421
VRIJDAG 1 MEI 1964
w>
zullen wel niet al te lang na 1818 gesticht zijn. Toen
waren er, zoals hierboven vermeld, meerdere eige
naren, die ieder hun deel in de polder hadden. Een
aantal hunner woonde niet op Noord-Beveland en
zelfs buiten Zeeland.
De hoeve is gebouwd op de gronden van één der
participanten en wel zodanig, dat men van hier uit
ook de exploitatie der overige landerijen ter hand
kon nemen.
Zo komen we dan in stukken van 1832 tegen
dat Willem van Eek, wonende te Dordrecht, eige
naar is. Deze wordt ook „Directeur" van de polder
genoemd en zal zich als eigenaar van een deel,
mede met de exploitatie van de rest van de polder
belast hebben gezien.
Later wordt Cornelia van Eek, gehuwd met Pie-
ter van der Horst en wonende te Sliedrecht, als
eigenares genoemd. Zij zal de dochter van W. van
Eek zijn geweest.
De hoeve en landerijen bleven nog betrekkelijk
korte tijd in deze familie, want omstreeks 1842 wor
den ze gekocht door Servaas Tak te Middelburg,
die zelf op de hoeve ging wonen en in die tijd het
markante middelpunt was van wel ongeveer 100
mensen (eigenaar en arbeiders met gezinnen) die
van het wel en wee van het bedrijf afhankelijk
waren.
De heer Tak liet zich dagelijks door zijn koetsier
Schrier langs de landerijen en door de omgeving
rijden in zijn rijtuig dat voor- en namiddag statig
voorreed langs de stoep van het grote herenhuis.
Er is namelijk geen normale boerenwoning aan
wezig doch een herenhuis en het is zo goed als
zeker dat dit door Tak werd gebouwd. Het bevat
3 verdiepingen en vele kamers.
Het ligt er statig tussen de hoge bomen, niet ver
van de bedrijfsgebouwen. Tussen de grote land-
bouwschuur, waarin eertijds plaats was voor 13
paarden, en het herenhuis ligt nog steeds een be
strate „cirkel", waarover de koetsier gemakkelijk
kon aan- en afrijden.
We zien het voor ons: het zwarte rijtuig langs
het bordes, de koetsier onderdanig het portier
openend, de heer met bakkebaarden en in geklede
jas instappend en dan de zweep erover en voorts
langs de stoffige of modderige landwegen op in
spectie tussen de akkers.
Nu stapt de baas (hier zowel als elders) met een
pet op en op zijn klompen in de Mercedes en is in
enkele minuten op zijn akkers om het werk met
de combine, de vlastrekker of bietenrooier in ogen-'
schouw te nemen.
EEN AFWIJKENDE LANDBOUWSCHUUR
We zullen straks nog nader kennis maken met
de familie Tak, die meer dan 115 jaar in het bezit
van de „Steenhove" bleef, doch eerst iets over de
gebouwen.
Valt het herenhuis op door zijn royale bouwwijze,
inwendig door de vele grote en hoge kamers, de
brede gangen en de grote keldergewelven, die
zeker onder de eerste eigenaar een goed gesorteer
de wijnvoorraad zullen hebben geborgen, één der
landbouwschuren trekt eveneens de aandacht van
wege de bijzondere bouwtrant.
In de kopgevel treffen we hier n.l. de mendeuren
en de toegangen tot de ruimte die vroeger het wa
genpark herbergden, aan. Er is dus sprake van een
langsdeel, welke doorloopt over de hele lengte van
de schuur en geheel achteraan weer een uitgang
heeft.
De landbouwschuur met langsdeel.
Dit in tegenstelling met de meeste schuren in
Zeeland, welke van dwarsdefen zijn voorzien.
De deel ligt wat links van de lengteas en aan de
linkerkant bevinden zich de vroegere paardestallen
en verder naar achter de stallen voor het rundvee.
Van levende have, met uitzondering van de hond,
is op de boerderij volgens de huidige bewoner geen
sprake meer.
Eertijds werd het vee vanaf de deel gevoerd en
rechts daarvan bevonden zich de tasruimten, die
nu nog worden gebruikt voor stro-opslag en voor
een groot gedeelte voor de machines (trekkers,
transporteur, zaaimachines, enz.). In deze ruimte
bevond zich ook de paardetredmolen voor het dor-
sen van het graan.
Volgens de tegenwoordige pachter van dit ge
deelte der hoeve, de heer Zuidweg, wijkt de inwen
dige constructie van de schuur sterk af van de
traditionele bouw met dwarsdelen, terwijl zeer
waarschijnlijk de architect weinig ervaring met
het bouwen van landbouwschuren moet hebben ge
had, gezien enkele zwakke punten in de kapcon
structie, die het doorbuigen van balken als gevolg
hebben. Ook de ligging van het pannendak is daar
door, wat minder betrouwbaar bij stormweer.
Een opvallende bijzonderheid aan de kopgevel
van deze schuur is een zonnewijzer boven de men
deuren. Deze heeft de vorm van een plat houten
bord, met schuin uitstekende houten staaf, waar
van bij zonneschijn de schaduw op een cijferschaal
valt. Men kan aldus het juiste uur (zonnetijd 1
uur minder dan West-Europese tijd) aflezen.
Deze zonnewijzer draagt het jaartal 1844. Met
zekerheid is evenwel niet te zeggen of dit het
bowjaar van de schuur is. Daar de hofstede nog
een andere grote landbouwschuur in Zeeuwse
trant bezit, kan het zijn, dat de hierboven bespro
ken schuur in een later jaar dan deze laatste, werd
gebouwd.
GROOTGRONDBEZIT IN DE VORIGE EEUW
We schreven dus dat Servaas Tak in de jaren
1841 en volgende „Steenhove" in eigendom ver
kreeg.
Nadat eerst zijn vrouw en later hijzelf was over
leden, kwamen als erfgenamen van de bezittingen
in aanmerking zijn dochter Dina Antoinetta Tak
voor de helft en zijn zoon Pieter Roetert Tak voor
24 van de andere helft. Wij vonden daaromtrent
een akte van boedelscheiding van 7 juni 1883, waar
uit o.a. bleek hoe groot de nagelaten bezittingen
waren. Voor zover liggend in of bij de Soelekerke-
polder betroffen ze:
zonnewijzer boven -de mendeuren.
de hofstede „Steenhove" groot 105.51.13 ha
een herenhuis met erf en tuin 0.14.75
een watergang, de Sluiskreek 1.58.80
5 arbeiderswoningen in de polder 0.29.80
een perceêl bouwland 2.00.40
een woonhuis met schaapskooi en erf 0.50.60
grond waarop sluiswachterswoning 0.08.30
percelen bouwland, samen 20.26.00
diverse gedeelten zeedijk
schorren, slikken en water voor de
Spieringpolder 94.47.60
schorren voor de Soelekerkepolder 6.08.90
Verder behoorden nog tot het bezit een hofstede
en landerijen in de Willemspolder ter grootte van
32.95.20 ha en enkele huizen op Geerdijks grond
gebied.
Dina Antoinetta Tak verkreeg al deze bezittingen
in de Soelekerkepolder, met dien verstande dat de
helft der schorren voor de Spieringpolder aan haar
werd toegewezen.
Volgens een akte van 1906 werden daaraan door
koop nog eens toegevoegd 201 ha schorren water
en dijk in het zelfde gebied.
Toen zij op 1 maart 1924, als weduwe van de heer
Jacobus de Kanter, overleed, waren haar enige
erfgenamen:
haar dochter mevr. Joanna Alida de Kanter, echt
genote van W. N. F. Sibn*acher Zijnen en drte
kinderen van haar vooroverleden dochter, n.L
de heer Carel Claudius van Essen,
mej. Antoinette Christine van Essen,
mej. Hanna van Essen.
Het totale onroerend goed in de Soelekerkepolder
dat toen aan deze 4 erfgenamen toeviel was niet
gering, n.l. 328.07.90 ha bestaande uit:
„een bouwmanswoning, opzichters- en arbeiders
woningen, landbouwschuren, veestallen met erven
en daarbij gelegen percelen bouwland, weiland,
tuin, water en diverse percelen dijk, schor en zee,
benevens een weegbrug en twee lichttorens, alles
staande en gelegen in de Soelekerkepolder, ge
meente Wissenkerke."
Daarvan verkreeg de dochter Joanna Alida de
helft en de drie kleinkinderen ieder een zesde deeL
Nadien vonden klaarblijkelijk onder de familie
leden nog wel transacties ten aanzien van de eigen
dom plaats en toen op 26 september 1957 „Steen
hove" werd verkocht betrof dat de hoeve met in
totaal ca. 111 ha gronden. Eigenares werd de
Nationale Levensverzekering Bank N. V. te Rotter
dam.
Zij verkreeg de eigendom van de dames Antoi
nette Christine van Essen en Hanna van Essen
(wed. van J. D. Rutgers van der Loeff). die s^nen
een derde deel hadden geërfd, welk bezit in 1931
nog was afgerond doordat zij van hun tante Joanna
Alida de Kanter een deel der bezittingen hadden
overgenomen voor een bedrag van ƒ141.000,
Meer dan 100 jaar was „Steenhove" eigendom
van de familie Tak en Erven en ondanks de moei
lijke oorlogsjaren kon het eeuwfeest in 1942 ge
vierd worden, hetgeen door de omstandigheden op
niet-Zeeuwse bodem moest plaats vinden. Men
kwam daartoe te Tilburg bijeen.
DE PACHTERS
Deze, de heren J. H. en M. C. Zuidweg, memo
reerden dit feit nog in een gesprek dat we onlangs
hadden. Zij zijn pachters ieder voor de helft en
voor eigen rekening van „Steenhove" sedert 1934
en 1936, daarvoor vanaf 1924 was dat hun vader.
Diens voorgangers waren de Marissen, n.l. M.
en G. Maris voor de ene helft en C„" J. en L. Maris
voor de andere helft. De eerste pachter heette
Geluk en zijn pachtperiode moet hebben aange
sloten bij de tijd, dat Servaas Tak vanuit zijn
herenhuis het bedrijf zelf leidde.
BESLUIT
Dit was dan zo het een en ander
over „Steenhove", een niet zo oud
boerenbedrijf, maar toch wel een
hoeve met allure, die na de indij
king van de polder daar een domi
nerende plaats heeft ingenomen. Het
feit dat in de pre-mechanische tijd
ongeveer 100 mensen op en om de
hoeve woonden en daar h'dn bestaan
vonden toen er een 20-tal paarden
de trekkracht voor het bedrijf
vormden, is tekenend voor de be
langrijkheid van „Steenhove" in de
vorige eeuw in deze uithoek van
Noord-Beveland. -
Dank zij de medewerking van
huidige eigenaars en pachters, ge
meentelijke en andere instanties
(o.a. het Waterschap Noord-Beve
land) kon dit beknopt historisch
overzicht tot stand komen. Voor
enkele gegevens de Soelekerke-pol
der betreffend maakten we dank
baar gebruik van het boek „Tussen
afsluitdammen en Deltadijken"
Noord-Beveland van M. P. de
Bruin en M. H. Wïlderom.
Goes, april 1964 W. E. P. VAN YSSELDIJK.
De oude