Overpeinzingen van een fruitkweker
REGERING ZET VEE EN VLEES ONDER DRUK
483
Bij AANPASSING LANDBOUW
LANDBOUWONDERWIJS
BETREKKEN
RUILVOET RUNDSLACHTVEE
GEWIJZIGD
TUINBOUWKLANKEN
VRIJDAG 2 2 MEI 1964
Het landbouwonderwijs moet bijdrage leveren
tot aanpassing van de landbouw aan nieuwe om
standigheden. Aldus de heer ir. C. S. Knottnerus,
als voorzitter van het bestuur van de Stichting
Hogere en Middelbare Landbouwschool van het
K. N. L. C. te Dordrecht, op een op 5 mei gehouden
bestuursvergadering. Daarom zal het Hoofdbe
stuur van het K. N. L. C. zich moeten uitspreken
over het beleid dat gevoerd dient te worden ten
aanzien van het Middelbaar en Hoger Landbouw
onderwijs. De K. N. L. C.-school te Dordrecht zal
zowel wat het gebouw betreft als wat de cursus
aangaat verder uitgebouwd moeten worden.
Op deze vergadering van het Bestuur van de
Stichting Hogere en Middelbare Landbouwschool
gaf de directeur van de school, de heer ir. W. T.
Rinsema, een overzicht van de situatie van de
school, waarin hij melding maakte van het feit dat
beide scholen nog nooit zo'n groot leerlingenaantal
hebben gekend. De verwachting bestaat dat we
gens dit leerlingen-aantal het komende cursusjaar
alle klassen gesplitst zullen moeten worden.
De vraag werd besproken of aan de Dordtse
Landbouwschool een praktijkboerderij verbonden
zou moeten zijn. Ook werd de vraag aan de orde
gesteld of het beleid van het K. N. L. C. in dit ver
band gericht zal moeten zijn op centralisatie van
het hoger landbouwonderwijs, dan wel of uitgegaan
moet worden van een spreiding van het hoger
landbouwonderwijs over die gebieden waar poten
tieel leerlingen zijn te verwachten.
Het bestuur van het Produktschap voor Vee en
Vlees besprak in de laatstgehouden besloten ver
gadering de situatie op de slachtveemarkt. In het
bijzonder het punt betreffende de opheffing van de
bestaande bestemmingsbeperking van ingevoerd
vers rundvlees. Besloten werd de verkoop van vers,
uit het buitenland ingevoerd vlees in de slagerst-
drijven toe te staan.
Voorts werd een wijziging in de zogenaamde
ruilvoet-verhouding aangebracht, die een verdere
verruiming van de invoermogelijkheden inhoudt.
Zowel de invoer van levend slachtvee als die van
vers rundvlees is thans mogelijk in een verhouding
van 280 kg invoer tegen een uitvoer van 120 kg. De
maatregelen, die donderdag 14 mei 1964 zijn inge
gaan, werden getroffen teneinde een verdere stei-
ging van de slachtveeprijzen tegen te gaan.
IN een speciale spoedvergadering kwam het P. V. V. op last van de regering in alle beslotenheid
bijeen. Het ging om de opheffing van de bestemmingsbeperking van de zogenaamde Franse voor
voeten. De regering kon beslist geen week wachten. Het P. V. V. nam immers de vorige vergadering
het besluit een definitieve beslissing pas over 14 dagen te nemen. De nood bleek wel zeer hoog te zijn
bij drs. v. d. Willigen, die hier ook Minister Andriessen van overtuigd schijnt te hebben, want de rege
ring gelastte het P. V. V. met spoed een beslissing te nemen. Die beslissing is genomen. Men koos een
middenweg.
De beslissing luidt dat de bestemmingsbeperking voor ingevoerd vers en gekoeld rundvlees is opge
heven. Mocht dit vlees voorheen alleen verwerkt worden in de vleeswarenfabrieken thans is het zo
dat dit vlees ook is toegelaten in de slagerijen. Ver der is bepaald dat in tegenstelling tot voorheen toen
de vleeswarenfabrieken onbeperkt Frans industrie vlees konden invoeren uitsluitend ter verwerking
in de vleeswaren, het thans zo wordt dat voor iedere 120 kg rundvlees wat we uitvoeren er 280 kg
voor terug mag worden ingevoerd in verse of gekoelde vorm.
r kunnen, het geheel overziende, vaststellen dat het P. V. V. niet door de knieën is gegaan zoals
de regering en de slagers wilden dat zij zouden doen. In principe is het immers zo dat het
F. V. V. de leidsels niet heeft overgegeven. Indien nodig kan de ruilvoet t.o.v. derde landen en t.o.v.
de E. E. G. weer teruggedraaid worden wanneer de marktontwikkeling daar aanleiding toe geeft. Het
P. V. V. stelt ook in zijn persbericht dat deze maatregel genomen is om een verdere stijging tegen te
gaan. Dit is ook juist gesteld. Anders zou het vertrouwen in het beleid van het P. V. V. een te grote
deuk krijgen met het gevolg dat de biefstukproduk tie afgeremd zou worden. De regering en de slagers
zouden op de lange duur daar de vruchten van plukken in de vorm van een t.o.v. de stijgende vraag
een achterblijvend aanbod.
Worsteling. Het is overigens wel zo dat men de vraag moet stellen in hoeverre het regeringsbeleid
meer is dan een gelegenheidsbeleid. In het geworstel om het richtprijsbeleid voor de melk heeft het
rundvleesbeleid een grote rol gespeeld en is de landbouw plat gelegd op 31 ct voor de melk. Het nu
afgrendelen van de uitloop van de slachtveeprijzen schept wel een zware verantwoordelijkheid voor de
regering daar het instrumentarium voor een slagvaardig beleid in een tegenovergestelde situatie, niet
beproefd is op zijn degelijkheid en het naar het ons voorkomt, dus wel zeker zal zijn dat aan dit markt-
regelend instrumentarium wel wat zal ontbreken.
Prijzen drukken is gemakkelijk, vergeleken met prijzen ophalen. Voor het eerste heeft men in de
regering blijkbaar meer belangstelling dan voor het laatste. Dit heeft ook tot gevolg dat toen in '61/'62
sprake was van een rundvleesdebacle in ons land, waar de regering weinig aan kon en wilde doen
omdat hier geen beleidslijnen voor opgesteld waren, de regering thans zit met de erfenis van het
toen onvoldoende in de bocht springen.
De biefstuk is favoriet. Wanneer het publiek het betalen kan, blijkt er een grote voorkeur te bestaan
voor mager mals rundvlees. Wanneer de rundvleesprijzen, zoals thans, in een tijd van seizoenmatig
kleiner aanbod, en als terugslag op te lage prijzen in het verleden, hoog zijn, schakelt het publiek
zeer weinig over naar het goedkopere varkensvlees waarvan de prijzen voor courante varkens gemid
deld 1,50 tot 2,per kg goedkoper in de markt liggen. Dit geldt ook voor vervangbare zuivelpro-
dukten als kaas. Ligt het rundvlees evenwel zwak in de markt dan ziet men wel het tegenovergestelde
gebeuren. Het schijnt n.l. dat voor het publiek de zeer hoge prijzen die men voor de biefstuk moet be-
taijen, minder afschrikwekkend is dan vroeger.
Onjuiste vergelijking In de „Volkskrant" wordt een vergelijking getrokken tussen de noteringen
van derde soort slachtkoeien per kg geslacht gewicht. In dit staatje wordt de notering in 1962 ver
geleken met die in 1964 vanaf half januari. Daaruit blijkt dat van week tot week deze derde soort koeien
zijn uitgelopen op de prijzen van vorig jaar van 20 a 25 ct per kg tot een gulden begin mei. De Volks
krant besluit dat de stijging thans 40 bedraagt. Het is een wat oppervlakkig oordeel daar hier niets
gezegd wordt over de kostenstijging in die 2 jaar en voorts om dit percentage te baseren op één week.
Wij vragen ons af of de lezer van de Volkskrant zich niet eens af zal vragen wat er allemaal tussen
zit. Wij bedoelen tussen hetgeen de boer ontvangt en wat de consument betaalt. Uit die vergelijking
valt op te maken dat de boer in 1902 voor zijn derde soort slachtvee gemiddeld 2,63 ontving; twee jaar
later was dit van 1 januari tot eind april 3,gemiddeld; dit is een stijging van nog geen 15 Een
uitschieter begin mei is de notering van ƒ3,65. Men vit wel op die boer, ook nog door middel van
tendentieuze vergelijkingen, maar waar blijft de verklaring hoe het komt dat deze prijs per kg ruim
2 x zo duur is geworden vóórdat de runderlap in de braadpan ligt? En waarom de biefstuk ligt op een
niveau (als duurder deel van een koe) dat ruim 3 x het marktprijspeil beloopt?
Wat is er sinds 1961 gebeurd met het inkomen van de consument, slagers, vleeswarenfabrieken etc.
Wanneer men vergelijkingen trekt moet men de za ak niet uit zijn verband lichten en niet op onder
delen vitten en geen gelegenheidsvergelijkingen maliën, netzomin als de regering door gelegenheids
vergelijkingen in paniek mag raken. Het gaat er om welke richtlijn men vasthoudt om de prioriteit
van de veehouderij na te streven.
Het Voorlichtingsbureau voor Vlees en Vleeswaren willen wij nog wel ernstig in overweging geven
met voorlichting zo ver te gaan dat zij bekend maakt, dat er vlees zat in ons landje. Tevens dat zij
propaganda en voorlichting minder naamloos maken. Aan iets meer genuanceerde voorlichting is
blijkbaar behoefte. Iedereen weet dat „Vlees heel goed is" maar iedereen weet blijkbaar nog niet dat
in ons land vlees meer dan voldoende voorhanden is. De consument moet wat schakelen leren tussen
varkens, pluimvee, lanms- en rundvlees. Dit is ook prijs- en produktiestabilisatie.
D.
f
Hij woont in ZUID-BEVELAND en met fruitteelt verdient hij zijn brood.
Maar nu zit hij in moeilijkheden, ja, in nood!
Lange tijd heeft hij alles goed kunnen volgen.
Thans wordt het vak te moeilijk, hij is verbolgen.
Neem nu die ziektebestrijding in 't fruit.
Je weet op de duur niet meer wat en waartegen je spuit.
Middelen zijn er genoeg, een heel boekje vol
Juist daardoor raakt je hoofd op hol.
Wat moet ik nu gebruiken, wat geeft baat?
Endosulfan, chloorbenside, tetradifon, dimethoaat,
Malathion, demeton- S- methyl of tetrasul,
Thiovit en hoe heet al het andere spul.
En bleef het bij deze namen dan ging het misschien nog.
Maar de fabrieken en handelaren plegen bovendien boerenbedrog.
Ze hebben hun eigen fantasierijke me-ken.
En suggereren, dat die beter dan „andere" werken.
Het is echt verwarrend dat ze dat doen en velen vinden,
het uiteindelijk geen stijl van de bestrijdingsmiddelen-vrinden.
Het rommelt en kraakt toch een beetje in deze hoek.
Niet voor niets wordt er korting gegeven en bij Nieuwjaar een Groningerkoek.
Laten we echter verder gaan met ons vak,
en bestrijden met isolan, mevinfos, trichloorfon en AAfac.
Alleen weet de man uit Zuid-Beveland niet meer correct,
welke stof tegen deze zwam en welk middel tegen dit insect!
Plotseling krijgt deze kweker een helder idee.
Hij denkt, ik doe niet langer aan deze bewapeningswedloop mee.
Hoe deed ik het vroeger, laat ik daar eens over denken.
Waarschijnlijk dat dit me nog redding uit deze moeilijkheden kan schenken.
Aha! we gebruikten toen Cal. pap&oor vele kwalen.
Dat was nog eens een middel, daar zal ik eens van verhalen.
Het hielp tegen meeldauw en schurft en spint.
Al was de huid van de vruchten niet zo glad als van een kind.
Verder hadden we koper of pap van Bordeaux.
Prima voor schurftige rassen als Br. Clairgeaux en Durando.
We kenden minder kanker en helemaal geen stambasisrot.
Het blad werd keihard, maar 't was in ieder geval gezond schot.
Voor de insecten was „luizenpoeder" op z'n plaats
en al was dan de werking niet altijd 18 karaats,
we konden er veilig mee werken en in geval van nood
hadden we altijd nog ter beschikking 17. C. U. of lood.
Zo zit Uw collega nog steeds te bepeinzen,
of hij geen stap terug moet doen, inplaats van modern-zijn te veinzen.
Zo ziet U waar de mens toe kan worden gebracht
door handel en voorlichting, zolang hij niet vaart op
VOLLE EIGEN KRACHT"