemen van de landbouwgezinnen zelf,
we hebben de tuinbouwvraagstukken, de plant- en
dierziektebestrijding, belastingvraagstukken.
In al deze zaken wenst U terecht dat er voor U
opgetreden wordt. Maar dan hebben ook wij spe
cialisten nodig.
En nu nog meer in internationale bemoeiing. We
doen dat gelukkig samen met onze zusterorgani
saties. Dit kan wat minder gemakkelijk in Land-
oouwschapsverband. En we doen het samen met
de zusterorganisaties in de E. E. G.-landen want
ook ten opzichte van al die E. E. G.-vraagstukken
willen wij trachten als boerenstand van die zes
landen zoveel mogelijk een gelijkluidend standpunt
in te nemen. Dat is van zeer groot belang.
Andere bedrijfstakken hebben deze samenwer
king in de E. E. G. ook al volledig tot stand ge
bracht. Wij doen dat zelfs ook al in wereldverband.
We praten dan ook bijv. over de Kennedy-onder
handelingen met onze zusterorganisaties uit an
dere landen dan de E. E. G.-landen.
Wij hebben dus die samenwerking in 3 C. L. O.-
verband. Wij zullen als Zeeuwse landbouw en Ne
derlandse landbouw moeten bedenken dat wij maar
een onderdeel van die E. E. G. zijn en we zijn
bovendien nog maar een klein land in die E. E. G.
Hoe men het ook uitrekent naar oppervlakte of
naar produktie, wij blijven een klein land, ook naar
het aantal inwoners.
En daarom zal de boer slechts door de kwaliteit
van zijn producten en door samenwerking bij de
afzet in de toekomst een grotere kans in de E. E. G.
kunnen maken.
Zo geldt dat voor de organisaties eigenlijk
precies hetzelfde. Wij zullen de beste mensen
moeten aantrekken voor dit werk die we kun
nen vinden. Wij moeten de kwaliteit aantrekken
om onze belangen te behartigen. En We zullen
die kwaliteit moeten bundelen zoveel als we
kunnen. We zullen als organisaties in de toe
komst ook nog wel veel nauwer moeten samen
werken dan we gedaan hebben. Ook daarover
wordt reeds gesproken. Maar zeker op dit in
ternationale terrein zullen wij als landbouw
organisatie ook moeten integreren.
En daarnaast moeten we toch nauw contact
houden met onze boeren. Ik acht dit van hoge
waarde, want tens"'»***» »»-;>j»t het bii onze stands
organisaties toch in de eerste plaats om het
verdedigen van de belangen van onze boeren!
PiR. Vondeling, de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer, een brief heeft
U geschreven aan de minister van Financiën, betreffende de fusie (samensmelting) van enkele onzer
grote bankinstellingen?
Nu ben ik het lang niet altijd met dr. Vondeling eens, maar het is altijd de moeite waard om te luis
teren naar wat hij zegt of schrijft. Nu moeten mijn lezers niet schrikken en denken dat ik in ons land
bouwblad aan politiek ga doen. Geen sprake van. Maar dr. Vondeling roert in zijn brief een onderwerp
aan, dat zeer stellig onze aandacht verdient.
Ik las deze week nog eens na enkele stukken uit het bekende werk van de grote socialistische voor
man Karl Marx, dat hij dit jaar juist een eeuw geleden, schreef over de z.g. concentratietheorie.
Marx schreef daar dat de grote bedrijven door hun technisch overwicht de kleine- en middenbedrij
ven zullen verdringen en het leven onmogelijk maken.
T/ONDELING wijst er op dat de fusie van onze grote bankinstellingen voor ieder waarneembaar is,
maar hij is beducht dat, hetgeen we niet zo goed kunnen waarnemen, deze grote bankconcen-
traties nog veel verder reiken, door hun grote invloed op het bedrijfsleven.
Hoeveel voormannen uit de bankwereld spelen niet een grote rol in het bedrijfsleven als commis
saris en hoeveel bedrijven werken niet met grote bankeredieten?
Ik kan niet beoordelen in hoeverre hierin gevaren voor 't bedrijfsleven schuilen, ik noemde slechts
het verschijnsel. Maar ik kan, met alle waardering voor onze grootbanken, me niet aan de gedachte
ontworstelen, dat hier mogelijk toch bepaalde gevaren kunnen schuilen.
Het kan niet worden ontkend dat hier een zeer grote machtsconcentratie plaats vindt. Nu zou men
MACHT kunnen omschrijven als ZELFBEWUSTE KRACHT en wellicht dreigt hier op de achtergrond
OVERMACHT en daar heb ik wel bezwaren tegen.
Terugkerend naar mijn uitgangspunt de concentratietheorieën, we zien deze ook in de agrarische
sector echter met een groot principieel verschil.
f~)OK in de landbouw zit het kleine en middenbedrijf in een moeilijke positie en is een ontwikke-
gaande in de richting van het groot- of althans grotere bedrijf.
Deze ontwikkeling komt echter niet van bovenaf, maar van onderenop. De moeilijkheden in het
kleine bedrijf zijn oorzaak dat vele kleine ondernemers dergelijke beperkte bestaansmogelijkheden
hebben, dat ze een positie als goed betaald industrie-arbeider e.d. verkiezen boven het veelal zwaardere
en langdurig werk in eigen klein bedrijf.
Hoe begrijpelijk en verklaarbaar ook, toch betreur ik dit verschijnsel. Wellicht mede omdat ik mijn
jonge jaren op het kleine-middenbedrijf meewerkte, maar vooral omdat ik een verdwijnen van 't kleine
bedrijf zie als een te betreuren maatschappelijk verschijnsel.
De zelfstandige verantwoordelijk kleine ondernemer zie ik als een hechte pijler van onze samen
leving en een opsplitsen in groot-ondernemingen en arbeiders heeft zeer bepaald mijn sympathie niet,
ook al bezie ik dit vraagstuk met geheel andere ogen dan Karl Marx. Men behoeft dit beslist niet on
verdeeld met mij eens te zijnMEIJERS.