E. E.G.-Raad van Ministers
Geen beslissing over gemeenschappelijk graanprijspeil;
evenmin definitieve Duitse afwijzing
Nederlandse graanprijzen kunnen niet voor tweede helft
van mei worden verwacht
ACTIEF MARKT- EN PRIJSBELEID
GEEN BESLISSING
OVER GEMEENSCHAPPELIJK
GRAANPRIJSPEIL
$5 Wist V dat....?
Dl
Hl
VRIJDAG 24 APRIL 1964
391^
QNDANKS het klemmende verband van een gemeenschappelijk E. E. G.-standpunt over de graanprij
zen met de komende onderhandelingen in het kader van de Algemene (Wereld) Overeenkomst in-
zrke Handel en Tarieven, de zgn. Kennedy-ronde, is de Ministerraad van de Europese Economische
Gemeenschap in de zitting van dinsdag 14 april 1964 bij de behandeling van het vraagstuk der Euro
pese graanprijzen niet gekomen tot een beslissing. De voortzetting van het debat is opgeschort tot de
volgende vergadering van 29 en 30 april a.s. Het is echter evenmin gekomen tot een definitieve, vol
ledige, afwijzing door de "Duitse Bondsrepubliek van het plan-Mansholt, hoezeer de lid-staten besef
ten, dat in ieder geval van gemeenschappelijke graanprijzen, voor 1964/1965 door Duits verzet niets kan
komen.
AANMOEDIGING VAN DE RUNDVLEES-
PRODUKTIE
INDIEN NODIG: TUSSENKOMST OP DE MARKT
DE tegenwoordige internationale rundvlees
markt, ook de Nederlandse markt, wordt ge
kenmerkt door een Llein aanbod van vlees en een
hoog prijspeil, wat het gevolg is van de toename
van de consumptie en de daarbij achterblijvende
ontwikkeling van de vleesproduktie. Naar de
Minister van Landbouw en Visserij mededeelt,
heeft de Regering daarom besloten tot een rund
vleesbeleid, dat bedoelt de produktie van rund
vlees in ons land aan te moedigen. Minister Bies
heuvel heeft daartoe de Nederlandse oriën
tatieprijs voor de producent van slachtrunde-
ren voor de periode 1964/1965 vastgesteld op
199,(220 DM) per 100 kg levend gewicht. Dat
Is het gemiddelde van de toegestane minimum-
en maximumprijzen van de Europese Economische
Gemeenschap: 205 DM 185,en 235 DM
(ƒ213,Het Landbouwschap had een oriëntatie
prijs gevraagd van ƒ204,(225 DM). Voor de
slachtkalveren is de oriëntatieprijs vastgesteld op
ƒ285,(315 DM) per 100 kg levend gewicht.
Daar de binnenlandse marktprijzen momenteel
ongeveer vijftien procent boven de onder de
werking van de E. E. G.-rundvleesverordening
voor de eerste maal vastgestelde Nederlandse
oriëntatieprijzen liggen, hebben de nieuwe prijzen
geen invloed op het thans geldende prijspeil. Deze
situatie zal door het krappe aanbod nog geruime
tijd aanhouden, zodat de werkelijke betekenis van
de nieuwe prijzen ligt in de toekomstige prijsont
wikkeling voor slachtvee.
STEUN AAN DE MARKT
DEHALVE de oriëntatieprijs heeft de Minister
van Landbouw en Visserij tevens een i n -
terventieprijs voor slachtrunderen vastge
steld, n.l. 185,(205 DM) per 100 kg levend ge
wicht. Deze prijs is afgeleid van de oriëntatieprijs
en komt overeen met het door de E. E. G. gestelde
minimum. Zo goed als de oriëntatieprijs het tijd
stip bepaalt, waarop ter instandhouding van het
binnenlandse prijspeil de invoer van rund- en
kalfsvlees uit derde landen met een heffing kan
worden belast, zo goed geeft de interventieprijs
voor runderen het moment aan, waarop mag wor
den begonnen met maatregelen ter ondersteuning
van de markt. Bovendien bepaalt de interventie
prijs de mate, waarin, gedurende de overgangs
periode, in het onderlinge verkeer der E. E. G.-
landen naast de douane-tarieven aanvullende hef
fingen mogen worden toegepast.
Op deze wijze zal zo nodig steun aan de prijs
vorming op de markt worden verleend, wat
mede gelet op de teruggang van de rundveestapel
sedert 1962 met 8,5 procent bijzonder gewenst
is om de veehouder vertrouwen te geven in de
prijsontwikkeling op langere termijn.
Bij de uitwerking van het nieuwe rundvleesbe
leid is tevens gestreefd naar de totstandkoming
van een vrij handelsverkeer in rundvlees in de
Benelux. Daarom ligt de Nederlandse oriëntatie
prijs voor runderen ongeveer op het Belgische
niveau (224 DM ƒ203,—).
NEDERLANDSE GRAANPRIJZEN KUNNEN
NIET VOOR DE TWEEDE HELFT VAN MEI
WORDEN VERWACHT.
ANDANKS het klemmende verband van een ge-
meenschappelijk E. E. G.-standpunt over de
graanprijzen met de komende onderhandelingen in
het kader van de Algemene (Wereld) Overeen
komst inzake Handel en Tarieven, de z.g. Ken
nedy-ronde is de Ministerrraad van de Europese
Economische Gemeenschap in de zitting van dins
dag 14 april 1964 bij de behandeling van het vraag
stuk der Europese graanprijzen niet gekomen tot
een beslissing. De voortzetting van het debat is
opgeschort tot de volgende vergadering van 29
en 30 april a.s. Het is echter evenmin gekomen
tot een definitieve, volledige, afwijzing door de
Duitse Bondsrepubliek van het plan-Mansholt,
hoezeer de lid-staten beseffen, dat in ieder geval
van gemeenschappelijke graanprijzen voor 1964/65
door Duits verzet niets kan komen.
NEDERLANDSE GRAANPRIJZEN
]UU de vraag: Indien dit jaar geen uitvoering
van het plan-Mansholt tot stand komt, wat
dan wel niet is beantwoord, is de vraag
actueel: Wat zal de verdere behandeling van de
graanprijzen in de Raad van Ministers op 29/30
april a.s. brengen? Waarbij dan tevens bedacht
moet worden, dat bij de eindbeslissing ook de
Ministers van Buitenlandse Zaken c.s. nog een
woordje moeten meespreken, waardoor pas op 8
mei a.s. de gelegenheid zal bestaan. Het is duide
lijk, dat onder deze omstandigheden de door de
E. E. G.-besprekingen vertraagde vaststelling der
Nederlandse prijzen niet vóór de tweede helft
van mei kan worden verwacht, al zal het voorbe
reidende overleg tussen de Minister van Landbouw
en het Landbouwschap voortgang vinden.
WANNEER DAN WEL?
AE Duitse Minister van Landbouw liet wel min
of meer blijken, dat het principe van ver
vroegde invoering van gemeenschappelijke graan
prijzen niet verworpen wordt, maar het tijdstip van
invoering van het gemeenschappelijk prijspeil en
de hoogte der prijzen bleven in de nevelen van de
politiek der Bondsregering. Duitsland wil nog
steeds nadere bestudering van de eventuele gevol
gen van een aanvaarding van het plan der Euro
pese Commissie en stelt een beslissing-in-beginsel
tegen de herfst van dit jaar in het vooruitzicht.
Als een soort fundament voor praktisch handelen
zou dan thans een aanvang kunnen worden ge
maakt door de prijzen voor 1964/1965 vast te stel
len, maar ook bij deze gedachte bleek niets om
trent enigerlei begin van prijstoenadering, waar
toe het dit jaar, ongeacht het plan-Mansholt, reeds
diende te komen. Duitsland zal voor 1964/1965 zijn
bestaande hoge nationale prijzen handhaven, doch
dat is dan ook wel het vanzelfsprekende uiterste
minimum, dat de partners van de Bondsrepubliek
mogen verwachten.
DISCUSSIE ONTSIERD
AE houding van Duitsland werd in het debat
naar Nederlandse opvattingen lelijk ontsierd
door een geheel nieuw, onverwacht, element, dat
wel paste in de conceptie van de delegatie der
Bondsrepubliek van de verdere behandeling van
het vraagstuk der graanprijzen namelijk: uit
stel van invoering van het gemeenschappelijk
graanprijspeil maar, zoals de Nederlandse Mi
nister van Landbouw volstrekt duidelijk maakte,
niet meer en niet minder dan een aantasting van
de door het Verdrag van Rome gestelde regelen
voor de overgangsperiode in de totstandkoming
van de Europese Economische Gemeenschap, zou
betekenen. Zoals men kan weten zal de besluitvor
ming in de Raad van Ministers na 1 januari 1966
tot stand komen met gekwalificeerde meerderheid
van stemmen, zodat unanimiteit dan niet langer
vereist is en de mogelijkheid van een veto van één
verdragspartner wordt uitgeschakeld. Minister
Schwarz nu, wilde de unanimiteit der besluitvor
ming na 1 januari 1966 handhaven, voor de beslui
ten van de Raad over de gemeenschappelijke
graanprijzen. Minister Biesheuvel noemde dat een
politiek bedenkelijke zaak en maakte ernstig be
zwaar tegen de Duitse gedachtegang. De delegatie
van de Bondsregering zag het allemaal niet zo ern
stig in: het was slechts voor een uitzonderings
geval, de gemeenschappelijke graanprijzen, be
doeld! Wat dan wel een miskenning van de prin
cipiële betekenis en van de politieke gevaren is,
die uit een dergelijke handelwijze kunnen voort
komen, aldus Minister Biesheuvel, die de voldoe
ning smaakte, dat de Raad van Ministers geen
steun verleende aan het Duitse idee, dat gerust
stellend weinig levenskracht blijkt te bezitten.
NEDERLANDSE GRAANPRIJZEN
JUU de vraag: Indien dit jaar geen uitvoering
van het plan-Mansholt tot stand komt, wat
dan wel? niet is beantwoord, is de vraag ac
tueel: wat zal de verdere behandeling van de
graanprijzen in de Raad van Ministers op 29/30
april a.s. brengen? Waarbij dan tevens bedacht
moet worden, dat bij de eindbeslissing ook de Mi
nisters van Buitenlandse Zaken c.s. nog een woord
je moeten meespreken, waardoor pas op 8 mei a.3.
de gelegenheid zal bestaan. Het is duidelijk, dat
onder deze omstandigheden de door de E. E. G.-
besprekingen vertraagde vaststelling der Neder
landse prijzen niet vóór de tweede helft van mei
kan worden verwacht, al zal het voorbereidende
overleg tussen de Minister van Landbouw en het
Landbouwschap voortgang vinden.
)E boekhouding reeds vanaf zeer oude tijden beoefend is? Reeds in de beroemde wetgeving van
Hamurabi, die ongeveer 2.000 jaar vóór de aanvang van onze Christelijke jaartelling leefde,
treffen we er sporen van aan.
Meermalen blijkt de doelstelling geweest te zijn om het innen van belasting te vergemakkelijken,
maar er zijn ook aanwijzingen dat men heeft geprobeerd met behulp van de boekhoudgegevens een
beter inzicht te krijgen inzake vermogenspositie en winst. Ook hier is er dus niet veel nieuws onder
de zon.
Geen wonder dat in onze moderne tijd de boekhouding als spiegel van het bedrijf en het bedrijfs-
gebeuren een steeds grotere rol gaat spelen. Ook in de agrarische sector. Land- en tuinbouwers zijn
over het algemeen zeer wel doordrongen van noodzaak en nut van een goede boekhouding.
Wat wel enige verwondering wekt is het feit dat het nut van de boekhouding voor de bedrijfsvoe
ring nog lang niet voldoende is doorgedrongen.
TET aantal land- en tuinbouwers dat nog steeds meent dat men alleen voor de fiscus boek moet
- houden is nog veel te groot.
Voor de fiscus gaat het om de juiste totale winst volgens fiscale winstbegrippen. Stellig is dit zeer
belangrijk, ook voor niet-fiscale doelstellingen, maar we zijn er daarmee niet.
Winstbepaling is zeer belangrijk, maar winstanalyse, het ontleden van de winst in onderdelen, is
minstens zo belangrijk.
Als alle geldsbedragen juist zijn verantwoord en alle voorraden juist zijn gewaardeerd, kan men de
juiste totaalwinst berekenen, maar men kan dan nog niet de juiste gang van zaken in zijn bedrijf na
gaan. Om te beginnen moet men dan over de juiste hoeveelheden beschikken, zowel van geoogste pro-
dukten in totaal, als van verkochte en in eigen bedrijf en voor privé aangewende produkten. Het resul
taat moet in onderdelen worden bekeken.
Al deze gegevens moet en kan een goede bedrijfseconomische boekhouding verschaffen en men kan
die maar niet op goed gevoel of goed geluk vaststellen.
L1 EN andere zijde van het geval betreft investering en financiering. Of het in een bepaald geval
verantwoord is om een bepaalde investering te doen, moet worden bezien vanuit een oogpunt
van de rentabiliteit van het bedrijf en de betrokken investering, maar ook de liquiditeit speelt vaak
een rol.
Kopen is vrij eenvoudig, maar betalen eist geldmiddelen en we kunnen de financiële positie van
een agrarisch bedrijf niet bepalen door kas en banksaldi op te nemen. Regeren is vooruitzien, we moe
ten ook nagaan welke middelen we in de naaste toekomst zullen hebben en hoe groot onze middelen
behoefte zal zijn.
Een bedrijfs-economische boekhouding is zeer noodzakelijk.
MEIJERS.